EREDIENST
Grote Kerk
Gemeente Dordrecht
Zondag 19 oktober 2003, 10.30 uur
20 e
zondag na Pinksteren
voorganger:
ds. Ph. van Wijk, Nieuwleusen
organist: Cor
Ardesch
-----------------------------------------------------
( groen) ------------
-
klokgelui vóór de dienst:
-
orgelspel Pastorale in F, J.S. Bach
BWV 590
-
welkom en afkondigingen; stil gebed
-
intochtslied: psalm 108
: 1 en 2 (staande)
-
bemoediging: v. Onze hulp in
de naam van de Heer
g. DIE HEMEL
EN AARDE GEMAAKT HEEFT
-
drempelgebed: v. Barmhartige
God, - - -
- - - door Jezus Christus, onze Heer.
g. AMEN.
-
zondagspsalm: psalm 78
: 24 en 25 (staande)
-
het smeekgebed, besloten met gezongen kyrië:
1 x in z'n geheel gezongen, het z.g. kyrië
van Taize, dienstboek pag. 587 nr. 17
-
gloria- lied: gezang
140
-
groet: v. De Heer
zal bij u zijn!
g. DE HEER
ZAL U BEWAREN!
- gebed
bij de opening van de Schrift
- 1e
Schriftlezing: 1 Samuël 16 : 12b-23
-
lied: gezang
170 : 2,5,6
-
Evangelielezing: Marcus 10 : 46 -
52 (staande)
-
lofprijzing: v. zegt:
Lof zij U, Christus!
g. zingt: IN EEUWIGHEID. AMEN.
-
Woord voor de kinderen, kinderen gaan naar de nevendienst
- lied: gezang
250 : 1a,2v,3a,4m,5a
-
prediking, gevolgd door meditatief
orgelspel
-
lied: gezang
458 : 1,3,5,6
GEBEDEN en GAVEN
-
dankgebed en voorbeden, telkens besloten met:
v. zegt: zo bidden wij U
allen samen
g. zingt: HEER, ONZE
HEER,
WIJ BIDDEN U, VERHOOR ONS.
-
persoonlijk gebed in stilte, gezamenlijk gesproken Onze Vader
-
inzameling der gaven:
1e rondgang:
2e rondgang:
-
slotlied: psalm
150 (staande)
-
uitzending en zegen;
gem. zingt: AMEN
- orgelspel Toccata in F BWV 540
Broeders en zusters,
Welke geest drijft je?
In elk geval zien we hier twee geesten als licht en donker tegenover elkaar staan.
David wordt gezalfd en dan grijpt de Geest van de HEER hem aan.
Maar Saul verliest de Geest van de HEER en wordt daartegenover bevangen door een boze geest, een demon die hem angst aanjaagt. Depressieve angst bespringt hem telkens.
U begrijpt wel, gemeente, dat we dan meteen op een moeilijk terrein komen. Want angsten en diepe somberheid: ze zijn er vandaag ook, de gemeenteleden, mensen om ons heen, die er aan lijden. Hebben die mensen dan ook een boze geest. Nee, toch?
Bij Saul zie je later dat er ook aanvallen van woede bijkomen. Agressief. Tegenover David bijvoorbeeld. Hij houdt van David, maar in zijn woede wil hij hem toch doden. Werkelijk een boze geest.
En dan die heilzame muziek op de chitara van David. De verkramping van de angst en de nacht van de somberheid verdwijnt er door.
Kunnen we er iets meer van begrijpen?
Begeeft de dominee, de theoloog zich niet op erg glad ijs, waar alleen de psycholoog of de psychiater kunnen schaatsen?
Maar als de dominee als herder de staf van de bijbel heeft, en als de theoloog de instrumenten van de bijbeluitleg moet hanteren, dan mag hij niet dit terrein alleen aan de exacte wetenschappers, de uitdokters van de medicijnen en de therapieën overlaten.
Want hier is wel degelijk iets aan de hand waarover we het op de preekstoel minstens zo goed kunnen hebben als in de spreekkamer van de psychotherapeut.
