Nieuwleusen, Grote Kerk, zondag 21 maart 2004

Predikant: ds. Ph. van Wijk

Orde van dienst 1

 

Mededelingen

 

Moment van gedachtenis bij het overlijden van prinses Juliana

Gemeente, gisteren werden we, voor ons als buitenstaanders, onverwacht geconfronteerd met het heengaan van prinses Juliana. Voor de meesten van ons klinkt het eigenlijk vertrouwder om te zeggen: koningin Juliana.

Ongetwijfeld hebt u gisteren beelden gezien. Herinneringen in overvloed zijn al voor ons opgehaald.

Deze warme moeder van het vaderland, met een bijzondere persoonlijkheid heeft voor velen van ons een grote betekenis.

Als wij haar hier in de kerk gedenken, dan doen wij dat vanuit onze verbondenheid met het hele huis van Oranje, dat veel voor de religie en de kerk in Nederland heeft betekend. Daarin heeft ook koningin Juliana haar eigen rol gespeeld. Op haar eigen karakteristieke wijze. Onconventioneel. Hier en daar misschien soms onnavolgbaar. Maar altijd met die betrokkenheid die haar eigen was.

In dagen als deze beseffen we meer dan anders dat we als volk in het koningshuis een samenbindende en stabiliserende instantie hebben. Op niet geringe wijze heeft koningin Juliana daar ook gestalte aan gegeven. We zijn daar God dankbaar voor. Zoals Hij een moeder geeft aan een gezin, zo gaf Hij in koningin Juliana een moeder aan de natie.

Onze gedachten gaan uit naar prins Bernhard. En naar onze koningin met haar zussen. Naar de kleinkinderen van het prinselijk paar. Veel is er in de laatste jaren over het koninklijk huis heen gekomen dat pijnlijk en verdrietig was. Opnieuw is er verdriet, hoewel er ongetwijfeld het besef zal zijn dat de oude koningin een gezegende leeftijd mocht bereiken.

Wij hopen dat ze zich allen gesterkt mogen weten door God, die in Jezus sterker is gebleken dan de dood. Dat ze in Hem de kracht vinden in deze dagen van rouw, straks op de dag van bijzetting in het graf, en in de toekomst die Hij ons geeft. Hij is niet een God van doden maar van levenden.

Laten wij onze prinses Juliana nu in stilte gedenken, en daarna de twee bekende coupletten van het Wilhelmus zingen.

 

 

Veertigdagenproject met lied

Stil gebed

Bemoediging en groet

Drempelgebed

Psalm van de zondag: Psalm 122 : 1,3

Smeekgebed, Kyrie: Gezang 175 : 4 beginnend en eindigend met kyrie-refrein

Gebed om de Heilige Geest

Schriftlezing:  Lucas 15 : 11-32     Acclamatie:  U komt de lof toe

Verkondiging

Lied: Gezang 313 : 2,3,6

Gebeden

Collecten

Slotlied: Gezang 305

Heenzending en zegen.

 

 

Zusters en broeders, beste jongens en meisjes,

 

Wat denk je: zou jouw vader dat doen? Stel je voor. Je bent nu een jaar of tien, elf. Over tien jaar. Je denkt: dat is allemaal mooi dat mijn vader en moeder een huis hebben, of geld op de bank hebben staan. Maar ik heb daar nu niks aan. En ik wil het gewoon hebben. Als ik straks zestig ben, en ik erf het dan nog een keer, dan heb ik er ook niet veel meer aan. Nu wil ik het hebben.

Zou jouw vader dat doen? Zou ik dat doen? Mijn kinderen zijn zo’n beetje volwassen. Gaan hun eigen leven leiden. Stel je voor dat één van mijn kinderen dat tegen mij zou zeggen.

Weet je wat dat eigenlijk betekent?

