Dorpskerk Barendrecht, 25 april 2010  Jubilate

Ds. Ph. van Wijk

Openbaring 7 : 9-17,  Johannes 10, 22-39

 

Lieve gemeente,

 

Ik hoor deze week Belgische, een Vlaamse vrouw op TV zeggen: het gaat niet, als tweetalig land. Laten het maar Europa zijn. Geen België meer. En ik dacht aan het Europese volkslied: “Alle Menschen werden Brüder”. Wij hebben een beetje de neiging om te zeggen: we snappen het niet, wat die Belgen bezielt. Twee talen, dat moet tocht kunnen samenleven? Gewoon ieder zijn taal, ieder zijn stem. Waarom zitten die twee  tongen elkaar zo in de weg dat het België in chaos stort?

Maar je hoeft het echt niet ver weg te zoeken. Collega Romkes schrijft in het jongste Klankbordnummer over concurrentie in de kerk. Er zijn verschillende smaken en kleuren van geloven en gemeente-zijn. Ook in de Protestantse gemeenten van Barendrecht. Hoe moet dat nu, als we verder gaan? Wijkgemeenten met ieder een verschillende kleur? Maar dan wordt het toch al gauw concurrentie van elkaar? zo is de teneur van het artikel van collega Cees.

 

Overal waar mensen samenleven gebeurt dat, gemeente. In Kenia is er onderhuids en soms openlijk geweld tussen de 40 stammen die er leven. En bij ons er die potentie als het gaat om de kerk of om de voetbal. Of tussen buurdorpen. Het zit ons diep, heel diep in het bloed.

En die spanningen tussen mensen en tussen groepen kan soms leiden tot ernstige uitsluiting. Soms wordt al die spanning afgewenteld op één groep. Die worden sociaal uitgesloten, of ernstiger: vernietigd. Genocide. Afgelopen maandag werd Yon Hashoa gevierd, herdenking van de Holocaust. Gisteren de bevrijding van Dachau.

Zo was dat in het Romeinse Rijk ook aan het einde van de eerste eeuw. Daar waren het in het bijzonder de christenen die het moesten ontgelden. Ze mochten niet volwaardig meer meedoen in het economisch systeem. Niet meer kopen. Veel functies niet meer bekleden. Sterker: ze werden opgepakt, als tuinfakkels gebruikt bij keizerlijke feesten, voor de leeuwen geworpen, verbannen naar afgelegen eilanden, zoals de apostel Johannes.

 

In die setting krijgt het visioen van vandaag echt kleur en betekenis. Visionair ziet Johannes in de hemel een prachtige liturgie, waarin een ontelbare menigte voor de troon van God staat, met daarin mensen uit alle soorten groepen van de wereld. Alle talen, stammen, naties, generaties. En als het vandaag geschreven was, zou er bij staan: uit alle kerken en alle supportersverenigingen.

En in die hemelse liturgie dragen ze liturgische gewaden en liturgische symbolen. Witte gewaden en palmtakken. Die staan symbool voor redding en overwinning. Wij kennen het liturgisch wit: het wit van de grote kerkelijk feesten. Het wit van heil en overwinning. En de palmtakken van het messiaanse visioen van Palmpasen. De overwinnende Koning.

 

En er zijn dan twee koren die op elkaar antwoorden. Liturgische spreekkoren. De grote ontelbare schare roept het als met één stem uit: De redding is van onze God, die op de troon gezeten is, en van het Lam!

De zaligheid zegt de NBG-vertaling. Beter vertaald zegt de NBV: de redding. Er is iets ongekends gebeurd: er is redding gekomen. En tegen het licht van die schare die hier wel zonder uitsluiting en zonder concurrentie en zonder onderling geweld, maar juist in prachtige eenparige liefde en aanbidding samengestroomd is, begrijpen we dat woord redding opeens. De diepste angel is uit de mensheid gehaald. De angel van de concurrentie, de rivaliteit, de oorlog, de jaloezie, de conflictjes, het wantrouwen, de angsten voor elkaar, het elkaar willen overheersen, het wij-zij gevoel. De redding is van onze God en van het Lam.

En dan bereikt de liturgie zijn climax. Dan werpen de representanten van de hele kosmos, de engelen van de hemel, de oudsten van de kerk, en de vier dieren van de schepping, zich op hun aangezicht in aanbidding.

Amen! De lof en de heerlijkheid en de wijsheid en de dankzegging, en de eer en de macht en de sterkte zij onze God tot in de eeuwigheden! Amen!.

 

Dit is liturgie gemeente! Aanbidding, lofzang vanwege de redding! Aansluitend op de kerstnacht. Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde in de mensen van Gods welbehagen, de schare uit alle bevolkingsgroepen.

Jubilatie Deo. Juicht voor onze God!! Stem en tegenstem, springen op voor Hem, die ons heil bewerkte.

De spreekkoren van de Kuip en de ArenA zijn er niets bij. Daar is het gejuich opmaat voor geweld. Daar moest vanwege dit oergeweld tussen mensengroepen de bekerfinale van vandaag voor worden aangepast.

Maar de ware jubel is vanwege de redding uit deze oerprocessen die de menselijke samenlevingen zo problematisch maken.

 

En nog beter begrijpen we het karakter van de liturgie en de jubel en de redding, als nog duidelijker wordt wie die schare eigenlijk is, en waarom ze witte kleren dragen.