Die angst van Saul brengt de bijbel direct in verband met zijn levenshouding en zijn keuzes.
Saul als eerste koning van Israël mislukt als zodanig jammerlijk. Omdat hij zich laat verleiden door begeerte. De begeerte die hij kopieert van de koningen om hem heen. Machtsverlangen en bezitsbegeerte. Verworpen is hij omdat hij Agag, koning van de Amalekieten graag in leven liet om er symbool van zijn trots van te maken. En omdat hij zijn begeerte niet kon bedwingen toen hij de prachtige kudden van de Amalekieten zag.
En zodra deze duistere begeerten Saul beheersen, wijkt de Geest van de HEER van hem.
Het één is eigenlijk gelijk aan het ander.
De Geest van de HEER is bewogenheid, liefde, barmhartigheid, dienstbaarheid. De geest van de begeerte is de geest van zelfzuchtigheid, van trots, van rivaliteit en uiteindelijk geweld.
Wie uit de Geest van liefde verdwijnt, bevindt zich vanzelf in het duister.
Er staat dat een boze geest hem angst aanjaagt.
De houding die Saul aanneemt heeft tot gevolg dat de werkelijke kracht en de werkelijke vreugde je ontglippen. Wie leven wil bij nabootsende begeerten treedt een duistere wereld binnen. En als je dan ook nog zo’n zware verantwoordelijkheid hebt, dan word je ook overmeesterd door angst. Want je bent geroepene. En je steekt met je begeerte een heel volk aan.
Het gaat hier niet om één of andere van buiten opgelegde geestesziekte, maar om de bijna vanzelfsprekende consequenties van Sauls keuzes. Daarvan kan een mens ook geestesziek worden.
Ik moet aan Nietzsche denken. Naarmate Nietzsche dieper de betekenis van de Gekruisigde benadert en zich daar dan met al zijn krachten tegen verzet om te kiezen voor het Dionysische, het leven vanuit de eigen vitaliteit, de eigen levenskracht, niet het zwakke gedoe van het Kruis, naar die mate verliest hij zijn verstand. En als Nietzsche uiteindelijk dat verschil helemaal doorziet, dan wordt hij letterlijk gek. Hij vlucht in de waanzin. Sterft zo.
En gemeente, niet alle angst en niet alle depressiviteit laat zich verklaren door onze keuzes en onze levenshouding. Maar misschien moeten we er meer oog voor hebben dat onze angsten soms ook diep wortelen in onze eigen grondhouding, onze keuzes. Naar de mate we meer leven vanuit het spiegelen aan anderen, in minderwaardigheidsgevoelens of in hoogmoed, naar die mate verliezen we meer van onze identiteit die eigenlijk alleen in liefde echt kan wortelen. En naar die mate wordt onze geest kwetsbaarder voor boosheid en angst.
We verliezen de harmonie. De vrede. De vreugde. En dat eeuwig groot willen zijn, meten aan een ander, kan ons dan gevaarlijk dicht bij leegte en angst en depressiviteit.
U begrijpt misschien wel dat dit voorzichtig gezegd moet worden. Maar ik geloof dat dit verhaal van Saul dichterbij onze werkelijkheid staat dan we soms denken.
En daartegenover staat de Geest van de HEER die David aangrijpt.
Dat is niet één of andere buitenzinnige spiritualiteit of geestdrijverij waardoor er allerlei mirakelse dingen gebeuren. Waardoor hij een soort mythische held wordt.
Maar dat is de Geest die van de kleine herder een grote herder maakt. De Geest van liefde en van werkelijke barmhartigheid waarmee David zijn opkomend leiderschap gaat invullen.
David bekommert zich in zijn eerste leidersperiode die korte tijd later begint. als banneling van Saul, om allerlei mensen die het slachtoffer zijn geworden. Die uitgestoten zijn uit de clan. Uit de samenleving. Dat vormt zijn leger. En dat zegt iets over de grondhouding van David. Hij neemt het op voor het slachtoffer. Davids koningschap ontplooit zich vanuit een diepe overeenstemming met het Rijk van God.
