Dorpskerk Barendrecht

zondag Judica, (eerste Passiezondag)  9 maart 2008

ds. Ph. van Wijk

 

Nehemia 6 en Johannes 11 : 45-53

 

Lieve gemeente,

 

Het is geen moeilijk verhaal van die verhoudingen tussen Nehemia en Sanballat en Tobia en Gesem.

We weten wel hoe het werkt tussen mensen die een beetje een gelijke positie hebben. Collega’s op het werk. Want eigenlijk zijn ze dat. Sanballat is gouverneur van Samaria. Tobia van de Ammonieten. En zo is Nehemia hun collega uit Juda, Jeruzalem.

 

Als posities zo dicht bij elkaar liggen dan is er snel rivaliteit.

Je ziet dat je collega de dingen voor elkaar krijgt. Gewaardeerd wordt. Door anderen bewonderd wordt. En zijn of haar verlangen is het jouwe. Waardering. Aanhang. Succes.

Dat is wat er tussen Tobia en Sanballat en Nehemia speelt.

 

Rivaliteit vind je overal. In al zijn gradaties, openlijk en verborgen.

 

En rivaliteit ontaardt snel in gemeenheid. Geweld in allerlei vormen. Van subtiele roddels tot grove intimidaties. Van geraffineerde verdachtmakerij en listige zetten tot openlijke aanvallen. Van pesterijtjes tot grof gescheld.

 

En soms voel je een diepe onmacht. Omdat de roddels grip hebben op de omstandersen  iedereen de leugen begint te geloven. Mensen zich van je afkeren.. Kwaad, gemeente, is zeer besmettelijk.

 

Je laat je gemakkelijk ook verleiden tot wederkerige rivaliteit. Tegen wil en dank heeft het vat op je. Je laat je een rivaal van de ander maken. In je boosheid ga je van de weeromstuit ook boze dingen zeggen over de ander. Negatieve trekken benadrukken. Steun zoeken bij je collega’s waar je je rivaal toch een beetje in een bepaald daglicht zet. Je verhaal aan anderen over die collega of dat familielid of die vriend ademt die onmachtige boosheid waarmee je hem of haar toch wil terug doen.

Hoe moeilijk is het om dan je zuiverheid te bewaren. Als je onschuldig bent maar dan uit jaloezie en rivaliteit zwart gemaakt wordt.

 

Zo lees ik zo’n Nehemia-verhaal Hoe doe je het nu, Nehemia? Laat je je in die rol van rivaal drukken? Of bewaar je toch de zuiverheid?

 

U weet wel, gemeente, dat veel Psalmen eigenlijk ook over deze dingen gaan. Dichters die zich onrecht aangedaan voelen. Die door rivalen in het nauw worden gedreven. Kapot gemaakt worden door laster. Ten onrechte geweld moeten verduren. De roep tot God om recht. Zondag Judica, vandaag. God, kom mijn geding beslechten. Boosdoeners willen met mij rechten, die niet aan trouw en waarheid hechten. Doe mij ontkomen aan hun haar, o HEER, mijn toeverlaat.

 

En dan zie je in die Psalmen nogal eens de roep aan God om vergelding. God, sla ze op hun tanden, zegt Psalm 3. God, u weet toch wel dat ze me zonder reden vervolgen, belasteren, proberen te vernietigen.

En God moet wraak plegen. Daar hebben wij vaak moeite mee. Soms wel eens wat schijnheilig, denk ik dan. Want wraak en vergelding liggen heel dicht bij ons. Maar misschien is het in het licht van de toenmalige situatie juist wel positief dat je niet zelf vervalt in wraak en het betaald zetten van dingen. Maar dat je de wraak bij God legt.

Nehemia doet dat in elk geval ook.

Mijn God, denk aan alles wat Tobia en Sanballat hebben gedaan, en aan de profeten die me hebben bang gemaakt.

 

Als we vandaag de eerste passiezondag vieren en dicht bij het hoe en waarom van het lijden en de dood van Jezus willen komen, dan moet je zeggen dat het niet om andere dingen gaat dan deze, gemeente.

 

Natuurlijk is het veel mooier om te preken over spirituele dingen. En over troost en bemoediging. En over liefde voor elkaar. En daar liederen bij te zingen waar we ons goed bij voelen.

Maar de feiten van het lijden en de dood van Jezus zijn van een platvloerse menselijkheid waar ons het fijne gevoel wel een beetje bij vergaat, als je eerlijk bent.

De evangelisten vertellen rechtuit een verhaal van rivaliteit en van politieke geraffineerdheid. We hebben er in de kerkgeschiedenis een mooi verhaal van gemaakt, van het lijden en sterven van Jezus, waar we dierbaar over kunnen doen. Maar de evangelisten vertellen geen dierbaar verhaal.

 

Het is slechts het verhaal van rivaliserende Joodse leiders. Collega-rabbi’s die jaloers zijn op de populariteit van Jezus, al zo lang Hij openbaar optreedt, en zijn liefde mensen aantrekt. En dan komt er een climax als Hij Lazarus uit de dood opwekt, en in de omgeving van Jeruzalem er zoveel mensen in Hem geloven. Dan leggen ze in hun rivaliteit allerlei politiek raffinement aan de dag. Waarbij er nogal wat parallellen zijn met de politieke spelletjes van Sanballat en Tobia.

