Predikant: ds. Ph. van Wijk
Orde
van dienst 1
Mededelingen
Moment
van gedachtenis bij het overlijden van prinses Juliana
Gemeente,
gisteren werden we, voor ons als buitenstaanders, onverwacht geconfronteerd met
het heengaan van prinses Juliana. Voor de meesten van ons klinkt het eigenlijk
vertrouwder om te zeggen: koningin Juliana.
Ongetwijfeld
hebt u gisteren beelden gezien. Herinneringen in overvloed zijn al voor ons
opgehaald.
Deze warme moeder van het vaderland, met een bijzondere persoonlijkheid heeft voor velen van ons een grote betekenis.
Als
wij haar hier in de kerk gedenken, dan doen wij dat vanuit onze verbondenheid
met het hele huis van Oranje, dat veel voor de religie en de kerk in Nederland
heeft betekend. Daarin heeft ook koningin Juliana haar eigen rol gespeeld. Op
haar eigen karakteristieke wijze. Onconventioneel. Hier en daar misschien soms
onnavolgbaar. Maar altijd met die betrokkenheid die haar eigen was.
In
dagen als deze beseffen we meer dan anders dat we als volk in het koningshuis
een samenbindende en stabiliserende instantie hebben. Op niet geringe wijze
heeft koningin Juliana daar ook gestalte aan gegeven. We zijn daar God dankbaar
voor. Zoals Hij een moeder geeft aan een gezin, zo gaf Hij in koningin Juliana
een moeder aan de natie.
Onze
gedachten gaan uit naar prins Bernhard. En naar onze koningin met haar zussen.
Naar de kleinkinderen van het prinselijk paar. Veel is er in de laatste jaren
over het koninklijk huis heen gekomen dat pijnlijk en verdrietig was. Opnieuw
is er verdriet, hoewel er ongetwijfeld het besef zal zijn dat de oude koningin
een gezegende leeftijd mocht bereiken.
Wij
hopen dat ze zich allen gesterkt mogen weten door God, die in Jezus sterker is
gebleken dan de dood. Dat ze in Hem de kracht vinden in deze dagen van rouw,
straks op de dag van bijzetting in het graf, en in de toekomst die Hij ons
geeft. Hij is niet een God van doden maar van levenden.
Laten
wij onze prinses Juliana nu in stilte gedenken, en daarna de twee bekende
coupletten van het Wilhelmus zingen.
Veertigdagenproject
met lied
Stil
gebed
Bemoediging
en groet
Drempelgebed
Psalm
van de zondag: Psalm 122 : 1,3
Smeekgebed,
Kyrie: Gezang 175 : 4 beginnend en eindigend met kyrie-refrein
Gebed
om de Heilige Geest
Schriftlezing: Lucas 15 : 11-32 Acclamatie: U komt
de lof toe
Verkondiging
Lied:
Gezang 313 : 2,3,6
Gebeden
Collecten
Slotlied:
Gezang 305
Heenzending
en zegen.
Zusters
en broeders, beste jongens en meisjes,
Wat
denk je: zou jouw vader dat doen? Stel je voor. Je bent nu een jaar of tien,
elf. Over tien jaar. Je denkt: dat is allemaal mooi dat mijn vader en moeder
een huis hebben, of geld op de bank hebben staan. Maar ik heb daar nu niks aan.
En ik wil het gewoon hebben. Als ik straks zestig ben, en ik erf het dan nog
een keer, dan heb ik er ook niet veel meer aan. Nu wil ik het hebben.
Zou
jouw vader dat doen? Zou ik dat doen? Mijn kinderen zijn zo’n beetje volwassen.
Gaan hun eigen leven leiden. Stel je voor dat één van mijn kinderen dat tegen
mij zou zeggen.
Weet
je wat dat eigenlijk betekent?
Dat
ze dan tegen me zeggen: pa, voor mij ben je eigenlijk al een beetje verleden
tijd. Voor mij ben je al een beetje dood. Ik vind jou volstrekt onbelangrijk
geworden. En ‘thuis’ zegt me niets meer. Geef me mijn erfenis maar.