Dat ze dan tegen me zeggen: pa, voor mij ben je eigenlijk al een beetje verleden tijd. Voor mij ben je al een beetje dood. Ik vind jou volstrekt onbelangrijk geworden. En ‘thuis’ zegt me niets meer. Geef me mijn erfenis maar.

Dacht je dat ik dat zou doen? Zou jouw vader dat doen?

Ik denk dat ik misschien wel boos zou worden.

Dat ik misschien wel naar de notaris zou gaan en een testament laten maken, waarin dat kind dat dat aan mij vroeg een heel stuk minder zou laten erven dan mijn andere kinderen.

 

Maar deze vader van het verhaal doet het.

Hij verdeelt de boel, en geeft die jongste van die twee het deel dat hij later eigenlijk zou krijgen.

En die jongen verkoopt met een paar dagen alles en vertrekt, en doet inderdaad alsof zijn vader zo’n beetje al dood is. Hij wil gewoon lekker vrij leven.

 

En die vader weet wel dat die jongen het daar eigenlijk voor doet. Puur egoïstisch.

En toch doet die vader het.

 

Die vader in het verhaal is een beeld voor wie God is.

Dat is toch wel geweldig. Dat we zo’n God hebben. Een God die zo ruim van hart is. Zelfs als we eigenlijk tegen Hem schoppen, dan wordt Hij niet driftig en boos.

Natuurlijk doet het Hem pijn als wij als mensen niet meer zien dat Hij werkelijk onze God en Vader is.

Natuurlijk doet het Hem pijn als wij wegen gaan, waarvan Hij van tevoren weet dat ze niet erg heilzaam zijn.

Zeker doet het Hem pijn als Hij ziet dat wij vast raken in de keuzes die we maken.

Maar nergens dwingt Hij ons.

Sterker: Hij doet niet uit boosheid voor altijd de deur dicht, maar Hij wacht.

Wij zeggen vaak dat het de gelijkenis van de verloren zoon is.

Maar eigenlijk is het de gelijkenis van de wachtende Vader.

Het is waar, wij houden vaak ook wel zoveel van onze kinderen, dat we soms heel wat over onze kant laten gaan, om het contact niet te verspelen. Maar het is ook zo, dat we nogal eens ongeduldig opgesloten raken in onze boosheid. Zouden wij niet diep beledigd zijn, als onze kinderen ons eigenlijk dood verklaren, en niets meer van ons willen weten? Keihard afscheid nemen. Nooit meer wat van zich laten horen?

Verbitterd zouden we daar van  kunnen worden. Hoewel we ook iets van die vader begrijpen.

 

God wacht. Blijft open voor ons. Ook als God langzaam dood gegaan is in ons leven, en als we denken dat je alleen maar plezier kunt hebben zonder God.

Er is iets zeer groots in God. Veel groter en barmhartiger dan wij denken.

 

Er zijn heel wat mensen die niet zoveel in God meer zien. Opgesloten in hun eigen wereldje.

Wat een vreselijk verkeerd beeld van God vaak.

God is een last.

Het is niet leuk. Het is niet prettig. Het zou eigenlijk wel moeten, iets met God hebben, maar..

Ik kijk naar de kinderen vanmorgen in de kerk. Jullie zijn tien, elf jaar. Houd je nog van God? Hopelijk wel. God is prachtig. Met God omgaan is geweldig.

 

In de huiscatechese hebben we dit jaar het Onze Vader behandeld.

Ik hoorde de verhalen van de huiscatecheten. Schrikbarend, zo weinig tieners uit de gemeente iets in God zien.

Het is waar: je moet reëel zijn. Onder de luidruchtige oppervlakte is bij een aantal van die pubers toch wel een ontvankelijkheid voor God. Voor religie. Maar bij nog veel meer is er nauwelijks meer iets over van het besef dat omgaan met God heel mooi is.

Wij zien het schrikbarend aantal jongeren dat door de pubertijd en jongvolwassenheid heen behoorlijk los van God raakt.

 

Maar laten we onszelf de vraag stellen of het niet aan ons ligt.

