Dorpskerk  Barendrecht, Pinksteren 2009.

Genesis 11 en Handelingen 2

 

Lieve gemeente,

 

De duivel. Gelooft u nog in de duivel? Bestaat de duivel? Steeds minder christenen geloven in het bestaan van de duivel.

En de heilige Geest dan? De meesten van u zijn gedoopt in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Drie-enige God. Bestaat de heilige Geest? Gelooft u in de heilige Geest?

De heilige Geest en de boze geest. Eigenlijk staan ze zo tegenover elkaar op dit Pinksterfeest.

 

Genesis 11. Is dat niet een boze geest over de mensen? Een boosaardige eenheid. Samen zijn we sterk! Samen zo sterk dat wij mensen zo’n beetje alles kunnen. Goden zijn we toch?

Niemand slaat ons nog uit elkaar.

En dan een boosaardige verwarring. Niemand die de ander meer verstaat. Ze verdragen elkaar niet meer. Geweld dat de eenheid uiteen doet spatten. Oorsprong van alle oorlogen tussen de volken. Is dat niet de duivel?

 

En dan Handelingen 2. Helemaal gelezen hebben we het niet, maar zoals u wellicht weet loopt het verhaal uit op een prachtig einde. 3000 Mensen, en in een paar dagen 5000 mensen, die uit alle talen en culturen vandaan elkaar opeens verstaan. Geen enkele multiculturele barrière meer. Ze zitten feestvierend bij elkaar. Breken bij elkaar het brood. Hangen de sleutels van hun huizen op één grote bos. Verkopen hun bezittingen en delen die uit aan de armen. Vrede op aarde.

 

In ons mensen zit die onverwoestbare neiging om zo op elkaar te gaan zitten dat we allemaal op elkaar gaan lijken. Even zou je denken dat dat niet waar is. Want we willen allemaal authentiek zijn. Allemaal uniek zijn. Maar kijk maar naar wat we doen in onze maatschappij van consumeren. Via schoon schijnende beelden worden we verleid om na te bootsen. En we doen het! We imiteren onbewust iets van het geluk dat het model lijkt uit te stralen. Hypes in de mode, in de cultuur, in de commercie: ze zijn allemaal op dat mechanisme gestoeld. Ik heb al vaker het voorbeeld genoemd uit onze vorige woonplaats Nieuwleusen. Daar werd een vergunning voor een serre aangevraagd, zo stond in de krant. Binnen twee maanden stonden er nog vijf aanvragen uit dezelfde straat voor een serre in.

 

Deze week gaan we stemmen voor Europa. Eén groot Europa. Waarom willen de Roemenen en de Bulgaren en de Turken meedoen? Omdat ze net als wij een toren tot in de hemel willen bouwen. Omdat ze denken dat de welvaart van West-Europa een goddelijk geluk inhoudt. En wie luistert naar de hoofdthema’s van de Europese politiek, hoort daarin bijna altijd de hoofdtoon van welvaart en economie. Van verdeling van het geld. Terug te voeren op het verlangen waarin we allemaal datzelfde ene doel nastreven, en waarin we allemaal elkaars imitators zijn: welvaart.

 

Landen als Noord-Korea, we zien het op TV: de mensen worden tot een eenvormige marcherende massa gemanipuleerd. Tito deed het met Joegoslavië, Stalin en Lenin met de Sovjet-Unie. Fidel Castor met zijn redevoeringen en ideologie in Cuba. Hitler met Nazi-Duitsland. Een eenheid waar we van gruwen, omdat het de mens zijn individualiteit afneemt. Eén samengeklonterde massa. Groot en machtig.

En ondanks het feit dat we er van gruwen als we het zien, zoeken ook wij in groepen een soms verstikkende eenheid.

Kijk naar een jongerengroep. Jongeren zoeken naar hun identiteit en menen die te vinden in een vergaande imitatie van elkaar. Je ligt er uit als je niet een bepaald merk kleren draagt. Niet een bepaald soort muziek draait. Bepaalde taalcodes weet te hanteren. Als je een bepaald woord uit die code niet kent of verkeerd uitspreekt, barst de hele groep in minachtend lachten uit. En ze zitten ongekend dicht op elkaar.

Maar ook families en clubs. Religieuse groepen. Een heel klein universum waar iedereen zich aan de code dient te houden. Waar onuitgesproken nauwkeurig iedereen alles kopieert van iedereen.

Dat is de duivel, gemeente.