“Deze zijn het die komen uit de grote verdrukking, en zij hebben hun gewaden, hun stola’s, gewassen en die wit gemaakt in het bloed van het Lam.”

 Al heel spoedig komt er bij het horen van die woorden voor doorgewinterde christenen een hele lading dogma mee. Dan horen we zoiets als: we zijn van onze zonden gewassen, gereinigd, door het bloed van Christus. Wat dat dan ook moge betekenen. Maar dan zijn we door de dogmatiek op het verkeerde been gezet.

De witte gewaden zijn de gewaden van de overwinning. Er staat niet dat ze uit de grote zondeschuld komen die hen aankleefde. Maar er staat dat ze uit de grote verdrukking komen.

Zij zijn degenen die het slachtoffer geworden zijn van die groepsprocessen. En dat is voor de eerste lezers van dit Bijbelboek wel heel concreet geweest, zoals ik al zei. Heel dit visioen, en heel veel van dit Bijbelboek is er op gericht om hen in hun bittere lot te versterken in het geloof dat de overwinning al is behaald. Zij worden geslachtofferd door de samenleving. Alle interne spanningen van allerlei groepsbelangen en alle politieke rivaliteiten binnen dat Romeinse Rijk worden op hen afgewenteld. Diep vertrapt.

Maar in het licht van het bloed van het Lam zijn ze overwinnaars.

En vorige week hebben we al gezien dat het Lam er staat als geslacht. Zij zijn de jubelende overwinnaaars, omdat er Eén is voorgegaan in een ontmaskerend proces, die zich heeft laten slachtofferen om juist dit diepste probleem van het menselijk samenleven bloot te leggen. Zij worden onschuldig geslachtofferd, om de prijs van de interne spanningen in het Romeinse Rijk te moeten betalen. Maar Eén heeft dat op ultieme wijze ontrafeld en ontmaskerd, door dat zelf welbewust en vrijwillig te ondergaan. Maar daarin dan ook te overwinnen. Daarin niet het geweld van de ene groep tegen de andere vast te houden, maar alle geweld af te leggen en zelfs de moordenaars maar ook de verraders en de verloochenaars vergevend lief te hebben.

Daarom is dit Lam van God, dat het kwaad van de mensheid draagt, op de derde dag opgestaan uit de dood. En deze schare die niemand tellen kan, identificeert zich met deze Overwinnaar van Pasen, het Lam dat staat als geslacht. Zij durven het aan om als loosers van de samenleving, te zien dat ze overwinaars zijn in de goddelijke kracht die het Lam heeft getoond. Zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed van het Lam. Met Hem zijn ze overwinaars over het uitsluitende geweld van de mensen.

 

En daarom is dit Lam ook de herder die hen weiden zal naar de waterbronnen van het leven.

Weer zo’n paradoxale uitdrukking. Een Lam als herder. Hebt u wel eens naar lammeren gekeken? Volkomen ongeschikt om de kudde leiding te geven.

Hij doet het. Niet vanwege een romantisch liefelijk beeld. Maar als slachtofferlam die de weg uit het geweld heeft gebaand op goddelijke wijze. Alle tranen zullen van de ogen worden gewist. In algemeen pastorale zin. Maar vooral, zult u begrijpen, in de zin van de bittere tranen van het bittere kruid, om het met de titel van Marga Minco te zeggen. De overwinnende slachting waarin het Lam zich heeft laten slachten wordt de weg van de vrede voor de wereld. Het Lam wordt de Herder.

 

En dat is liturgievieren, gemeente. Wij komen zo vaak naar de kerk om gestreeld te worden in wat religieuze gevoelens. We dreigen in onze rollen in de liturgie nog al eens uit glijden, omdat we als organist of als predikant of als lector of als ouderling van dienst of als koorzangers graag willen horen dat we het mooi gedaan hebben. Maar dat is faliekant fout. Daar krijg je dezelfde dingen van als tussen voetbalclubs. Op den duur kan dat tot rivaliteit en oorlog leiden. We staan hier niet omdat er voor ons geapplaudisseerd zou moeten worden. En we komen hier niet om geëntertaind te worden, ieder naar zijn eigen leuke of fijne smaak. Daar krijg je concurrentie van in de kerk.

Maar liturgie is aanbidding. Jubel. Gericht op de Overwinnaar. Als je naar een uitvaartdienst gaat of een huwelijksdienst dan ga je niet om zelf gesticht te worden, maar voor de familie of voor het bruidspaar. Zo is in onze liturgie niet op onszelf gericht en onze behoeften.

Een van de problemen van het kerk-zijn vandaag is die gerichtheid op wat alom in de Westerse samenleving het leven bepaalt: je leeft om naar je toe te halen. En zo moet de kerk ook aantrekkelijk zijn. Vooral de kerkdienst.

Maar het wezen van de eredienst en de liturgie is niet het naar ons toe halen. De christelijke kerk en de christelijke liturgie wortelt op Israël. Als Israël een heiligdom maakt in de woestijn en een tempel in Jeruzalem, dan zijn die heiligdommen en de liturgie die er bedreven wordt helemaal gericht op de Eeuwige. Je komt naar het heiligdom niet om er iets te halen, maar om er iets te brengen. Vooral de aanbidding.  Gods troont op de lofzangen van Israël, zegt de Psalm.

Laten we zo de lofzang gaande houden, vanwege het Lam dat onze herder is, en vanwege de Eeuwige die in dat Lam onze redder is uit al ons menselijke geweld en kwaad.

Amen.