Die oudste broer komt pas aan het eind van de gelijkenis in beeld.

Maar die was voor die tijd, toen zijn broertje nog thuis was ook niet anders.

Want als kerkelijke gemeente en als ouders zijn we een beetje die oudste broer.

Die oudste had een zuinig beeld van zijn vader. Hij leefde in het schema van ‘voor wat hoort wat’.

Ik zie dat in de gemeente ook. Met de belijdeniscatechisanten had ik het vrijdag over het grote gebod. God liefhebben met heel je wezen. Meer dan alles en iedereen. Omdat God zo geweldig is. Maar als God zo geweldig is, waarom moeten we dan al zuchtend en steunend als kerkenraad zoeken naar mensen die Hem in het ambt willen dienen? Stel je voor dat je er wat van je hobby voor moet opgeven.

Dacht je dat kinderen en jonge mensen het niet haarfijn aanvoelen dat veel volwassenen in de gemeente het dienen van God eerder als een last dan als vreugde ervaren?

En natuurlijk generaliseer ik vreselijk, en doe ik geen recht aan hen die met vreugde de roep beantwoorden en zich ter beschikking van onze God stellen. En anderen die een gewetensvolle beslissing nemen. Maar het is toch niet gek, dat kinderen al vroeg helemaal opgaan in het plezier van de wereld, en daarbij langzaamaan of heel bewust afscheid nemen van God, als wij hen niet het prachtige besef van dat heerlijk grote van God hebben meegegeven?

 

En dan zit die jonge man daar in den vreemde. Hij denkt dat het heerlijk is om je geld uit te kunnen geven en elke dag plezier te maken. Het lijkt wel een beetje voor onze tijd geschreven.

Een lekker luxe en overdadig leventje. Dat is voor veel jongelui en ook voor veel volwassenen zo’n beetje de ultieme levensinvulling.

Maar wat in de gelijkenis zo pijnlijk bovenkomt is de leegte.  Op den duur kan niets meer verzadigen. Wordt het leven steeds leger.

Hoeveel mensen zijn niet in leegte beland? Diep in hun hart weten ze het wel, misschien. Maar ze zitten er in vast. Een beetje religie wordt er dan soms wel bijgehaald. Maar het blijft opgesloten in zichzelf. Ik vind het een van de diepste kenmerken van de postmoderne tijd. Leegte.

 

Maar wat een geluk, als je in die leegte tot jezelf kunt komen.

En als je een besef hebt overgehouden dat er ergens een Vader was. En een thuis was. Dat je dan de moed hebt om op pad te gaan. Dat je de moed hebt om uit je lege leven uit te breken, en dat je de moed hebt om kritisch op jezelf te zijn. Ik heb deze leegte aan mezelf te danken. Mijn leven is fout.

 

En wat een nog groter geluk dat de Vader dan nog veel groter is dan wij hem gedacht hadden.  Dat je binnengenodigd wordt in de grootste vreugde die je je bedenken kunt.

Dat God werkelijk niet opgehouden is je Vader te zijn.

 

Dan kom ik weer bij wie God echt is.

Geweldig. De wachtende God die niet verwijt. “Waar was je? Hoe kon je zo stom zijn? Waar is al mijn geld nu? Denk je dat je zomaar weer hier kunt gaan rondlopen? Maak eerst maar waar dat je echt hier wilt zijn?”

Nee. Dat God ons niet verwijt en binnenhaalt in een diepte van geluk, dat is niet wat wij van Hem verwacht hadden, en wat Hij wel doet.

 

En ten aanzien van die wachtende God, die verloren zonen en verloren dochters toch altijd als zonen en dochters blijft beschouwen, wil ik graag iets kwijt, gemeente, dat betrekking heeft op de kerkelijke situatie van dit moment.

