Dorpskerk Barendrecht   ds. Ph. van Wijk

zondag 10 februari 2008, Invocabit   Nehemia 1,1-2,010 en Mt. 4,1-11

 

Lieve gemeente,

 

Het moet een mooi gezicht geweest zijn, een halve eeuw terug. Onze Dorpskerk helemaal in de klimop. Het groene kerkje van Barendrecht. Maar toen er met verstand van zaken naar gekeken werd bleek de kerk in een zeer ernstig verzwakte bouwkundige staat te zijn. De muren dreigden het te begeven.

Een poosje geleden sprak ik een (inmiddels zelf ook overleden) weduwe in onze gemeente, die vertelde over haar overleden man. Als hij ’s avonds thuiskwam, dan ging hij er direct na het avondeten weer vandoor om zich te voegen bij de groep vrijwilligers die bij de restauratie begin jaren zestig geduldig, avond aan avond, alle steentjes hebben schoongebikt.

 

We hebben een mooi monument. Maar het kan niet verhelen, dat er in figuurlijke zin klimop over is gegroeid.

Er is nog gemeentelijk leven. Maar we missen hele generaties.

Keer op keer ontmoet ik gemeenteleden die hun pijn vertellen over hun kinderen en kleinkinderen die weinig meer met geloof en kerk hebben.

 

En ik merk ook dat er veel oudere kerkleden zijn die zoekend zijn. Worstelen met vragen. Oude geloofsvoorstellingen voldoen niet meer. Twijfel heeft hun vertrouwen ondergraven. Ze houden aan hun kerkelijke patronen wel vast. Maar van binnenuit hebben veel dingen hun kracht verloren. Is het niet begrijpelijk overigens dat jongeren en jonge gezinnen die patronen dan nog veel sneller kwijt zijn? De geloofsoverdracht, de relevantie van het geloof voor het gewone leven, en de kerkelijke patronen zijn in een geweldige crisis gekomen.

 

Barendrecht is niet de enige plek waar dat gebeurt. Er zijn hier en daar nog wat orthodoxe enclaves waar men in groten getale naar de kerk komt. Er zijn overal losse bewegingen en nieuwe loten aan de religieuze boom. Maar over het algemeen gesproken is er een behoorlijk verlies aan vitaliteit voor de kerk en het christelijk geloof.

 

En parallel daarmee zijn er de ontwikkelingen in de samenleving. Ik kom bij ouderen dezelfde pijn tegen als die ik net noemde, wanneer ze spreken over hun zorgen over hoe komende generaties in de wereld moeten leven.

Zonder aan aartspessimisme te doen, kun je toch wel zeggen dat die ouderen niet helemaal ongelijk hebben met hun angst voor de toekomst.

Als je de alarmerende berichten hoort over de psychologische en sociale gevolgen van de jeugdcultuur, of ziet met wat voor ongekende uitdagingen en verleidingen jonge kinderen al klaar moeten komen, dan stemt dat niet vrolijk.

Of  - want het gevaar om het altijd over de jeugd van tegenwoordig te hebben is levensgroot – als je ziet dat het hoofditem van de onze samenleving ‘economie’ is, dan besef je iets van de leegte die door heel onze samenleving waart. Je kunt de jongeren hun hedonisme, hun genotszoekerij niet kwalijk nemen als je ziet dat het leven van volwassenen voor een flink deel opgeslokt wordt door datzelfde hedonisme, ook al is het in een wat minder rauw uitgedrukte vorm.

Het feit ook dat we als samenleving terugkeren naar primitieve vormen van volksgericht en zeven miljoen mensen uit een vermeend gevoel voor rechtvaardigheid, maar ik vrees met nogal wat onderbuikgevoelens, naar een gloriërende misdaadverslaggever zitten te kijken, die een publieke schandpaal opricht. Terugkeer van geweld en wraak in de samenleving.

Of het feit dat we leven in een cultuur waar mensen zo op zichzelf zijn teruggeworpen dat ze nauwelijks meer in staat zijn om elkaar werkelijk trouw te zijn en een heilige gemeenschap van partners kunnen stichten. We houden doodleuk een scheidingsbeurs waar je op een van de stands een vaderschapstest kunt doen….

Of, en dan stop ik met deze litanie, het feit dat we in een samenleving leven die zo vereconomiseerd is dat we de zorg aan de marktwerking overgeven, met veel schrijnende gevolgen van dien.

