Nieuwleusen, Grote Kerk

Zondag 22 februari 2004 . Heilig Avondmaal

Ds. Ph. van Wijk.  Organist: Herman Mussche

 

welkom, en afkondigingen, stil gebed.

Stil gebed, bemoediging en groet

drempelgebed

Psalm van de zondag: Psalm 31 : 1,4

smeekgebed, besloten door gezongen Kyrie

gloria: Gezang 67 : 1

gebed bij de opening van de Schrift  (na het gebed verlaten de kinderen de kerk)

evangelielezing: Lucas 6 : 27-38   en 7:16

acclamatie: U komt de lof toe, U het gezang.

verkondiging

Credo

 

dienst van de Tafel:

-                      nodiging

-                      het grote dankgebed

1.       Sursum corda : Gezang 167 : 2

2.       Praefatiegebed

3.       Sanctus en Benedictus: Gez. 399 : 1  / Psalm 118 : 9

4.       Vervolg dankgebed

5.       Inzettingswoorden

6.       Gedachtenis en Maranatha

7.      Epiclesegebed en ‘Onze Vader’.

8.      Agnus Dei “Christus heilig Gods-lam”

-                      Toebereiding van de Tafel en Avondmaalscollecte onder naspel 

-                      Nodiging tot deelname

-                      Uitdeling en communie

-                      Afsluitend lied: Gezang 364

-                      Dankgebed

 

Slotlied: Gezang 288 :5-8

Heenzending en zegen.

 

 

 

Broeders en zusters,

 

Het klinkt mooi, maar het is onmogelijk.

Je vijanden liefhebben.

Goed zijn voor iemand die jou haat. Voor hem bidden.

Als iemand je slaat in je gezicht, je andere zijde van het gezicht laten slaan.

Iemand die je jas afpakt, ook de rest van je kleren geven.

Als je geld leent, het niet terugverwachten.

Enzovoort.

Als je gaat lezen in dit stuk, dan kun je het zelfs allemaal niet in een keer onthouden.

Het komt wel allemaal op hetzelfde neer.

Mooi, maar onmogelijk. Staat de bijbel niet erg ver weg van de dagelijkse levenspraktijk?

Het versterkt het gevoel dat de binnenkant van de kerk zo weinig met de buitenkant van het gewone leven te maken heeft. Twee aparte werelden.

 

Vandaag leven we in een cultuur waarin alles tot de laatste millimeter vergolden moet worden.

Waarin elke schade geclaimd moet worden.

Doktoren moeten zich zwaar verzekeren. Want elke fout die ze maken moeten ze tot op de bodem verantwoorden en materieel vergoeden.

Zelfs predikanten zullen uitermate op hun tellen moeten gaan passen. Ze krijgen straks claims aan de broek van mensen die menen dat ze door de woorden van de dominee geestelijk schade lijden.

Dat is minder ver weg dan u denkt.

 

Als je dit stuk in de bijbel leest, dan zie je dat het gaat om het gegeven dat mensen overal en altijd bezig zijn om elkaars spiegelbeeld te zijn.

 

Als jij vijandige gevoelens tegen mij koestert, dan spreekt het vanzelf dat ik vijandige gevoelens over jou krijg.

Als jij mij haat, dan krijg ik haatgevoelens tegen jou.

Als jij mij het slechte toewenst, dan kan ik moeilijk jou het goede toewensen.

Als jij mij slaat, dan heb ik recht om jou terug te slaan.

Als jij iets van me afpakt, dan heb ik recht om het terug te pakken. Of ik pak ook iets van jou af.

Als jij geld van mij leent, dan moet ik het wel keurig weer terug hebben.

Als jij over mij oordeelt, dan mag je best weten dat ik ook een oordeel over jou klaar heb staan.

Als jij mij veroordeelt, dan zal ik zorgen dat jij veroordeeld wordt.

Als ik jou help, dan moet jij mij ook een keer helpen.

Als ik voor jou zorg, dan doe ik dat met de verwachting dat jij het ook voor mij zult doen.

Atijd moet er een balans zijn. In het kwade dat je elkaar doet. En in het goede dat je elkaar doet.

En omdat wij in onze tijd allemaal opgesloten zitten in het celletje van het individuele ‘ik’, waar we met alle macht proberen dat ‘ik’ te beschermen en te vertroetelen, is die spiegel-cultuur eigenlijk nog veel sterker geworden. Allemaal vechten we voor onszelf en eigenlijk is iedere ander een potentiele concurrent. De collega met wie ik aardig kan opschieten op het werk, wordt opeens een rivaal, als er maar voor één van ons tweeën de kans is om een stapje hogerop te geraken.

 

Maar we kunnen toch niet over ons laten lopen?

We moeten toch ook assertief zijn?

Als iemand wat van met leent, kan ik het toch niet zomaar laten zitten?

Wat krijgen we voor wereld, als we deze geboden van Jezus zouden toepassen?

 

Ik begrijp dat weerwoord wel. En soms moet er ook recht zijn, dat tegenover het onrecht staat.

Maar we zijn niet zomaar van dit woord af.

Begrijpen we enigermate, gemeente, dat onze menselijke manier van samenleven altijd dat concurreren in zich heeft? Dat gericht zijn op jezelf. En dat dat zo vaak veel spanningen tussen mensen geeft?

En zelfs al zouden we toegeven dat het in de wereld oneindig meer vrede zou geven, als ieder zo zijn levensroeping zou invullen zoals Jezus dat hier zegt, dan nog hebben we het gevoel: ik ben maar zo’n beperkt mens. Zo heilig en goed ben ik echt niet.

