Maranathakerk, Nieuwleusen.   zondag 26 september 2004

ds. Ph. van Wijk

Orde van dienst 1

 

Welkom en mededelingen   / Stil Gebed

Bemoediging en groet

Drempelgebed

Zondagspsalm: Psalm 86 : 4

Kyriegebed en Gloria: Psalm 118 : 1,10

Leefregels

Gebed om de Heilige Geest

Schriftlezing I: 1 Koningen 18 : 1-19

Lied: Psalm 119 : 19

Schriftlezing II: Lucas 16 : 19 - 31

Lied (of acclamatie): U komt de lof toe

Verkondiging

Lied: Gezang 284

Dankgebed en voorbeden

Inzameling van gaven  en slotlied: Gez. 350

Heenzending en zegen.

 

Zusters en broeders,

 

Gaat u naar de hel of gaat u naar de hemel? Bent u een mens van de hel of een mens van de hemel? Dat is de vraag uit de gelijkenis van vanmorgen.

Ik begin niet met Elia en Achab, maar met die gelijkenis.

Dat komt omdat ik de laatste tijd vaak aan die gelijkenis heb moeten denken.

Zijn wij niet collectief, met elkaar,  de rijke man?

Die rijke man leefde een voor ons zeer herkenbaar leven. Het leven betekende voor hem zoveel mogelijk genieten. Mooie kleren. Eten, drinken, feesten. Uitgaan en consumeren.

Eigenlijk onze levensfilosofie.

Ik ben geen kniesoor. Geniet van onze welvaart. Maar toch knaagt er soms iets aan je.

Je ziet de beelden van Haïti. Een van de armste landen van de wereld. Tropische cycloon Jeanne. Meer dan duizend doden al. Besmettelijke ziekten breken uit. Lijken worden met een vrachtwagen in een massagraf gedumpt.

Hulpgoederen zijn onderweg maar ontoereikend.

 

Dat is Lazarus die dagelijks bij ons voorportaal wordt neergelegd. Wat zeg ik? Al die duizenden Lazarussen worden elke dag bij ons in de kamer neergelegd. Voor onze ogen.

En we kijken er naar. Een paar minuten later laten we ons het hoofd gek maken met de verleiding van het rijke leven. Reclame.

We mopperen als de economie het niet goed doet. We wilden nog zo graag een stukje zwitserlevengevoel na het werkzame leven hebben.

En natuurlijk. Een paar restjes van wat wij niet meer gebruiken kunnen, of een laatste fooitje kan er nog wel vanaf. Voor een goed doel. Voor die arme kindertjes.

 

U protesteert. U zegt: ja maar dominee, is dat wel helemaal fair als u nu die Lazarus bij ons in huis denkt te kunnen leggen? En ons afschildert als die rijke man?

Ja, ik snap het wel. U had die rijke man met iemand anders geïdentificeerd. De toplaag van rijken in onze samenleving.

En bovendien had u al lang bedacht dat die rijke man uit de gelijkenis wel in staat was om die arme tobber in zijn voorportaal gewoon een fatsoenlijk bestaan te geven. Daar was hij te beroerd voor. Maar wij kunnen er gewoon niets aan doen.

En zo houden we ons de boodschap van het lijf.

 

Maar ik geloof dat wij er veel meer aan zouden kunnen doen, als we niet allemaal als egoïstische mensen bezig zouden zijn om dat fijne leven van onszelf met zoveel mogelijk leuke dingen te behangen.

De ongelijke verdeling in onze wereld wordt elke dag mede in stand gehouden door ons consumentengedrag en belangen. Wij beschermen ons tegen geïmporteerde rietsuiker, zodat onze eigen suikerbietentelers goedkoper kunnen blijven produceren. En dat heeft alles te maken met de prijs van de kilo suiker in de winkel. En onze bereidheid (of liever gebrek daaraan) daarvoor een prijs te betalen die ook de man in de derde wereld een leven zou verschaffen. Want als ik meer moet betalen voor de suiker, kan ik minder dingen kopen die ik graag zou willen hebben, en die een ander ook heeft.

Alleen horen we die verhalen liever niet.

