Overwegingen op Witte Donderdag

9 april 2009 Dorpskerk Barendrecht.

Overweging bij Exodus 12 : 1-20

 

Een volk van vluchtelingen worden ze die nacht. Ga weg! Verdwijn. Aan jullie hebben we al het onheil te danken! Misoogst. Sprinkhanen. Een bedorven Nijl. Zonsverduistering in het land waar de zon aanbeden wordt. Pest onder het vee en ziekte en dood. Haastig, met de mantels aan en de wandelstaf in de hand eten ze het ongezuurde brood. En het geslachte lam. In de nacht zullen ze vertrekken. Als verdrevenen. En in de dagen die volgen achtervolgd worden.

Als een volk van vreemdelingen hadden ze in het land gewoond. Het lot ondergaand dat zoveel vreemdelingen treft: beschouwd te worden als gevaarlijk en bedreigend. Onder de duim gehouden met zware slavenarbeid. Want vreemdelingen deugen niet. Die zullen de orde van het land nog omver gooien.

 

Het brood moet ongezuurd zijn. Al wat aan de oude orde herinnert moet uitgezuiverd worden. De oude orde, de oude zuurdesem: dat is wat het menselijk samenleven altijd weer verzuurt en doet gisten. Het is het onderlinge geweld. Het is het automatisme waarmee we slachtoffers zoeken om als bliksemafleider te fungeren voor onze eigen verborgen ongenoegens met anderen.

 

Het bloed van het lam zit buiten aan de deurpost. Het vertelt over het onschuldige lam. Slachtoffer. Zo zal het volk altijd weer slachtoffer zijn. Zo zullen er overal onschuldige slachtoffers zijn, waarvan bloed moet vloeien volgens de wetten van mensen.

 

En alle eeuwen zullen ze dit Pesach vieren.

Vieren wat hun ware identiteit is. Een volk dat een verbond met God heeft. Een volk dat al die neigingen tot geweld achter zich mag laten. Geen zuurdesem van het oude leven, waarin kwetsbaren worden vernietigd en onschuldigen worden veroordeeld en verdreven. Nee, zij zullen een volk zijn waar de kwetsbare en onschuldige worden beschermd. Geen onschuldig bloed zal vloeien. Vreemdelingen wonen veilig. Ons menselijk geweld zal zijn uitgezuiverd.

Een volk dat weet wat het is om onschuldig slachtoffer te zijn. Een volk van een nieuwe samenleving.

 

 

Overweging bij I Kor. 11 : 23-26

 

Zoals zijn volk uitgedreven werd, schuldig bevonden aan de rampen van Egypte, maar tegelijk de bevrijding tegemoet gaand, een volk van Gods verbond, zo viert Jezus de Pesachmaaltijd. Opnieuw zal het zo zijn. Die nacht en de dag die er op volgt. Zoals het volk onschuldig slachtoffer werd, zo zal Hij onschuldig slachtoffer worden van het geweld van mensen.

Hij breekt het brood. Zo zal zijn lichaam, zijn leven worden stukgebroken. Hij schenkt de wijn uit. Zo zal zijn bloed uitgegoten worden. Verraden. Verloochend. Alles verzet zich tegen Hem.

Het kwaad zal zich botvieren. Tegen deze onschuldige. Pesach.

Maar Hij zal het verduren met liefde. Hij zal alle kwaad laten uitwoeden. En daarmee zal het ’t verliezen. Maar daarmee zal er bevrijding zijn. Het zal duidelijk worden dat mensen zich laten meeslepen om onschuldigen tot slachtoffer te maken. Dat mensen elkaar verraden. Of verloochenen ter wille van het eigen hachje. Maar omdat het zo duidelijk wordt, wordt het ontmaskerd. En omdat de liefde het overwint komt er een nieuwe weg. Want tegenover al dat geweld en verraad van mensen zal Hij alleen vergeving en liefde laten gelden.

Daarom is er een nieuw verbond. Een nieuwe manier waarop God en mensen zullen samenleven. Dat aanvaard ik als ik een stukje brood in handen krijg, en een beker wijn aangereikt. Dat ik ook het leven van anderen stukbreek omdat ik me mee laat slepen. Dat ik ook het bloed van anderen vergiet in onvoorzichtige roddel, in schande-geroep, in rivaliteit en jaloezie. Onschuldigen schuldig acht in te makkelijke oordelen. Mijn eigen vertroebelde verhoudingen ontlaadt op een ander. Nog altijd richten we kruisen op.

Een nieuw verbond waarin de liefde en de oneindige vergeving van God tussen mensen werkelijkheid wordt. Omdat ik proef aan dat stukje brood en deze slok wijn, aan dit Pesach, dat die kracht van liefde van Jezus Christus aan ons wordt uitgedeeld.

Een bittere nacht wordt zo tot een lichtende dag. Het Rijk van de Boze wordt het Rijk van God.

 

Overweging bij Johannes 13 : 1-15

Een nieuwe mensengemeenschap, waarin al het menselijk geweld zal zijn verdwenen. Zal dat ooit mogelijk zijn? In de nacht van zijn verraad zet Jezus het uiterste voorbeeld.

Aan de Tafel, zo vertelt een van de andere evangelisten, strijden de twaalf nog om de vraag wie toch wel het belangrijkst is. En daarmee is eigenlijk alle geweld van de wereld in de knop aanwezig. Dat is nog de oude wereld. Maar dat uiterste voorbeeld van Hem, die toch echt de belangrijkste van hen is, maar die zich een slaventaak aanmeet en de voeten wast, staat toch borg voor die nieuwe mensengemeenschap. Niet omdat Hij alleen maar een symbool neerzet. Maar omdat aanstonds in de diepste vernedering aan die liefde vastgehouden wordt. Hij heeft zijn moordenaars vergevend lief.

En overal waar die kracht van liefde door ons wordt ontvangen en gevolgd botten de eerste knoppen van die lente uit.

We geven elkaar straks de vredegroet bij de Tafelviering. Daar waar we dat zonder enige innerlijke voorwaarde doen, en daar waar het geen schijn maar enkelvoudige waarheid is, daar is die kwetsbare kracht van liefde. Daar is het Rijk van God, de nieuwe gemeenschap onder ons. Durven we al wat we tegen de mensen hebben, hoe diep verborgen ook, door de liefde van Jezus laten beschijnen en daarmee wegsmelten? Kunnen we elkaar dienen in de meest dienende nederigheid in plaats van wedijveren en vasthouden aan onze ressentimenten? Deze nacht vertelt ons van Hem die die weg ging, ons ten voorbeeld. Sterker: zijn volmaaktheid in die liefde is genade die als geschenk ons daarin optilt. Zonder die genade wordt het nooit wat. Nu wordt ze gratis uitgedeeld.

Amen.