Dacht
je dat ik dat zou doen? Zou jouw vader dat doen?
Ik
denk dat ik misschien wel boos zou worden.
Dat
ik misschien wel naar de notaris zou gaan en een testament laten maken, waarin
dat kind dat dat aan mij vroeg een heel stuk minder zou laten erven dan mijn
andere kinderen.
Maar
deze vader van het verhaal doet het.
Hij
verdeelt de boel, en geeft die jongste van die twee het deel dat hij later
eigenlijk zou krijgen.
En
die jongen verkoopt met een paar dagen alles en vertrekt, en doet inderdaad
alsof zijn vader zo’n beetje al dood is. Hij wil gewoon lekker vrij leven.
En
die vader weet wel dat die jongen het daar eigenlijk voor doet. Puur
egoïstisch.
En
toch doet die vader het.
Die
vader in het verhaal is een beeld voor wie God is.
Dat
is toch wel geweldig. Dat we zo’n God hebben. Een God die zo ruim van hart is.
Zelfs als we eigenlijk tegen Hem schoppen, dan wordt Hij niet driftig en boos.
Natuurlijk
doet het Hem pijn als wij als mensen niet meer zien dat Hij werkelijk onze God
en Vader is.
Natuurlijk
doet het Hem pijn als wij wegen gaan, waarvan Hij van tevoren weet dat ze niet
erg heilzaam zijn.
Zeker
doet het Hem pijn als Hij ziet dat wij vast raken in de keuzes die we maken.
Maar
nergens dwingt Hij ons.
Sterker:
Hij doet niet uit boosheid voor altijd de deur dicht, maar Hij wacht.
Wij
zeggen vaak dat het de gelijkenis van de verloren zoon is.
Maar
eigenlijk is het de gelijkenis van de wachtende Vader.
Het
is waar, wij houden vaak ook wel zoveel van onze kinderen, dat we soms heel wat
over onze kant laten gaan, om het contact niet te verspelen. Maar het is ook
zo, dat we nogal eens ongeduldig opgesloten raken in onze boosheid. Zouden wij
niet diep beledigd zijn, als onze kinderen ons eigenlijk dood verklaren, en
niets meer van ons willen weten? Keihard afscheid nemen. Nooit meer wat van
zich laten horen?
Verbitterd
zouden we daar van kunnen worden.
Hoewel we ook iets van die vader begrijpen.
God
wacht. Blijft open voor ons. Ook als God langzaam dood gegaan is in ons leven,
en als we denken dat je alleen maar plezier kunt hebben zonder God.
Er
is iets zeer groots in God. Veel groter en barmhartiger dan wij denken.
Er
zijn heel wat mensen die niet zoveel in God meer zien. Opgesloten in hun eigen
wereldje.
Wat
een vreselijk verkeerd beeld van God vaak.
God
is een last.
Het
is niet leuk. Het is niet prettig. Het zou eigenlijk wel moeten, iets met God
hebben, maar..
Ik
kijk naar de kinderen vanmorgen in de kerk. Jullie zijn tien, elf jaar. Houd je
nog van God? Hopelijk wel. God is prachtig. Met God omgaan is geweldig.
In
de huiscatechese hebben we dit jaar het Onze Vader behandeld.
Ik
hoorde de verhalen van de huiscatecheten. Schrikbarend, zo weinig tieners uit
de gemeente iets in God zien.
Het
is waar: je moet reëel zijn. Onder de luidruchtige oppervlakte is bij een
aantal van die pubers toch wel een ontvankelijkheid voor God. Voor religie.
Maar bij nog veel meer is er nauwelijks meer iets over van het besef dat omgaan
met God heel mooi is.
Wij
zien het schrikbarend aantal jongeren dat door de pubertijd en
jongvolwassenheid heen behoorlijk los van God raakt.