 

Die rijke man sloeg zijn ogen op in de pijn van de hel. Immense dorst. Ja natuurlijk. Dat is alleen maar het verlengstuk van een leven waarin je de naaste niet meer ziet. Waarin geen barmhartigheid meer aanwezig is. Een egoïstisch leven. Eigenlijk is dat al de hel. Helemaal teruggeworpen worden op jezelf. Geen liefde meer kennen. Precies wat die man in zijn leven al had gedaan. Leven in de hel. Want hij kende daar kennelijk ook al geen liefde en barmhartigheid. Alleen was het gecamoufleerd met die leuke dingen. Kleren, feest en eten.

Nu was die camouflage weg, en kwam de intense pijn van het egoïsme bloot te liggen. Dorst naar liefde. Zo gaat dat als je je hart toesluit voor ware barmhartigheid en naastenliefde.

 

Maar Lazarus was in de schoot van Abraham. Exact de uitdrukking voor de hemel.

Barmhartigheid.

Abraham, de vader van een volk waar het anders zou toegaan.

Niet meer leven voor jezelf. Niet meer leven voor je eigen begeerten. Maar leven in barmhartigheid en ontferming.

In de schoot van Abraham verkeren betekent dat je gedragen wordt door onbaatzuchtige en ware liefde. Er is een gemeenschap, een volk om je heen, waarin de liefde zonder jaloezie en zonder begeerte en zonder op jezelf gerichte bedoelingen bloeien mag. Waar je werkelijk met de meest intense vreugde kind van God en broeder en zuster mag zijn. Ware humaniteit. Waar menselijk leven.

Dat had God bedoeld met het volk Israël. Zo moesten ze een koninkrijk van priesters zijn. Leven in barmhartigheid.

Maar van die roeping was kennelijk niet alles terecht gekomen.

 

En ik vraag mij af, gemeente, of wij niet het grote gevaar lopen net zo in de richting van de hel te leven als die rijke man dat deed. Dat je er op een dag achterkomt dat je eigenlijk heel je leven in dienst gesteld hebt van je begeerten en niet van de barmhartigheid. Zijn wij niet collectief maar ook ieder afzonderlijk schuldig aan het feit dat er zoveel Lazarussen aan onze poort liggen? Dat de wereld zo schrijnend is verdeeld in gelukkigen en ellendigen. De helft van de wereldbevolking heeft honger. Wij kunnen de wereld niet zomaar veranderen. Ik ben geen linkse idealist. Maar tegelijk moeten we weten dat motor van de welvaart, die tegelijk motor is van die ongelijkheid, ook in mijzelf tracht te heersen. Begeerte, begeerte, begeerte.

 

 

En met dat alles zijn we ook niet zo ver af van dat verhaal uit het Oude Testament, dat we vanmorgen naar het rooster ook gelezen hebben, en dat aan de kinderen verteld wordt.

Van Achab, die de kring van zijn eigen leventje zo dichttrekt, dat hij wel bezorgd is voor zijn beesten, zijn paarden: dat zijn de militaire voertuigen, en zijn muilezels, dat zijn de voertuigen voor de rijken. Daar zoekt hij gras voor. Hij, de Baäldienaar. Van alles wordt er opgeofferd om het eigen leven in stand te houden. Dat is baaldienst. En dan is het geen wonder dat je daaraan de samenleving, waar je eigenlijk koning van bent, opoffert. Dat je je paarden en je muilezels eerder water gunt dan je mensen. Het lijkt wel een beetje op onze situatie. Moet je de reclame van Sheba kattenvoer zien nadat je het journaal hebt gekeken, waar je mensen hebt zien creperen.

En letterlijk waren er in de Baälcultus soms mensenoffers. Kinderoffers.

Bovendien werden er gewoon profeten uitgemoord.

En dan is er nog zo’n vreselijke dwarsligger, die de hoofdschuldige is van alle ellende die op dit moment het land teistert. Elia.

Zo gaat dat.

Als mensen onrustig worden gemaakt en in hun geweten aangesproken, zoals Achab door Elia was gedaan, dan gaat er al gauw iets werken als het aanwijzen van een schuldige. Een soort tegengewicht tegen je geweten is dat.

En zo gaat dat ook als er dingen minder goed gaan in een samenleving. Dan moet er altijd iemand de schuld hebben. Iemand moet de zondebok zijn.

