Dorpskerk Barendrecht,  zondag 2 maart 2008

ds. Ph. van Wijk.

 

Nehemia 5

 

 

Lieve gemeente,

 

De Dorpskerkgemeente wil geen politiek op de preekstoel. Zo ongeveer stond het in de profielschets de ik in 2006 van u kreeg.

En wie een beetje thuis is in kerkelijk Jeruzalem weet wel wat daarmee werd bedoeld. Dat is nog de echo van de jaren tachtig. Menigeen herinnert zich nog die fel gevoerde discussies over plaatsing van kruisraketten. Kennelijk was men er in de Dorpskerk minder gecharmeerd van dan bijvoorbeeld in de Gereformeerde Kerk, want bij Meint-Jan Faber, op de V&T avond zaten een paar maanden geleden overwegend Gereformeerden.

En ik moet u bekennen dat me dat in de profielschets ook wel aansprak. Preken waarin het evangelie is gereduceerd tot een politiek programma, daar koester ik een zekere argwaan tegen.

 

Toch mag je de boodschap van God nooit losmaken van de praktijk van het samenleven van mensen. En van je eigen manier van staan in de werkelijkheid van vandaag.

Niet van de manier waarop je aankijkt tegen hoe dingen in de wereld verdeeld zijn. Niet van je boodschappenlijstje en je wensen. En hoe je denkt en handelt op sociaal-economisch gebied.

Komen daar dan allerlei betuttelende regeltjes? Heeft die boodschap dan weer iets te maken met allerlei miesmuizerij met een religieuze tint?

Juist daar gaan onze stekels overeind staan. Want de kerk als moralist, dat bevalt ons niet.

Nee. Wat moet je met allerlei betuttelende regeltjes en gebodjes? Waar is de echte innerlijke vrijheid als ik weer te horen krijg dat ik toch eigenlijk echt Fair Trade moet kopen en geen brandstofslurpende SUV kan rijden?

Het is waar. Voor je het weet nemen we elkaar weer de maat. En dan niet meer als in de orthodoxie en het verleden, langs de lat van de dogma’s en die van sexuele moraal en de zondagsrust. Maar nu langs de lat van het moralisme van de wereldverbeteraars.

 

En toch, dat gezegd hebbend, moet je wel de moed hebben om een hoofdstuk als waar we het vandaag over hebben uit het museum van verhalen uit te halen en in het licht van vandaag te zetten.

 

Nehemia, die heersende sociale verhoudingen diep verontwaardigd aan de kaak stelt.

Mensen hebben zich verrijkt. De heersende klasse heeft zijn positie gebruikt om er beter van te worden, over de rug van anderen heen. Moeders komen klagend bij hem. Er moet hard gewerkt worden aan het herstel van de stad. Maar ze kunnen hun hard werkende mannen als ze ’s avonds thuis komen eigenlijk geen fatsoenlijk bord eten voorzetten. Geen brood op de plank. Voor een aantal is het zover gegaan dat ze al wat ze bezitten, hebben moeten verpanden, en zelfs hun kinderen als slaaf hebben moeten verkopen om maar aan het dagelijks levensonderhoud tegemoet te kunnen komen.

 

Het gaat vooral om een aantal dwangmaatregelen op het gebied van belastingheffing, die de gouverneurs en de heersende klasse in de kaart speelt.

En als dit bij Nehemia doordringt, dan is hij eigenlijk heel aangedaan. Diep geraakt. Woedend zelfs. Voor hem is dit in tegenspraak met het diepste wezen van het jodendom. En met het echte leven met God.

Zo roept hij ze bij elkaar. De vooraanstaande burgers en bestuurders. En het wordt een pijnlijke toespraak.

Hij wijst hen op hun Joodse identiteit. Die is verworteld in de Thora van God. En daar is ten principale geen ruimte voor zelfverrijking en voor uitbuiting. In de Thora van Mozes heeft God een weg uitgestippeld voor een volk waarvan de wortels niet liggen in het egoïsme, maar in de liefde. Daar is barmhartigheid. Daar heeft de naaste een gelaat. Daar is geen mens handelswaar of productiemiddel. Maar medeschepsel. Naaste. Mens als gij.

 

Voor Nehemia heeft het gedrag in de praktijk van het zakenleven en het bestuur alles te maken met ontzag voor God. Vreze des HEREN, om het klassiek te zeggen.

Niet in uiterlijke regels, maar in innerlijke barmhartigheid, die zijn expressie krijgt in wat je in de praktijk doet.

Maar dan mondt dat toch wel uit in een aantal praktische maatregelen die hij voorstel, om zo de lasten eerlijker te verdelen en het onrecht te beteugelen. Kwijtschelding van schulden. Rente afschaffen. Akkers, wijngaarden, olijfbomen en huizen teruggeven.

 

Het zou niet moeilijk zijn om er nu vervolgens een draai aan te geven, waarin je tegen allerlei kapitalistische instellingen gaat ageren.

We leven immers in een economisch stelsel waarin winsten en beurskoersen het klimaat bepalen. Waarin reorganisaties van bedrijven nooit geschieden omdat de mensen die er werken het beter moeten krijgen, maar omdat de slavernij van de markt dat eist. Met de helft van het personeel de productiecapaciteit verdubbelen.

