Dordrecht, Grote Kerk, 21 juni 2009

Romeinen 8, 31-39

 

Broeders en zusters,

 

Hoewel het in dit Godshuis en in deze stad gonst van de activiteiten rond de jarige Calvijn, wil ik vandaag voor de uitleg van Romeinen 8 ook aandacht vragen voor een andere jarige uit onze West-Europese geschiedenis, wiens werk misschien wel minstens zoveel invloed heeft gehad op onze westerse wereld: Charles Darwin.

Nee, ik ga niet redetwisten over de vraag: schepping of evolutie, omdat ik er van overtuigd ben dat die twee veel minder met elkaar in strijd zijn dan meestal wordt verondersteld.

 

In het drieluik van Romeinen 8, dat we op drie zondagen nu hebben gelezen, komen we dingen tegen waarvan de betekenis juist door het besef van wat in de lange evolutie van de mensheid is gebeurd, helderder voor ogen komt te staan.

 

Toen de eerste mensen ontwaakten uit het dierlijk bestaan tot mens-zijn, door groei van de hersenen, was dat in een ontluiken van het besef dat er dingen zijn die ons ver te boven gaan. Een ontwakend besef van het oneindige. Van God. Dat is ongetwijfeld een eerste aanvoelen geweest. Zonder het vermogen om daar verder diep over na te denken. Maar dat besef van het oneindige, het ongekend grote dat ons te boven gaat, met een diepgaande helderheid van emoties, bracht ook een ontwakend besef van keuze met zich mee. Van vrijheid. Kiezen om trouw te zijn. Aan dat oneindig grote. En aan de ander. Keuze tussen een op zich zelf gericht zijn, op de eigen aandriften en verlangens. Of om open te zijn voor het oneindige, voor God. Voor de ander. In trouw. In naar buiten gerichte liefde.

Wij weten welke keus het geworden is. De oerverhalen uit Genesis werpen daar licht op. En de biologische geschiedenis, terug te lezen in de evolutietheorie, maken ons dat duidelijk. De eerste mensen vielen voor de verleiding om te kiezen voor zichzelf. Voor een beeld van God dat een projectie was van eigen machtsverlangen. En de consequenties waren zeer, zeer diepgaand en ingrijpend. Geweld en dood waren het gevolg. Man en vrouw komen in concurrentie met elkaar. Broers en verwanten worden elkaars rivalen. In plaats van trouw en liefde worden menselijke verhoudingen steeds dieper bepaald door dat geweld. De ene broer vermoordt de andere. En dan ontstaat de bloedwraak. Kaďn zal zevenvoudig gewroken worden. Om het geweld te beteugelen. Maar het wordt alleen erger. Generaties verder wordt Lamech zevenenzeventig maal gewroken. En verder gaat de ontwikkeling van dat geweld. Totdat, zo zegt Genesis 6, de aarde barstens vol is van geweld.

De evolutiebiologie laat zien dat de hersengroei werd bevorderd omdat men scherpzinnigheid en tactiek nodig had om de onderlinge agressie te overleven.

 En er kwam een nieuwe stap in het selectieproces van de evolutie.  De strijd tegen elkaar bevorderde het principe van ‘the survival of the fittist’: de sterksten overleefden de strijd.

En zo werd in de evolutie het geweld ingekerfd in de genetische code van ons mensen.

Bij  de chimpansees, de soort die het dichtst bij de mensheid staat zie je ook de grootste en meest gewelddadige vorm van agressie tussen groepen. De bruutheid en emotionele structuur van chimpanseegevechten is zonder gelijkenis in de dierenwereld, en heeft zijn parallen in de mensheid.

 

En dat alles beseffend, wordt wat Paulus ons schrijft in Romeinen 8 duidelijker.

In het eerste van het drieluik. Waarin Paulus tot 13 maal toe schrijft dat we ‘vlees’ zijn. De wet van de zonde en de dood die in ons heerst. De gezindheid van het vlees is de dood. Onze identiteit gestempeld door de miljoenen jaren van de evolutie. Onontkoombaar vanuit onszelf. Vergroeide schepselen. Waarin veel sluimerende en vaak ook wakker wordende agressie zit. Waarin verlangens bedorven zijn. Waarin de mens gevangen zit in zijn zelfgerichtheid. Met alle ingewikkelde emotionele structuren die daar bij passen.

Paulus kent het heel diep vanuit zijn eigen levensgeschiedenis.  De fanaticus die hij was, in rivaliteit als Jood met de christenen. Hij vervolgde ze vanuit zijn agressie. Leverde ze over om gevangen en gedood te worden. Hij wist wat uitsluitingsmechanismen waren. Hij wist wat de aandrift van het vlees was. Hij wist hoe diep het verankerd zit in onze genen. Ons vlees.

En hoe alle functies van het menszijn daardoor aangetast zijn.