Hoe gaat dat, ook vandaag nog, gemeente? Ik ga niet herhalen wat ik aan het begin al zei. Ik voeg er nog een element aan toe, dat rond de problemen met Jezus zo schrijnend aan het daglicht treedt.

Dat is de al even menselijke trek om de lieve vrede en je eigen belangen te redden door iemand anders op te offeren.

Er wordt niet gevraagd naar wat werkelijk recht is. Het is in het belang van het bedrijf als die lastige collega verdwijnt. Want anders gaat het hele bedrijf er nog aan. Kajafas snapt het drommels goed. Dat het in de wereld zo werkt. Dat belang gaat voor recht. Kajafas is politicus en manager. En die lossen conflicten op door er één op te offeren.

 

Waarom hebben we met zulke verhalen te maken gemeente? Om er een mooie draai aan te geven en dan stichtelijk te eindigen? Bijvoorbeeld door te vroeg te zeggen dat het toch goed is geweest dat Jezus is gestorven voor het volk en voor de wereld. Voor onze zonden. Maar dat staat er niet in de eerste plaats.

Nee, de weerbarstigheid van zo’n Nehemiaverhaal, en de platvloersheid van het politieke gekonkel rond de dood van Jezus kunnen ons slechts helpen als we ze in hun directe eenvoud laten staan. Zonder fraai dogmatisch sausje. Ze vertellen slechts dat onze menselijke manier van denken o zo gemakkelijk leidt tot het afschrijven en desnoods opofferen van anderen.

 

Het zijn verhalen die je willen helpen om in de slangenkuil van onze menselijke verhoudingen de weg te leren. Misschien wel eerst de weg voor wie het slachtoffer wordt van rivaliserende gevoelens bij vrienden, collega’s, huisgenoten of wat ook. De Bijbel laat niet zomaar toe dat je geslachtofferd wordt. Ontmaskert de sluwheid en de krachtenvelden die uit de rivaliteit voortkomen. En bemoedigt je in het besef dat je gekend bent als je ten onrechte in kwaad daglicht komt te staan. Psalm 43.

 

En zulke verhalen zijn er ook om de valkuil bij jezelf op het spoor te komen. Te gaan doorzien dat niets menselijks ons allen vreemd is, en we o zo makkelijk zelf in de slangenkuil van rivaliteiten zitten. En wie dat in het licht dat rond Jezus gaat schijnen steeds meer gaat doorzien, wordt gewaar dat er in jezelf een tegenbeweging op gang komt. Je krijgt jezelf door. En er ontstaat de strijd in je om te voorkomen dat je je tot rivaal laat maken. Dat je toch weer met dezelfde middelen zou gaan terugdoen. Je wordt geduldiger en milder. Dat is genade. Het is fragmentarisch. Je valt makkelijk terug. Maar je volgt Jezus die door die slangenkuil is heengegaan en zich niet in de rivaliteit heeft laten trekken. Zijn weg brengt iets nieuws in je leven. Dat is de Geest van Jezus.

 

Hoe kan dat?

Ik zal dat zeggen met het beeld van de steen. We zijn immers aan het bouwen in het project met de kinderen. Maar met alle goede bedoelingen wordt ons bouwen toch gerelativeerd. Want wij gooien stenen weg. Die wij niet bruikbaar achten. Wij keuren af. Ultiem te zien bij Jezus. Maar door God wordt deze steen nu juist tot sluitsteen gemaakt. Hoeksteen waar de hele samenhang van de poort op rust.

 

Het proces van rivaliteit en geweld tegen Jezus is totaal geweest. Niemand heeft het meer voor hem opgenomen. Voor Nelson Mandela kwam de wereld op. Ghandi kreeg met zijn geweldloosheid toch enorme volksstammen achter zich aan, die hij inspireerde. Maar niemand heeft één woord ten gunste van Jezus gezegd in zijn proces. Niemand heeft zijn stem verheven ter verdediging. De gevolgen van de besmetting die uit de rivaliteit voortkwamen waren totaal.

Daarmee had het verhaal van Jezus afgelopen kunnen zijn. De steen is weggeworpen.

 

Maar daar komt een dimensie in het verhaal die boven ons mensen uitstijgt. Wel in menselijke vorm. Niet in menselijke maat. De vergeving. De liefde. Het niet vergelden. Tot in het laatste en diepste, tot in de hel van alle rivaliteit en verlatenheid, heeft Jezus zich niet laten verleiden tot rivaliteit, maar heeft Hij het tegenovergestelde gedaan.

Daar is God aanwezig in een mens. Daar is een mens die God is. Want zo vergeven en zo ultiem liefde zijn: dat is God.

Ultiem is één mens uitgeworpen. Door allen. Zondebok bij uitstek. Ultiem heeft één mens deze haat overwonnen met uitsluitend liefde. Dan moet deze mens God zelf zijn.

Daarom wekt God Hem ook op, op de Paasmorgen. God bevestigt die ultieme liefde. De Vader toont dat de Zoon God is.

En die kracht van opstanding is de kracht die ons mensen tot dat nieuwe brengt. Die licht in je ontsteekt. Je wakker maakt voor je eigen gewelddadigheden en rivaliteiten en je een nieuwe kracht geeft om er tegen te strijden. Aan te ontkomen. Telkens een beetje. Telkens weer terugvallend. Telkens weer puttend uit genade.

 

Amen.