De duivel bestaat niet. Hij is geen concurrerende god naast de ware God. Maar we zijn het zelf, in die ongekende oerneiging om samen te klonteren in onbegrensd kopieergedrag waarin iedereen op iedereen wil lijken.

 

En de taal van de duivel is de taal van de eenheid in boosaardigheid. Zoals het bij Jezus ging. Over Jezus was men zeer verdeeld. Totdat de dag van zijn proces aanbrak. Toen waren ze één. Als uit één mond schreeuwen ze: ‘Kruisig Hem, kruisig Hem”. Eén in het oordeel dat Hij dood moest. Geef ons Barabbas. Laat Jezus gekruisigd worden. De taal van de haat, die begint bij de rivaliteit tussen mensen, en die aansteekt.

U weet hoe het gaat. Hoe gauw de naam van een mens bezoedeld is door de jaloerse verdachtmaking in een subtiele roddel. In een boosaardig besmettelijk woord van verdachtmaking. Daar is de beste mens van deze wereld aan dood gegaan. Aan de eenwording in deze besmetting. Daar loopt de temperatuur op.

 

Zo zal het gegaan zijn bij de torenbouw van Babel. Daar was de mens als uniek wezen uitgewist door het streven naar eenheid. Iedereen in de knel van een dwingend systeem. Logistiek moet het fenomenaal zijn geweest. Vertaald naar onze tijd, zullen ze wel allemaal een streepjescode hebben gehad. Iedereen exact op de plek waar het programma hem of haar moest hebben. Bij het uitgraven van de leem. Het winnen van de pek. Strak georganiseerd. Bij het dragen van de stenen naar boven. Bij het metselen met de mortel. En in dat strak georganiseerde systeem ben je je ware mens-zijn kwijt. Een oude joodse vertelling zegt dat de toren zo hoog werd en de moeite om de stenen op zijn plek te krijgen zo groot, dat als er een steen naar beneden viel daarover het verdriet veel groter was, dan wanneer een mens naar beneden stortte.

En kennen we dit eenheidsstreven waarin de mens verloren gaat niet, als we kijken naar de dwingende cijfers van rendement en efficiency in onze cultuur? In de standaardisering van de zorg, waar het aantrekken van een steunkous bij een vereenzamende bejaarde zo weinig minuten mag kosten dat er geen gesprekje meer mogelijk is? Ontmenselijkende eenheid.

 

Maar daar waar het systeem de mens zijn humaniteit ontneemt, daar beginnen ook andere krachten te spelen. Daar gaat onderhuids iets broeien. En daar ontstaat dat andere gezicht van de duivel met zij januskop.

De boze geest van de taal die verwoestend werkt. Als die groep, die zo één leek te zijn, uiteenbarst. Als woorden haat zaaien. Die tot één geklonterde mensenmassa barst uiteen in een gewelddadige eruptie. Eén verkeerd woord. Een klein gemopper. Het zwelt aan tot een zwaar onweer. Het barst uit. Het dondert. En iedereen wordt de vijand van iedereen. Taal zaait verwoesting. Je begrijpt elkaar niet meer waar de taal van de haat wordt gesproken. Dat is misschien nog het meest eigenlijke gezicht van de duivel die niet bestaat. Diabolos. De tweedrachtzaaier. Daar spatten ze uiteen. Geweld in woorden. Geweld in daden.

Een kleine hechte religieuze groep. Maar die gaat barsten van ingehouden geweld. Die plotseling scheurt omdat het schijn-religie was, waar een manipulerende leider voor God speelde. Een kerkelijke gemeente, waar verschillende groepsbelangen elkaar gewelddadig uit elkaar spelen. Lees het prachtige boek van Jan Brokken, Mijn kleine waanzin, hoe het toeging in de hervormde gemeente van Rhoon. En zijn we niet zelf als hervormde gemeente van Barendrecht uiteengereten door de taal van de haat in de conflicten waar we doorheen gingen, en mensen verder dan een heelal uit elkaar zijn gedreven?

Diabolos. Taal die verwoestend scheidt. Elk begrip voor elkaar weg neemt.

 

Kun je op aarde dan ooit tot vrede komen? Tot eenheid? Moeten we dan niet gaan stemmen voor een Europa dat de vrede bewaart? Jawel. Ga gerust stemmen. Europa heeft zegenend gewerkt. Maar verwacht er het heil en het geluk niet van. Elke cultuur van mensen zal een eenheid brengen waar de vrede slechts schijn is.