 

Maar die onontkoombaarheid van zijn identiteit was toch overwonnen. De Geest was in zijn leven gekomen. Een ongekend licht had hij gezien. Juist als vervolger, op weg naar Damascus, gedrevene!

Daar opent zich een nieuwe vrijheid voor hem. Want Hij ziet de Opgestane. De God-mens die hij juist vervolgde. En hij ziet dat Deze niet is gedreven door die aandriften die hem zelf bezielen. En in dat ongekende moment van nieuw besef weet Paulus zich nieuw geboren.  De Geest van God. Je bent niet alleen en niet meer definitief gestempeld door je oergeschiedenis. Maar er is een lichtend licht van vrijheid. Je komt vrij van je agressie. Er daagt een nieuwe toekomst, een nieuwe identiteit voor je. En als je daaruit leeft, dan ben je inderdaad vrij. Kind van God. Mens van de liefde. Dat is je bestemming. Je richt je al op die nieuwe identiteit, die je als genadige belofte ontvangt.

 

Maar, zegt het tweede van het drieluik van Romeinen 8, laten we wel wezen: de hele schepping, de hele mensheid en de daardoor aangetaste schepping wordt nog wel door die oude zinloosheid van geweld en agressie, van zelfgerichte verlangens en van ontwrichting geregeerd. Wie kan de schepping uit die zinloosheid verlossen?

Er is conflict. In de kleinste kringen. Tussen broers en buren. Agressie in de straten. Oorlog en dreiging daarvan tussen stammen en volken. Onze bedorven verlangens dreigen de schepping te vernietigen. De dierenwereld zit vol doodsangst.  Ik denk, gemeente, als je realistisch naar de wereld en de schepping kijkt, en vooral als je dat doet vanuit die nieuwe identiteit die ons als belofte is geschonken, dan herken je dat zuchten om verlossing van de schepping. Dat eindelijk de kinderen van God geopenbaard worden. Dat wil zeggen dat het leven in totaliteit van de mensheid en de schepping vanuit de diepste bedoeling van liefde en goedheid geleefd mag worden. Met de verrekijker van de hoop kijkt Paulus er naar. En met die geloofskracht weet hij: de schepping zal ooit uit die vergeefsheid van het kwaad en de zinloosheid bevrijd worden. Die ingekerfdheid van het kwaad zal ooit worden uitgewist. Want in Jezus is dat al gebeurd. Daar is de geschiedenis van het kwaad al uit zijn voegen getild. Daar is al duidelijk geworden wat een nieuwe mens is. Opstanding in de liefde. Heel die doodsdrift van de mensen in rivaliteit en agressie hebben zich op Hem uitgewerkt en botgevierd, en Hij heeft het omgevormd tot liefde. Daarom zal de luister van God in de schepping openbaar worden. Hij legt de storm aan banden.

 

En dan kom je bij het derde luik van Romeinen 8.

Want deze Paulus wist als geen ander hoe het werkt onder de mensen. Dat wij voor onze verborgen jaloezieën en rivaliteiten, voor onze verwrongen verlangens onze frustraties en ongenoegens, een uitlaatklep zoeken. Een zondebok, op wie we al onze ongenoegens kunnen botvieren.  Een slachtoffer dat we kunnen beschuldigen. Ook dat is in onze genetische code ingekerfd.

Verbijsterend vind ik het, gemeente, dat een groot deel van de Nederlandse bevolking zijn stem geeft aan een politicus die niet anders doet dan een zondebok voor alle problemen aanwijzen. De islam. Die criminele Marokkaanse jongeren.

Onrustbarend is het als je hoort dat in Ierland Roemeense zigeuners hun toevlucht moeten zoeken in kerken tegen de agressie van de Ierlanders.

Je hart krimpt als je op de koffievisite in je familie hoort roepen dat al die Polen en Roemenen hier de zaak bederven en het land uit moeten.

Schrikbarend als je hoort dat zeven miljoen mensen kijken hoe Joram van der Sloot door een misdaadverslaggever te grazen wordt genomen en iedereen schande roept.

Weinig verheffend als de media bol staan, en heel onze natie schande roept over een zwemleraar wiens seksuele verlangens verwrongen zijn. En laat ik er geen misverstand over bestaan: het is afschuwelijk wat daar is gebeurd. Maar dat wij zo graag schande roepen, dat bedoel ik. Dat zegt meer over onszelf dan over die leraar.

En dat alles is precies wat eerst de drijfveer was van de o zo plichtsgetrouwe en wetsgetrouwe schirftgeleerde, Saulus van Tarsen. Hij kende de realiteit van het gebonden zijn aan deze slavernij van het geweld dat in ons heerst. Gebondenheid aan het mechanisme dat wij een ander de schuld van de dingen geven.

 

En daarom ook weet hij dat hij, en met hem zoveel anderen, slachtoffer zijn van deze aandrift die voortkomt uit de verwrongenheid van de menselijke soort.