 

U weet dat de kaartenbak van de Hervormde Kerk heel veel namen kent van verloren zonen en dochters. Mensen die er niet veel meer aan doen. Die amper nog weten dat ze lid van de kerk zijn. Niet meer gedoopt. Geboorteleden noemen we ze. Daarin verschilt de Hervormde Kerk van de meeste andere kerken.

Maar de Hervormde Kerk heeft bewust altijd gekozen om die mensen niet los te laten. Om ze toch te blijven zien als kinderen van de kerk en kinderen van God. Die schrijf je niet af en uit. In andere kerken zei men: als ze niet gedoopt worden, dan worden ze ook niet ingeschreven als kerklid. Dan horen ze er niet meer bij.

 

En in de loop van de jaren dat ik in de kerk werkzaam ben heb ik ze gezien: verloren zonen en dochters die terugkeerden. Die door omstandigheden van het leven een zoektocht gingen maken, en God en de kerk terugvonden. Want God wachtte altijd al op hen. En de kerk weerspiegelde dat geduld van God. Probeerde ze telkens op te zoeken. Werd talloze keren afgewezen. Maar hield het vanwege de trouw van God toch vol.

 

Op 1 mei, als wij de Protestantse Kerk in Nederland zullen zijn, dan zetten wij een streep door hun naam. Al  deze verloren en zonen en dochters zullen eigenlijk niet langer meer als kinderen van de kerk beschouwd worden. Niet langer meer lid van de kerk. Je hoort er niet meer bij.

Is dat niet een pijnlijke en slechte zaak, gemeente?

De kerk heeft met deze kerkorde naar mijn diepste overtuiging een principiële fout gemaakt. Daarmee weerspiegelt ze niet meer de houding van de vader uit de gelijkenis, die tegen de verwachting van zijn zoon in, hem altijd toch als zijn wettig kind was blijven beschouwen.

 

U weet misschien dat ik er een warm voorstander van ben om hier in Nieuwleusen ook de eenheid te zoeken met onze Gereformeerde broeders en zusters. Maar één ding zou ik als hervormde erfenis in dat huwelijk onopgeefbaar vinden: dat wij principieel de geboorteleden aandacht blijven geven, en op één of andere manier deze manier van kerk-zijn gestalte willen blijven geven. Daarover zullen we indringend moeten spreken als we tot een verloving en een huwelijk willen komen. Zonder deze gestalte van de wachtende Vader vind ik het samengaan niet goed. We doen de deuren niet dicht. We schrijven niet uit, en we schrijven niet af, tenzij de betrokken daar zelf uitdrukkelijk op staan. Want onze God schrijft zijn kinderen niet af. Ook niet als ze niets veel meer van Hem willen weten. En dan mogen wij niet als de oudste broer doen alsof wij het meeste recht in huis bij God hebben.

 

Amen.

 

 

 

Drempelgebed

Heer onze God, eeuwige en heerlijke Vader.

Met schroom zijn we in de kerk gekomen. Want hier ontmoeten wij U, en dan is het een heilige plek.

Wij zijn niet heilig. Wij maken het niet waar dat wij kinderen van U genoemd worden.

Vergeef het ons, Vader, en geef ons uw vrede, Amen.

 

Smeekgebed

Nu wij op deze plek van vrede zijn, zijn we er ons maar al te pijnlijk van bewust dat deze wereld zoveel onvrede in zich bergt. Dat voor veel mensen de wereld onherbergzaam is.

In het klein van het persoonlijk leven, waar mensen gekweld worden door gebrokenheid in relaties en door de pijn van het verlies van geliefden.

En in het groot van verhoudingen tussen volken en landen. Verhoudingen in samenlevingen. Waar mensen elkaar haten vanwege hun etnische afkomst. Waar men niet in vrede kan samenleven. In de straat of in de streek of in de staat.

En zoveel subtiel en grof geweld in deze wereld.

Wij smeken om uw erbarming. Breek door met uw genade, uw kracht, uw vrede, uw Rijk.

Zo roepen wij tot U omhoog:

 

Kyrië….