Maar
laten we onszelf de vraag stellen of het niet aan ons ligt.
Die
oudste broer komt pas aan het eind van de gelijkenis in beeld.
Maar
die was voor die tijd, toen zijn broertje nog thuis was ook niet anders.
Want
als kerkelijke gemeente en als ouders zijn we een beetje die oudste broer.
Die
oudste had een zuinig beeld van zijn vader. Hij leefde in het schema van ‘voor
wat hoort wat’.
Ik
zie dat in de gemeente ook. Met de belijdeniscatechisanten had ik het vrijdag
over het grote gebod. God liefhebben met heel je wezen. Meer dan alles en
iedereen. Omdat God zo geweldig is. Maar als God zo geweldig is, waarom moeten
we dan al zuchtend en steunend als kerkenraad zoeken naar mensen die Hem in het
ambt willen dienen? Stel je voor dat je er wat van je hobby voor moet opgeven.
Dacht
je dat kinderen en jonge mensen het niet haarfijn aanvoelen dat veel
volwassenen in de gemeente het dienen van God eerder als een last dan als
vreugde ervaren?
En
natuurlijk generaliseer ik vreselijk, en doe ik geen recht aan hen die met
vreugde de roep beantwoorden en zich ter beschikking van onze God stellen. En
anderen die een gewetensvolle beslissing nemen. Maar het is toch niet gek, dat
kinderen al vroeg helemaal opgaan in het plezier van de wereld, en daarbij
langzaamaan of heel bewust afscheid nemen van God, als wij hen niet het
prachtige besef van dat heerlijk grote van God hebben meegegeven?
En
dan zit die jonge man daar in den vreemde. Hij denkt dat het heerlijk is om je
geld uit te kunnen geven en elke dag plezier te maken. Het lijkt wel een beetje
voor onze tijd geschreven.
Een
lekker luxe en overdadig leventje. Dat is voor veel jongelui en ook voor veel
volwassenen zo’n beetje de ultieme levensinvulling.
Maar
wat in de gelijkenis zo pijnlijk bovenkomt is de leegte. Op den duur kan niets meer verzadigen. Wordt
het leven steeds leger.
Hoeveel
mensen zijn niet in leegte beland? Diep in hun hart weten ze het wel,
misschien. Maar ze zitten er in vast. Een beetje religie wordt er dan soms wel
bijgehaald. Maar het blijft opgesloten in zichzelf. Ik vind het een van de
diepste kenmerken van de postmoderne tijd. Leegte.
Maar
wat een geluk, als je in die leegte tot jezelf kunt komen.
En
als je een besef hebt overgehouden dat er ergens een Vader was. En een thuis
was. Dat je dan de moed hebt om op pad te gaan. Dat je de moed hebt om uit je
lege leven uit te breken, en dat je de moed hebt om kritisch op jezelf te zijn.
Ik heb deze leegte aan mezelf te danken. Mijn leven is fout.
En
wat een nog groter geluk dat de Vader dan nog veel groter is dan wij hem
gedacht hadden. Dat je binnengenodigd
wordt in de grootste vreugde die je je bedenken kunt.
Dat
God werkelijk niet opgehouden is je Vader te zijn.
Dan
kom ik weer bij wie God echt is.
Geweldig.
De wachtende God die niet verwijt. “Waar was je? Hoe kon je zo stom zijn? Waar
is al mijn geld nu? Denk je dat je zomaar weer hier kunt gaan rondlopen? Maak
eerst maar waar dat je echt hier wilt zijn?”
Nee.
Dat God ons niet verwijt en binnenhaalt in een diepte van geluk, dat is niet
wat wij van Hem verwacht hadden, en wat Hij wel doet.
En
ten aanzien van die wachtende God, die verloren zonen en verloren dochters toch
altijd als zonen en dochters blijft beschouwen, wil ik graag iets kwijt, gemeente,
dat betrekking heeft op de kerkelijke situatie van dit moment.