Je hoort dat ook nog in de woorden van de blinde Bartimeüs, over wie we vandaag lezen. Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij. Bartimeüs vertolkt wat in het besef van Israël leefde: David was een koning met een hart! Een herder. Geliefd beeld in Israël.
En dan moeten we niet denken dat het altijd een lieverdje is geweest. Wij weten beter. Maar wij weten ook dat hij in alles een ontvankelijke geest heeft gehad, waarin bekering van het kwaad een duidelijke plek had.
En ik denk dat Davids begaafdheid op de chitara, het snaarinstrument dat wij wel eens een harp plegen te noemen, maar toch wel iets bescheidener gedacht moet worden, daar ook mee te maken heeft.
De chitara-muziek is vanuit de vingers van David voertuig geweest van de Geest van God.
Kennelijk al als herdersjongen. Hij heeft ontdekt wat een geweldige overeenstemming er is tussen harmonie in de schepping en harmonie in de ziel. Muziek als vertolking van de vrede die uit het paradijs, de morgen van de schepping, stamt.
En ook andersom: muziek die niet alleen vrede en harmonie vertolkt maar ook geeft. Daar wordt een mens opgetogen van.
Aan David worden ook veel liederen toegeschreven. En ook al zijn ze niet allemaal van hem, waar zijn naam boven staat, kennelijk is hij ook begaafd zanger en dichter geweest. Een kunstzinnige, fijnzinnige knaap, man, koning. En die kunstzinnigheid van David, die begaafdheid, is één van de pijlers van de dienst aan God in Israël en in de kerk geworden.
In fragiel getokkel op de chitara en het herderslied is het begonnen. Een stukje vrede in Efratha’s velden. Het is niet voor niets dat daar later het grote hemelse gloria gezongen is. Bij de herders, de latere collega’s van David.
En datzelfde fragiele, tintelende van de toon van chitara, kunstzinnig tot leven gebracht door de vingers van David, heeft ook de donkere en boze geest van Saul beïnvloed.
Telkens als David speelde was het voor Saul mogelijk om toch weer tot de diepe lagen van vrede en harmonie door te dringen. Muziek maakt opgetogen. Tilt ook sombere mensen in het licht.
Er is een diepe samenhang tussen het ware, het goed en het schone. De bruutheid, de boosheid, het disharmonische smelt bij de schoonheid van het kunstzinnige en harmonieuze. Het is niet voor niets dat sommige schoonheid universeel mensen aanraakt. Werkelijk iets doet. Ontroert.
En sommige componisten en musici hebben diep weten door te dringen in wat werkelijk tot de heilige schoonheid van de schepping behoort. David is één van hen geweest, kennelijk. En zijn muziek is voertuig geweest voor het licht. Je hart raakt opgetogen.
Zo is immers goede muziek.
En dan niet alleen maar wat oppervlakkige ontroering alleen. Er is nogal wat surrogaat, wat even sentimenteel maakt. Gemakkelijk in het gehoor liggend, helaas ook vaak geïntroduceerd in de kerk. En vaak met een dwangmatigheid alsof dat de Geest van God zou zijn. Maar eigenlijk niet veel meer dan sentimentele opzweperij en dweperij. Met een schijn van religieuze gevoelens. Goedkope harmonie, die niet veel meer is dan volksverlakkerij. En zelfs de naam van David wordt daar nogal eens ijdel bij gebruikt. Maar het geestelijk lied wordt in die sfeer tot vertroste “Schlagers”, geestelijke deuntjes.
Juist David heeft later puur vakmanschap en niet goedkope sentimentaliteit ingevoerd in de tempeldienst. Geschoolde musici. Lees 1 Kronieken 25.
Wees, gemeente, zuinig op het geschoolde talent waarvan u hier in de Dordtse Dom mag genieten
Ware muziek kent diepte. Zoekt een andere harmonie. Brengt tot waarheid.