 

Dat heeft er toe geleid dat het er onder de christenen niet zoveel beter aan toe gaat dan in de rest van de wereld. Ook in Nieuwleusen niet. Of vergis ik mij? Kennen wij onder ons de glans van liefde die ons er boven uit doet steken? Dat men zijn vijanden liefheeft. Dat men alles voor iedereen over heeft? Geen eigenbelang nastreeft? Mijn ervaring is van niet. Natuurlijk zijn er veel goede dingen onder elkaar. Maar er hoeft maar een verkeerd woord te vallen of mensen zijn gebrouilleerd. Lopen weg. Willen elkaar niet meer zien. Blijven weg bij het Avondmaal. Of helemaal uit de kerk.

 

Ik wil maar zeggen, gemeente, het ideaal van deze Bergrede klinkt mooi. Maar is te mooi om waar te kunnen zijn.

 

We worden vanmorgen oneindig geholpen doordat we ook Avondmaal vieren.

Jezus is bij ons.

Sterker: Jezus deelt zichzelf aan ons uit.

We zijn opnieuw getuige van de dood van Jezus.

Dit is mijn lichaam dat voor u verbroken is. Dit is mijn bloed. Drink daarvan.

 

Aan de vooravond van zijn dood heeft Hij zijn eigen dood als in een mimespel uitgelegd.

Ik word straks slachtoffer. De haat van de mensen zal me treffen. Jullie, weet Hij van die twaalf aan tafel, zullen me net zo goed verraden. In de vorm van verloochening. Jullie laten me in het meest kritieke moment zitten.

Maar Ik loop niet weg voor wat nu gaat gebeuren. Ik word straks kapotgemaakt. Ik zou kunnen onderduiken. Ik doe het niet.

Ik laat mij stukbreken. Zo deel Ik mij nu aan jullie uit.

 

Zo heeft Hij het Avondmaal ingesteld. Al van tevoren uitgelegd wat zijn dood zou zijn.

Een vrijwillige overgave van zichzelf. In die zin is het een offer.

Een ongehoord krachtig offer, omdat het totaal door liefde is ingegeven.

Een offer dat precies de houding van de mensen blootlegt. De houding die de potentie in zich heeft om de ander uit puur zelfbehoud af te schrijven, uit te sluiten, en desnoods te vermoorden.

Overigens was Hij geen zwakkeling. Te slap voor een stukje mannelijke weerstand, zodat Hij zich maar liet offeren. Integendeel. Als er ergens kracht in de wereld is geweest dan in de moed waarmee Jezus de haat van zijn vijanden onder ogen heeft gezien, tegemoet getreden en blootgelegd.

 

Als Hij dat offer van zichzelf op die avond uitdeelt aan zijn discipelen, dan verlangt Hij niets meer terug. Op geen enkele manier moeten de discipelen waarmaken wat ze krijgen. Waard zijn wat ze krijgen. Op geen enkele manier stelt Jezus voorwaarden die door de apostelen vervuld moeten worden, wil Hij zichzelf overgeven aan de machten van de dood.

Heel dat schema, waar Jezus in dit gedeelte naar verwijst, en waar menselijke relaties en samenlevingen gewoonlijk op zijn gebouwd, nl. voor wat hoort wat; liefde krijg je als je het verdient; - heel dat schema is hier afwezig.

De liefde is hier machtig. In menselijke vorm. En in goddelijke grootheid. Onvoorwaardelijk. Van de andere kant.

 

Precies dat, gemeente, deelt Jezus als opgestane Heer nu nog uit, ook vanmorgen.

De opstanding is een geschenk van God aan Jezus. En aan ons. Jezus, die wij ook mee vermoord of verraden zouden hebben, en die wij ten diepste in allerlei kleine vormen van ontrouw aan onze naasten steeds vermoorden, wordt hier op een machtige manier aan ons teruggegeven. Dat is de diepste essentie van de opstanding. Het komt totaal van de andere kant.

En daarmee neemt Hij ons helemaal op in de liefde waarmee Hij zichzelf offerde. Neem maar, en eet maar. Ik heb Mij laten breken. Tast en proef maar aan de liefde.

Drink van de wijn van de vreugde die in mijn liefde aanwezig is.

 

En daarmee zijn ons twee dingen gegeven.

  1. Het is ons volkomen vergeven dat wij deze wet van liefde zo ongelofelijk vaak hebben geschonden, en dat wij slechts kleine mensen zijn als het aankomt op die krachten van Gods Koninkrijk.
  2. We worden in dat veld van liefde getrokken, zodat we op een nieuwe manier tegen het leven aankijken. Wat Jezus ons in dit stuk van de Bergrede verkondigt, sterker: gebiedt, dat is daarmee dichter bij ons komen staan.

Kijk eens naar je leven. Naar de dagelijkse patronen. Hoe ga je met collega’s om. Hoe zit je huwelijk in elkaar? Hoe kijk je naar de mensen die je in de kerk gegeven zijn?

Iets van heimwee dringt tot ons door, om te verwezenlijken wat Jezus hier in de Bergrede zegt. Want dat is de grondstructuur van zijn Koninkrijk. In onze kille zakelijke wereld, in onze soms kleinmenselijke manier van leven met elkaar verandert iets. Iets ongelofelijk moois breekt door de harde korst heen. De tere bloem van de liefde, die Jezus ons uitdeelt.

We worden uitgehaald uit de sfeer van voor wat hoort wat. Van kwaad vergeld je met kwaad. Van vijandschap roept vijandschap op.

Ik geloof, gemeente, dat als wij niet tot die essentie van de kerk en de gemeente weten terug te keren, er geen echte toekomst voor de kerk is. Ook in Nieuwleusen niet. Bij al wat we proberen te redden.

Maar in die kracht van Jezus in een nieuw herwonnen gemeenschap rond de Tafel van de Heer bloeit nieuw leven. Alleen dat heeft toekomst.

Amen.