U
weet dat de kaartenbak van de Hervormde Kerk heel veel namen kent van verloren
zonen en dochters. Mensen die er niet veel meer aan doen. Die amper nog weten
dat ze lid van de kerk zijn. Niet meer gedoopt. Geboorteleden noemen we ze.
Daarin verschilt de Hervormde Kerk van de meeste andere kerken.
Maar
de Hervormde Kerk heeft bewust altijd gekozen om die mensen niet los te laten.
Om ze toch te blijven zien als kinderen van de kerk en kinderen van God. Die
schrijf je niet af en uit. In andere kerken zei men: als ze niet gedoopt
worden, dan worden ze ook niet ingeschreven als kerklid. Dan horen ze er niet
meer bij.
En
in de loop van de jaren dat ik in de kerk werkzaam ben heb ik ze gezien:
verloren zonen en dochters die terugkeerden. Die door omstandigheden van het
leven een zoektocht gingen maken, en God en de kerk terugvonden. Want God
wachtte altijd al op hen. En de kerk weerspiegelde dat geduld van God.
Probeerde ze telkens op te zoeken. Werd talloze keren afgewezen. Maar hield het
vanwege de trouw van God toch vol.
Op
1 mei, als wij de Protestantse Kerk in Nederland zullen zijn, dan zetten wij
een streep door hun naam. Al deze
verloren en zonen en dochters zullen eigenlijk niet langer meer als kinderen
van de kerk beschouwd worden. Niet langer meer lid van de kerk. Je hoort er
niet meer bij.
Is
dat niet een pijnlijke en slechte zaak, gemeente?
De
kerk heeft met deze kerkorde naar mijn diepste overtuiging een principiële fout
gemaakt. Daarmee weerspiegelt ze niet meer de houding van de vader uit de
gelijkenis, die tegen de verwachting van zijn zoon in, hem altijd toch als zijn
wettig kind was blijven beschouwen.
U weet misschien dat ik er een warm voorstander van ben om hier in Nieuwleusen ook de eenheid te zoeken met onze Gereformeerde broeders en zusters. Maar één ding zou ik als hervormde erfenis in dat huwelijk onopgeefbaar vinden: dat wij principieel de geboorteleden aandacht blijven geven, en op één of andere manier deze manier van kerk-zijn gestalte willen blijven geven. Daarover zullen we indringend moeten spreken als we tot een verloving en een huwelijk willen komen. Zonder deze gestalte van de wachtende Vader vind ik het samengaan niet goed. We doen de deuren niet dicht. We schrijven niet uit, en we schrijven niet af, tenzij de betrokken daar zelf uitdrukkelijk op staan. Want onze God schrijft zijn kinderen niet af. Ook niet als ze niets veel meer van Hem willen weten. En dan mogen wij niet als de oudste broer doen alsof wij het meeste recht in huis bij God hebben.
Amen.
Heer onze God, eeuwige en heerlijke Vader.
Met schroom zijn we in de kerk gekomen. Want hier ontmoeten wij U, en dan is het een heilige plek.
Wij zijn niet heilig. Wij maken het niet waar dat wij kinderen van U genoemd worden.
Vergeef het ons, Vader, en geef ons uw vrede, Amen.
Nu wij op deze plek van vrede zijn, zijn we er ons maar al te pijnlijk van bewust dat deze wereld zoveel onvrede in zich bergt. Dat voor veel mensen de wereld onherbergzaam is.
In het klein van het persoonlijk leven, waar mensen gekweld worden door gebrokenheid in relaties en door de pijn van het verlies van geliefden.
En in het groot van verhoudingen tussen volken en landen. Verhoudingen in samenlevingen. Waar mensen elkaar haten vanwege hun etnische afkomst. Waar men niet in vrede kan samenleven. In de straat of in de streek of in de staat.
En zoveel subtiel en grof geweld in deze wereld.
Wij smeken om uw erbarming. Breek door met uw genade, uw kracht, uw vrede, uw Rijk.
Zo roepen wij tot U omhoog:
Kyrië….