Nu hij zelf in de vrijheid is gekomen door de ongekende luister van het licht dat hij heeft gezien en daaruit verkondigt, weet hij en ervaart hij dat hij overal slachtoffer wordt. Want zo werkt het onder de mensen.

Op hoeveel plekken heeft hij niet gezien dat er jaloezie ontstond als hij er kwam en de vrijheid verkondigde in Jezus Christus? Lees Handelingen. Op hoeveel plekken er een vijandschap tegen hem rees. En dat maakt een sentiment onder de mensen los. Hij is er uit gegooid. Letterlijk. Gestenigd. Belasterd. Volksopstootjes. Juridische processen. In de gevangenis gesmeten.

 U weet toch wel hoe dat gaat? Dat er een bepaalde sfeer ontstaat. Van oneigenlijke dingen. Verdachtmaking.  Dat velen die besmetting als een virus overnemen, en iedereen zich tegen je lijkt te keren.

Ook in religieuze vorm.
Ik weet uit eigen ervaring wat het betekent om door je familie en je vrienden uitgestoten te worden. Gevaarlijke ideeën. Als verloren beschouwd met al zijn dwaalwegen.

Anderen, ook onder ons, weten het wat het betekent als er in het bedrijf, op de werkvloer, in de kantine, op het kantoor, of in de gemeenschap, in familie, op school, in de kerk, een sfeer tegen je ontstaat. Waartegen je je niet kunt verdedigen. Waar je door kapot gemaakt wordt. Bij Job zie je het als hij de schuld krijgt van alle onheil. Zijn vrienden weten wel hoe het zit.

Overal is deze gedetermineerdheid van ons mensen om anderen slachtoffer te maken aanwezig.

 

Maar wie zal tegen ons zijn als God voor ons is? God zelf heeft zijn eigen Zoon aan deze kwade geneigdheid van de mensen prijsgegeven. Iedereen heeft Hem veroordeeld. Kruisig Hem. Maar God heeft Hem opgewekt. Hem als rechtvaardig en onschuldig geoordeeld, en nieuw leven gegeven. Als God voor ons is, en ons vrijspreekt, wie kan ons dan nog veroordelen? En Christus, de prijsgegevene aan deze machten, pleit zelf voor ons. Machtiger wetenschap dan deze is er niet. Juist dan. Want hoe groot kan het gevoel van eenzaamheid en verlatenheid niet worden, als iedereen zich tegen je keert.

Wij worden, zegt Paulus, dagelijks gedood en overgeleverd als schapen voor de slacht, als zondebokken op wie de ongenoegens en agressie van anderen zich ontlaadt. Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door die Hem die ons heeft liefgehad. Niets kan ons van de luister en van de liefde van God scheiden. Geen keizer of soldaat. Geen familielid of boosaardige collega. Geen hoogte of diepte, geen moordpartij of leven, geen engelen of machten. Niets in de schepping. Want God zelf is voor ons. En de liefde heeft het laatste woord.

 

In het tijdsgewricht van Paulus een enorm belangrijke verkondiging. Het evangelie kwam als een wig in de Grieks-Romeinse samenleving. Het werkte als een geweldige kracht. Het ontmaskerde. Bracht daarom vervolging teweeg. Denk aan Nero en Domitianus. Het recht van de glorieuze en van de sterkste moest gelden. Dood aan de christenen. Zondebok voor de spanningen die in het Rijk leefden. Voor de perversies aan het hof.

 

En zo zal het zijn in onze tijd.

Ook wij leven in een omslagtijdperk. Dat veel ongenoegens zal openbaar maken. De crisis doet het al. De verkiezingen tonen het al. Het Westen toont meer en meer zijn innerlijke leegheid die het heeft weten uit te drukken in de ‘boost’ van de economie, die nu is doorgeprikt. En te vrezen valt dat er ongekend veel spanningen zullen opkomen. Dat er opnieuw zondebokken zullen gezocht worden.

 

En als de evolutie een nieuwe stap zal nemen, en de mens in de gentechniek de vorming van zijn eigen soort ter hand zal nemen, dan valt te vrezen dat we een mens willen creeëren wiens geluk bestaat in een ongekend hedonisme, dat niet van het Rijk van God is. Dat heeft apocalyptische trekken. Laten we er de ogen niet voor sluiten. De humaniteit kan ernstig in gevaar komen.

En juist dan zal de verdachtmaking en de veroordeling hen treffen die in de vrijheid van ware liefde en de ware gemeenschap van het Rijk van God zullen staan. Als het zich zo ontwikkelt, en ik acht dat niet onmogelijk, dan wordt het kwaad diepgaander en omvangrijker.

Maar als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?

Wie of wat zal ons kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons gegeven heeft in Christus Jezus onze Heer. Wij zijn niet voor de dood, maar voor het leven bestemd. Het kwaad, hoezeer ook in de mensheid ingevreten, zal het niet winnen, maar wij richten ons op het Rijk van God, wiens overwinning in Christus ons niet zal ontgaan.

 

Amen.