Grote
Kerk, Nieuwleusen zondag 24 oktober ’04
Bediening Heilige Doop Ian Beldman, Iris Huzen, Tessa van der Woude
Vooganger ds. Ph. van Wijk, organist Wim van Lenthe
Welkom
en mededelingen / Stil Gebed
Bemoediging
en Groet
Drempelgebed
Psalm
van de zondag: Psalm 119 : 12
Smeekgebed
uit alle nood, Kyrie en gloria:
Gezang 444
Doopliturgie:
Dienst
van het Woord:
Evangelielezing:
Lucas 18 : 9-14 / acclamatie: Gezang 228 : 6
Verkondiging
Lied:
Gezang 437
Gebeden
Inzameling
van gaven / Slotlied: Gezang 481 / Heenzending en zegen.
Broeders
en zusters, doopouders,
Het
was deze week op de dam in Amsterdam.
Een
oudere dame werd geënquêteerd door een journalist in het kader van de komst van
de Nieuwe Bijbelvertaling. De grote gebeurtenis van deze week.
Het
woord ‘zonde’ viel. Daar word ik een beetje kriegelig van, van dat woord, zei
ze. Dat heeft zoveel gewetens verkracht. Je bent dan überhaupt schuldig. Hoe
goed je ook je best doet. En je komt er nooit.
Gereformeerd,
vroeger, en ze komt af en toe nog wel eens in de Westerkerk.
Je
voelt het wel een beetje aan, denk ik, wat ze bedoelt.
Zoals
een van de doopvaders dat zei vorige week maandag bij ons doopgesprek. ’t Is
soms allemaal zo somber en zo zwaar in de kerk. Graag een beetje een blije
dingen.
Toch
viel het woord zonde. Nee, niet door mij. De doop is de afwassing van de zonde,
zei een moeder. Dan denk je: mensen onthouden nog iets van de catechisatie!
Maar ja, daar zaten we dan met dat toch wel beladen begrip, ja. Zonde. En
vooral naar die kleine kindjes toe. Die kleine engeltjes. Die kun je toch niet
van zonde betichten. Het zou toch wel erg dom zijn om zo negatief over die
kleine baby’s van jullie te praten. Alsof het al slechte mensjes zouden zijn. Daar
zou je toch, net als die oudere dame op de Dam, een beetje kriegelig van
worden.
Maar
toen zijn we daarover aan de praat geraakt. Best een verhelderend gesprek,
dacht ik. Zonder die nare sfeer waar je alleen maar neerslachtig van wordt,
hebben we toen toch zoiets met elkaar gehad van: het kwaad is niet iets om voor
weg te lopen. Bij jezelf niet. En zelfs niet bij je kinderen. Al zijn het nu
nog engeltjes.
We
hadden het over een oervorm van kwaad.
Twee
samen spelende kinderen. Een jaar of drie vier. Lief. Totdat één van hen naar
een aftands autootje grijpt en daarmee gaat spelen. Dan wil die ander dat ook
opeens. En terwijl er anders nooit meer naar dat ding dat eigenlijk rijp is
voor de vuilnisbak gekeken wordt, gaan ze er slaande ruzie om maken. Ik had het
’t eerst. Nee, ik wilde er ook mee gaan spelen. Ze slaan en schoppen elkaar.
Trekken de haren uit. Ze vergeten het autootje, en haten elkaar eventjes
hartgrondig.
O,
natuurlijk. Twee minuten later is het vergeten. En spelen ze weer zij aan zij.
Maar toch. Wat is dat toch? Opeens wil ik wat een ander ook wil. En die wil het
daarom met nog meer verlangen. Het verlangen van de een steekt dat van de ander
aan en omgekeerd. En daar zit geweld in. Het wordt slaande ruzie.
Op
de preekstoel heb ik het ook wel eens genoemd dit voorbeeld. Maar ik vind het
zo fascinerend en zo belangrijk, dat je deze oervorm van het kwaad en het
geweld niet vaak genoeg kunt overdenken.
Want
grote mensen doen dat ook zo. Veel geraffineerder. Met veel minder uiterlijk
geweld. Maar ten diepste doet iedereen het. In allerlei vormen.
Opeens
kreeg je door dat gesprek met elkaar het besef dat het juist heel goed is om je
bewust te worden wat er eigenlijk allemaal speelt in de dingen die we doen. In
onze relaties en verhoudingen. Het is niet erg om dat tot je door te laten
dringen.