We leven ook in een stelsel dat tot gevolg heeft dat de wereld steeds ongelijker bedeeld wordt met het goede van de aarde.

Maar daar nu tegen te ageren zou alleen maar een soort zondebok zoeken worden, voor dat waar we eigenlijk veel dieper zelf manco aan gaan. Aan het afschermen van onszelf. Aan het voldoen aan de nooit aflatende eisen van onze verlangens.

 

Zeker, we mogen hen, die verantwoordelijkheid dragen voor de inrichting van onze samenleving, oproepen om dat te doen vanuit een heilige verantwoordelijkheid voor ware humaniteit, met wegcijfering van eigenbelang.

En mensen die in het bedrijfsleven verantwoordelijkheden dragen oproepen om, ook tegen de trend van de tijd in, de menselijke maat en de barmhartigheid en betrokkenheid van hoger waarde te houden dan zakelijke rechtlijnigheid en profijt.

Maar zodra dat tot oneigenlijke tegenstellingen leidt en tot het wijzen met vingers naar de anderen of de andere partij, dan is er eigenlijk al iets mis.

 

Veel rijker en dieper wordt de boodschap als we die tot zijn echte essentie terugvoeren: het doen van ware liefde. Liefde zoekt zichzelf niet. Liefde heft de oneigenlijke zelfbescherming op. Doorbreekt het egoïsme. Zoekt het gelaat van de ander. Het welzijn van de ander. De vreugde van de ander. Niet omdat je zelf geen vreugde en mooie dingen zou mogen hebben, maar omdat in het dienen van de ander juist zoveel echte kracht zit.

 

Het hyper-individualisme van onze tijd kan ons makkelijk opsluiten in ons kleine kringetje. En als ik dat zeg zoek ik niet naar terugkeer van allerlei sociale controle in kleine gemeenschappen. Daar heeft ook vaak een enorme onderdrukking in gezeten.

Maar we moeten er wel oog voor hebben dat we in ons individualisme vaak collectief doen wat toen de bestuurlijke elite deed: je dient constant je eigen belang.

 

We lezen deze woorden van Nehemia in de tijd voorafgaand aan Pasen. Nehemia koesterde hoge verwachtingen van Jeruzalem, dat onder zijn leiding herbouwd werd. Maar het verhaal van Jezus maakt duidelijk dat datzelfde Jeruzalem later toch ook ten prooi is gevallen aan de mentaliteit die Nehemia aan de kaak stelt. Ontmaskerend zijn de woorden die Jezus over het bestuur, de leiders van het volk, heeft gesproken. De schijnheilige buitenkant. En daarachter allerlei zelfzuchtige manieren van besturen.

 

Toch heeft het Jezus niet belemmerd om dat pure van de liefde te bewaren. Om altijd het gelaat van de mensen te blijven zien. Om vast te houden aan het Rijk van de hemel. Dat heeft Hem zijn leven gekost. Maar Hij bleef het vasthouden. Wij leven voor de liefde. En niet voor eigenbelang.

 

In een wereld waarin alles tot een wereldwijd systeem is geworden, waar je zo ongekend weinig aan kunt veranderen, kun je wel eens sceptisch worden. Of nog erger: cynisch: laat de wereld maar gewoon doordraaien. Het heeft allemaal toch niet veel zin. Als ik aan mijn portie kom is het wel goed.

Maar door de kracht van liefde, die je bij Jezus ziet, concreet als betrokkenheid op de leefwereld van de ander, word je eigen scepticisme en cynisme doorbroken. In Hem vind je een bron van leven voor de ander. Bij ons is dat altijd nog heel fragmentarisch. Maar bij Jezus is het leven van de Thora, het leven van gevende liefde compleet en totaal.

Om tot een menselijke samenleving te komen waarin de krachten van het egocentrisme zijn doorbroken heeft Hij aan zijn eigen leven willen illustreren waar het kwaad toe leidt. Je zou kunnen zeggen dat Hij consequent aan de liefde heeft vastgehouden, ook toen Hij daarvoor vermoord zou worden. Toen zijn er zoveel ongekende satanische krachten onder de mensen losgekomen. En toch heeft Hij toen niet voor het eigen belang gekozen. De strijd tegen de machten is toen beslecht. Een nieuwe mensheid is toen mogelijk geworden.

En de hoop daarop en het geloof daarin maakt nu al nieuwe dingen in ons wakker.

Wij dromen niet van iets dat toch nooit komen zal. Ik besef zeer wel dat wij dat niet zelf realiseren. Maar juist door Jezus Christus zijn we gaan geloven in een hernieuwd paradijs, waar de dingen zuiver en recht zullen zijn, en de liefde tot echte vreugde onder de mensen zal leiden. En daarom zal ons eigen handelen uitdrukking zijn van het geloof dat God die nieuwe samenleving zal doen komen. Ons handelen een wegwijzer naar het Rijk dat komt. De intense liefde van Christus maakt ons los van ons materialisme en van onze verkeerd gerichte verlangens, en van het zoeken van het eigen belang en we zien de ogen, het gelaat, het hart van de ander. Onze broeder, onze zuster. Dichtbij. En ver weg.

 

Amen.