Zo is het bij Saul gegaan. Hij werd rustig, en vond telkens opnieuw vrede als David speelde.
Hoewel het ook zijn beperkingen had.
Er waren ook momenten dat het kennelijk zo open kwam te liggen, zo dicht bij zijn ziel kwam, dat het juist gevaarlijk was. U weet dat de moordaanslag die hij op David wilde plegen tijdens het citerspel was. Als de waarheid vanuit de schoonheid zo dichtbij komt, dan kun je uit angst ook zeer agressief worden.
En misschien ligt daar de waarschuwing ook tegen alleen maar estheticisme. Pas op dat het alleen maar om de kunst zou gaan. De taal van de muziek is pas werkelijk taal van de heilige Geest, als hij gepaard gaat, voertuig is van echte waarheid. Er zijn teveel mensen die in het esthetische blijven hangen, en niet tot waarheid en helderheid en ethische kracht komen.
En juist dan gebeurt het omgekeerde. Opgegroeid in een orgelmakers- en organistengezin en ook als predikant heb ik heel wat boze geesten rond zien waren rond het orgel en de kerkmuziek. Als mensen zichzelf gaan dienen. Ere zij die musicus daar in den hoge aan het klavier. Demonen onder gemeenteleden wier sentiment niet werd bevredigd, omdat ze weigerden dieper door te dringen in ware schoonheid. In de kerk zie je rond de kerkmuziek dat het bederf van het beste het slechtste is.
Maar voertuig van de Geest is goede muziek zeer zeker.
Luther heeft dat gezien. Als een late David. Wat heeft hij gezongen en gemusiceerd.
Calvijn heeft dat helaas niet gezien. Tot behoorlijke schade van de ware liturgie, de ware dienst aan God.
Het is goed dat we die eenzijdigheid van het calvinisme gelukkig achter ons hebben kunnen laten, en muziek de vreugde en kyrië van de aanbiddende gemeente begeleidt, en mensen in de diensten aangeraakt worden met een Geest van licht.
Het spiegelbeeld zien we ook, gemeente.
Muziek kan ook tot disharmonie leiden. Muziek kan ook weerspiegeling zijn van het chaotische. Het lege. Het onzekere. Dat zie je heel veel in onze cultuur.
Chaotische muziek. Van artiesten, die vaak in heel veel leegte leven en waarvan er niet weinigen in leegte sterven. Omdat ze juist dat hebben vertolkt in een samenhang van vorm en inhoud, dat het duistere en lege van het leven inhoudt.
En dat chaotische, dat lege, dat sluit vaak aan bij de disharmonie van de geest van jonge mensen. Het bevestigt die geest. Ze vinden klassieke muziek niet mooi, omdat het te geordend is, te harmonieus. De vrede die er in zit beangstigt hen. Zo zullen ze dat nooit hardop zeggen, maar het is niet voor niets dat een aantal van hen, als ze die periode van onzekerheid en ongeordendheid overgroeien toch de diepte van de schoonheid weer gaan waarderen.
Muziek kan ook een voertuig zijn van duisternis dus. En daarom mag niet alles de kerk binnenkomen. Mag niet alles zomaar gebruikt worden in de liturgie.
Wie genezen wil van de leegte van onze tijd en van de chaos van onze tijd, van de boze geesten van deze eeuw moet in de liturgie zijn waar het gloria gezongen wordt. Waar de vrede wordt uitgeroepen in muziek. Waar boze geesten het zwijgen wordt opgelegd door het woord van God, gedragen in de muziek. Tot zijn eer. De Geest van God wordt in ons vaardig. En Bach en Buxtehude, en Scheid en Mendelssohn en Arvo Pärt en Cor Ardesch en Trudi Koeleman en zoveel anderen die dienaren van die Geest zijn, wij zullen ons met dankbaarheid laten door hen laten leiden in deze vreugde, die ouverture is van de nieuwe schepping, die in Christus Jezus is aangebroken en zal aanbreken. Waarin het boze en het kwaad verdwenen zijn, en we eeuwig in de gloria leven.
Amen.