Als
je het niet tot je door laat dringen, en dan ga je altijd weer in de fout dat
je denkt dat het kwaad bij de ander zit. Dan heb je niet door, dat je zelf
precies dezelfde dingen doet als andere mensen, waarvan je denkt dat ze het
niet zo goed doen. Of die je wat verwijt. En je kijkt een beetje op ze neer.
Dat geef je niet zo makkelijk toe bij jezelf, maar het is eigenlijk wel zo.
En
omdat je het niet door hebt bij jezelf, is het eigenlijk net een stel molenwieken,
dat achter elkaar aanzit.
Het
is een cirkel. Je neemt de ander dingen kwalijk. Die doet dit en dat. Die vent,
die… Dat mens moet eens keer stoppen met… Je ziet allerlei lelijke dingen in de
media. En je bent er verontwaardigd over. Hoe durven ze.
Maar
zonder het in de gaten te hebben zit je er zelf midden in. Eigenlijk koester je
ongemerkt en diep voor jezelf weggestopt allerlei gevoelens die net zo goed tot
minder zuivere dingen kunnen uitgroeien. En juist daarom wijs je nog strenger
met de vinger naar de ander.
En
als een ander het fout doet, dan kun je in verontwaardiging zo ver gaan, dat je
je laat gaan in boosheid. Dat je in conflict komt met allerlei mensen, waarvan
je denkt dat ze het gewoon niet goed doen. Je bent overtuigd van je eigen
gelijk. Je bijt je er in vast. Die doet het niet goed, en die maakt fouten, en
die ..
Maar
eigenlijk schuilt achter al dat gelijk vaak ongerechtigheid bij jezelf. Dat zie
je absoluut niet. Maar het is wel zo.
Jezus
heeft het hier over de meest schrijnende en de meest indringende manier waarop
je zo opgesloten zit in je eigen gelijk en je eigen rechtvaardigheid.
Als
je die ook nog een keer aankleedt met de gedachte dat je het vooral in naam van
God zo goed doet. Het gevoel dat jij dichter bij God staat dan die ander daar.
Maar
juist als je denkt dat je zoveel dichter bij God staat omdat je zoveel meer
voor Hem doetof een speciale uitverkorene van hem bent, zou het wel eens kunnen
zijn dat heel je religieuze patroon eigenlijk juist dient om jezelf op de been
te houden. Dat er dan juist wel eens heel veel kwaad bij jezelf zit.
Kijk
maar naar deze man voor in de tempel. Hij had in zijn gedachten en misschien
ook wel in daden al zoveel mensen uitgesloten. Mensen die het verkeerd doen.
Die niet goed zijn. En hij is God toch wel heel erg dankbaar dat hij een
behoorlijk beter leven leidt dan die boeven en hoeren en tollenaars.
Hij
geeft hem een goed gevoel dat hij, om het zo te zeggen, trouw naar de kerk
gaat, dat hij een goede kerkelijke bijdrage levert aan Kerkbalans, en redelijk
wat geeft aan diaconale doelen, en vrijwilligerswerk in de kerk doet.
Het
is waar, gemeente, het is een regelrecht gevaar om jezelf als een goede
christen te beschouwen. En dat doen nogal wat kerkgangers. En dan worden er
gauw heel wat mensen afgeschreven. En dat is een symptoom van geweld.
Maar
buitenstaanders zien de schijnheiligheid vaak haarscherp. En het is echt niet
altijd onzin als mensen zeggen dat ze op de kerk zijn afgeknapt. Op dominees
die meer op zichzelf uit zijn dan op dienst van God, of ouderlingen die voorin
de kerk zitten en ondertussen vol listige oneerlijkheid leven.
Aan
de andere kant: de mensen die altijd maar menen over de schijnheiligheid van de
kerk en van de christenen te moeten praten, zitten als wieken aan dezelfde molen.
Zijn geen haar beter. Rechtvaardigen zichzelf op die manier, en koesteren
onderhuids ook veel gevoelens waarmee ze anderen uitsluiten. Menen dat ze
braver zijn dan die daar voor in de kerk. En zie: daar heb je het weer, iemand
afschrijven. Symptoom van geweld.
Samengevat:
als je niet openstaat voor het besef dat de krachten van het kwaad bij jou net
zo zijn als bij elk ander mens, dan verval je altijd in zelfrechtvaardiging. En
dan heb je altijd de neiging om de beschuldigende vinger op een ander te wijzen,
en desnoods die ander op een of andere manier tot zwarte piet te maken. Je
leeft altijd op kosten van een ander, die je schuldiger, kwader, erger, minder
enz. acht dan jezelf. Jij bent braaf. Maar die ander…
En
het verhaal van de Farizeeën in de bijbel maakt duidelijk dat je dan tenslotte
zelfs op de meest gewelddadige manier een ander tot zondebok maakt. Jezus, dat
was de grote zondaar, die de doodstraf verdiende.