Het kabinet is de schuldige van het feit dat het met de economie niet zo goed gaat. Van het feit dat ik niet met de Vut kan. Of iets minder te besteden heb. Balkenende, ik denk een prima premier, die volgens deskundigen uitstekend werk verricht, is nog maar bij 10 % van de bevolking een goede minister president. En zo is er altijd iemand op wie we onze frustraties en ons slechte geweten kunnen afwentelen.

Het is de schuld van Elia, dat het land kapot gaat van de droogte. En Achab zoekt hem overal om die notoire dwarsligger op te ruimen.

 

Elia treedt met de moed van geloof naar voren om de wanverhoudingen en wantoestanden aan de orde te stellen. Om de ware schuldige aan te wijzen van de ellende in het land. Achab, niet ik ben schuldig, maar jij. Je moet maar het lef hebben!

Dat was niet zozeer bluf, maar geloofskracht. Elia gaat in de Geest van God het gevecht aan met de geest van leugen die heerst onder het regime van Achab, en die alles in een kwaad daglicht zet wat goed is, en verhult wat kwaad is.

 

Zo deed Jezus dat ook, als de ware profeet. Als Jezus deze gelijkenis vertelt van de rijke man en de arme Lazarus, dan stelt Jezus het verworden klimaat van Israël in zijn dagen aan de orde. Dan raakt Hij daarmee de leiders van het volk, maar ook veel van de gewone mensen van het volk tot in hun ziel. Want bij al hun religieuze ernst verzaken ze het diepste van de opdracht die God Israël heeft gegeven:

Hij wil barmhartigheid. Er zal geen bedelaar zijn. Een volk van diakenen zullen ze zijn.

 

In beide verhalen van vanmorgen wordt er geleefd op kosten van een ander. Een ander uitsluiten. Een ander als schuldige aanwijzen. Een ander uitbuiten. Een ander verachten.

En we vinden het misschien moeilijk om onszelf te identificeren met iemand als Achab of die rijke man. Maar verbergen we achter onze christelijke braafheid niet dezelfde grondtrekjes?

 

Maar de Thora, de Wet en de profeten: zij hebben de weg al gewezen naar een ander bestaan. Naar het Rijk van God.

Daarin wordt niet geleefd op kosten van een ander. Een bestaan waarin de ander in onze barmhartigheid een ware plek krijgt. Een bestaan waarin we de naaste liefhebben als onszelf. Een bestaan waarin geen armen voorkomen, omdat ze delen in de rijkdom van anderen. Waar geen bedelaars zijn.

En als Jezus de Wet gaat vervullen dan gaat Hij laten zien dat je ook niet kunt leven met het aanwijzen van een zondebok. Hij gaat aanwijzen dat wij eigenlijk altijd leven bij de gedachte dat de schuld bij een ander ligt.

 

En dat doet Hij door zelf de zondebok te worden. Iedereen gaat Hem uitwerpen. Hij is schuldig. Dood met Hem. Juist daarmee ontmaskert hij eigenlijk hoe wij werken en leven.

En dat doet Hij net als Elia. Onverschrokken gaat Hij de vijand tegemoet. Zegt onomwonden dat Hij onschuldig is. Maar dat zij schuldig  zijn. U weet wat het gevolg is geweest. Het zondebokmechanisme is gaan razen. Is uitgeraasd. Want Jezus was onschuldig. Heeft dat tot in de dood volgehouden.

 

Daarom, als je met Jezus leeft, dan gaan je ogen er voor open dat je inderdaad vaak leeft ten koste van een ander. Maar je leert ook om de ander met nieuwe ogen te zien. Je leert weer los te komen van je begeerten. Je leert telkens opnieuw iets van barmhartigheid. Je leert telkens opnieuw ware liefde. Je schuift je eigen zwakten en schulden niet meer af op een zondebok. Omdat de genade van Jezus ons leven verandert.

Laten we leven in de genade en de Geest van Jezus. Daartoe zijn we geroepen. Dat is ons gegeven.

Niet meer leven in de richting van de hel, omdat we de ander uit ons hart sluiten of tot zondebok maken. Maar leven in de richting van de hemel.

Amen.