 

Maar er is een andere taal. Er is een ware Geest. Een heilige Geest. De Geest die de vrede op aarde van de kerstnacht zal brengen. Pinksteren.

Dat is de Geest van de taal van de liefde. Dat is het heilige vuur dat niet scheidt, en geen schijneenheid smeedt. De taal die van geluk dronken maakt. De taal die een zuiverende stormwind van heilige kracht teweegbrengt.

Dat is de taal die allereerst onomwonden het kwaad ontmaskert. Niet bot, maar met de volkomen helderheid van de liefde. Dat is de taal die iedereen die wil horen verstaat.

Die weergaloos heldere preek van Petrus. Want over de Geest hoef je niet zwevend te doen.

De Geest zegt op die Pinksterdag de dingen helder en rechtuit. Jullie mensen uit alle windstreken van de wereld, jullie hebben Jezus gedood. Jullie lieten je gewillig tot een samengeklonterde massa smeden. Kruisig Hem, kruisig Hem. Maar Hij is opgestaan. God heeft getoond dat het de ware Rechtvaardige is. God heeft Hem vrijgesproken.

En dat ging over iets dat vreselijk concreet voor hen was. Vijftig dagen terug. Massale opstand tegen Jezus. De stem van het volk had geklonken over de stad. Zoals de spreekkoren uit de Kuip over heel IJsselmonde te horen zijn.

Maar omdat Petrus preekte met de helderheid en de kracht van de liefde, in plaats van met de wrok en de haat van massapsychologie, kwamen duizenden tot verhelderend inzicht over het duivelse krachtenveld waarin ze zich onwetend, onbewust hadden laten meeslepen.

En ze bekeren zich. Er ontstaat een taal van liefde die tot heilige eenheid smeedt. Ze laten zich dopen met een nieuwe Geest. De Geest van Jezus. Daar worden ze waarlijk mens van. En dan vormen ze een gemeenschap die het tegenbeeld is van de samengeklonterde massa. In die samengeklonterde massa ben je één over de rug van die ene die je gewelddadig uitsluit en desnoods vermoordt. Maar in de ware gemeenschap heb je geen slachtoffer meer nodig om één te zijn. Daarin vormen de enkele mens en de gemeenschap geen tegenstelling meer. Maar wordt er zelfs voor de kleinste en meest onaanzienlijke gezorgd. Daar wordt de ware humaniteit gevonden. Dat spreekt de taal van de hemel.

Dat is genade.

Dat maak je niet zelf.

Vrede op aarde bereiken we niet zelf. Die wordt ons in de ware Geest geschonken. En daar spreken we één taal, hoewel we uit talloze culteren en talen komen. De taal van de liefde.

 

De afgelopen week had ik een bijzondere ervaring van deze taal van de liefde.

Het was gebleken dat de Keniaanse gemeenschap, die God op onze weg heeft gebracht, het dorp Rurigi, plotseling met erge honger is geconfronteerd. En na intensief overleg met Kenia en met de werkgroep en onze diakenen hebben we besloten om acuut noodmaatregelen te treffen. Daarom belde ik vrijdagmorgen met de directeur van een grote fabriek in Eldoret. Een Aziaat, met een hindoestaanse achtergrond, die ik vorig jaar leerde kennen toen ik het diakonale project ging opzetten. Mijn vrouw en ik zijn afgelopen januari zeer hartelijk door hem ontvangen en gastvrij in zijn huis aan tafel genodigd. Een vorm van verbondenheid ontstond. Belangeloos heeft hij in april personeel van de fabriek en zijn vrachtwagens ter beschikking gesteld om zaaigoed en kunstmest in het moeilijk te bereiken Rurigi te krijgen. En ik belde mailde en belde hem vrijdag om te vragen of hij ook deze keer wilde helpen. Hij zei dat het vanzelf sprak. En aan het eind van ons telefoongesprek sprak hij zijn dank uit voor onze verbondenheid. Hij zei: je e-mail en je telefoongesprek duiden aan dat de Almachtige in de hemel ons samen verbindt. Het ontroerde me zeer. Het gaf me een enorme diepe blijdschap. Iemand uit zo’n totaal andere cultuur. Van een andere religie. Met wie je toch een totale eenheid van taal en liefde ervaart. Indiase Hindoestaan. Met een Nederlandse Calvinist. Ik geloof dat dat genade is.

Eer aan de Vader

Eer aan de Zoon

Eer aan de heilige Geest.    Amen.