Tegelijk
zie je dat het enorm bevrijdend is om juist uit die cirkel uit te komen. Om als
het ware wakker te worden. Te gaan zien dat je zo vaak zelf doet wat je anderen
verwijt. Dat je vaak met dezelfde munt betaalt als zij.
Die
tollenaar stond op een afstand. Bij hem was er ergens iets stuk gebroken. Maar
dat kun je heel positief duiden. Je hoeft helemaal van dat woord zondaar niet
te schrikken. Juist als je iets van God krijgt, iets van dat grote van liefde
gaat zien, dan krijg je door dat je in die cirkels vastzit.
Zo
eenvoudig als dat bij die kinderen van dat voorbeeld van het prullig stukje
speelgoed duidelijk wordt, zo kan dat bij jezelf duidelijk worden. Als je dat
maar wilt toelaten. Ik zit net zo goed vast in dat patroon van verlangen te
zijn wat een ander is, hebben wat een ander heeft. In mij leeft ook vaak de
neiging tot het heel subtiel afschrijven van mensen.
Ik
heb dat krachtenveld net zo goed in mij, dat mechanisme waar ik altijd weer in
schiet.
Maar
je ontdekt dat er iets oneindig groters is. Dat liefde van God is. En dat dat
pas leven is.
Je
beseft heel diep dat je de genade van God eenvoudig nodig hebt.
En
dan stopt het met altijd maar de grote jongen of de aardige of lieve vrouw uit
te hangen.
Je
weet gewoon dat heel dat patroon heel hardnekkig in je zit.
Dat
is wat er bij die tollenaar gebeurde.
Maar
dat hij dat ontdekte, daar werd hij niet bang van. Of gedeprimeerd.Ontmoedigd.
Hij
durfde het aan om zichzelf helemaal onder ogen te zien. Heel bevrijdend.
Helend. God, hier ben ik.
Dat
is iets dat altijd al moeilijk is geweest, maar ik denk zeker wel extra
moeilijk in deze tijd. Mensen zijn heel bang om met hun falen geconfronteerd te
worden. Daarom hebben we overal een verklarend excuus voor. Psychologie. Dat
komt omdat ik dit of dat heb meegemaakt. We zijn allemaal raspsychologen. Om
onszelf vrij te pleiten. Maar het gekke is dat we steeds meer de echte
psychologen nodig hebben om een beetje wegwijs in ons leven te worden. Omdat we
onszelf uit de weg gaan. Maar eerlijk worden is bevrijdend. Je gaat scherp zien
dat er heel wat krachten zijn, die helemaal niet zo fraai zijn. Die ook
voortdurend terugkeren. Zelfs nadat je ze doorgekregen hebt. Maar dan kun je ze
in het licht van Gods liefde plaatsen en er van los komen.
Daarom
is de Doop zo mooi. De Doop trekt je al op voorhand in de sfeer van de genade.
Dat God niet met een weegschaal klaar staat. Dat Hij ruimte schept om je falen
onder ogen te zien. Niet te verdoezelen. En in vrijheid verder te kunnen.
Telkens weer opnieuw.
Daarom
is het zo mooi dat God dat al meegeeft aan deze drie kleine kindertjes. Die nog
helemaal aan dat proces moeten beginnen, waarvan we al van tevoren weten dat ze
daar aan mee zullen doen. Aan die ruzie om die prul, en aan dat haren
uittrekken. En dat God op voorhand tegen ze zegt: Ik zal jullie telkens de
ruimte van liefde laten zien, zodat je er van los kunt komen. Jezelf
doorkrijgt. En dan telkens iets van dat nieuwe van de hemel van liefde mag
aanvaarden als een geschenk en doorgeven als een opdracht. Door de doop ben je
een mens van een totaal ander Rijk geworden. Het Rijk van God en van de liefde.
Het Rijk van de hemel. En zo word je bevrijd van die krachten die bij anderen
blijven zitten, en die zo makkelijk tot allerlei vormen van geweld leiden.
Nee,
ik ben het niet eens met die oudere dame op de Dam, van de week. Je hoeft
helemaal niet zo kriegelig te worden van het woord zonde, en je zit er echt
niet voor je leven aan vast om er naargeestig van te worden.
Ik
denk wel dat ik een leven lang iedere keer weer patronen van het kwaad bij
mezelf tegen zal komen. Maar ook dat ik telkens die genade en liefde van God
zal zien, zodat het toch anders wordt. De vrede en de liefde verdringt het
geweld.
Amen.