 

Vanmorgen, eerste zondag van de veertigdagentijd, beginnen we in Nehemia te lezen. Zelf zit hij met de grote bevolkingsgroep die is gedeporteerd uit Juda in Babel. Hoge positie aan het hof. Maar als hem gerapporteerd wordt dat de mensen die in Jeruzalem zijn achtergebleven het vreselijk moeilijk hebben, en vooral als hij verneemt dat de muren van Jeruzalem gesloopt zijn en de poorten platgebrand, dan is hij verslagen en zit hij dagen huilend op de grond.

Eigenlijk gaat het om dezelfde soort van berichten als ik zojuist beschreef over kerk en samenleving in onze tijd. Als je je wilt identificeren met Nehemia, dan moet je eigenlijk iets van de pijn toelaten over wat er allemaal teloor is gegaan en dreigt te gaan in onze tijd.

 

En op dat punt moet je tegelijkertijd ontzettend oppassen. Je kunt je met de rug naar deze samenleving keren. Of de schuld bij anderen leggen. Zoals bepaalde politieke en maatschappelijke stromingen nu doen. Bepaalde groepen aanwijzen die Nederland verpesten. Bepaalde stromingen in de kerk bestempelen als de kwaaddoeners, die de zaak hebben afgebroken, of vastgezet in een alles dodend conservatisme. Dan zijn wij de goeden en zij de kwaden. We lopen allemaal het gevaar om in dat mechanisme te vallen. Een kwaaie pier aan te wijzen, die de schuld heeft.

 

Nehemia verwerkt het op een andere manier. Het brengt hem tot een diepe bezining.

Er heerst een beetje een Pavlov-achtige manier van reageren in de kerken op de malaise die er leeft. De neiging om aan symptoombestrijding te doen door het sensationele en belevingsgehalte van de kerk te verhogen, en zo tegemoet te komen aan het huidige levensklimaat.

Of allerlei strategische plannen te ontwikkelen en middelen in te zetten.

 

Misschien dat je de moed moet hebben om iets van de attitude van Nehemia te ontwikkelen. Hij vastte. Bad. Deed aan bezinning en inkeer.

De tijd nemen om diep tot je door te laten dringen wat er eigenlijk op de ondergrond van de malaise ligt.

Retraite is weer een beetje in. Soms heeft het iets te veel van religieus toerisme. Maar zonder al te veel ophef echt bij jezelf en onszelf te bezinnen. Ook tot je door te laten dringen wat er nu werkelijk aan de leegte van onze tijd en de zorgen over de samenleving ten grondslag ligt. Dat is een houding die je tot inzicht zal brengen.

 

En daarin leer je het ook af om met de vinger naar anderen te wijzen. Heb de moed om je eigen falen daarin onder ogen te zien. Hebben wij de rijkdom van wat de liefde heeft te bieden gerealiseerd in onze eigen omgeving? Hebben wij de veelkleurigheid en kracht van Gods geboden en zijn Rijk werkelijk geleefd, waardoor we de krachten van de geloofstraditie van binnenuit hebben doorgegeven aan onze kinderen? Laten we voor de pijn van ons eigen falen niet weglopen en die in het licht van de Gods genade onder ogen durven zien. Zo is het proces van inkeer en bezinning bij Nehemia geweest. Dat is de geest van dat dagenlang rouwen en bidden.

 

Dat maakt niet pessimistisch en somber. Juist deze houding maakt ook krachtig.

Nehemia heeft niet verkrampt vastgezeten in een onontkoombare somberheid. Hij schrijft nu ook weer geen klaagliederen. Maar vanwege de moed tot nederigheid krijgt hij ook de moed tot daadkracht.

 

Hij gaat naar de koning. Schroomt niet om het ijzer te smeden als het heet is. Regelt een heleboel zaken en gaat ook daadwerkelijk aan de slag. Geeft zijn comfortabele positie voorlopig op en neemt voor een paar jaar verlof op om op een behoorlijk gevaarlijke werkvakantie te gaan, om de zaken in Jeruzalem aan te pakken. Schroomt niet om zijn economische veiligheden en zekerheden op te geven om zich aan deze zaak te wijden. De toekomst van de geloofstraditie en de toekomst van het Godsvolk gaan hem ter harte, en hij durft daarvoor offers te brengen.

 

Ik hoop van harte dat deze veertigdagentijd, vastentijd, tijd van inkeer en bezinning iets heeft van wat we bij Nehemia zien.

De naam van deze zondag is Invocabit. Roept hij Mij, God, aan, Ik zal hem antwoorden! Zo vergaat het Nehemia.

Dat is het ook wat we bij Jezus zien. Vanuit veertig dagen vasten en bidden ontstaat de innerlijke kracht om het krachtenveld dat op hem af komt te doorzien. De verleiding te weerstaan van een mooi leven gebaseerd op ten diepste leugenachtige grondelementen.

Het is best moeilijk om tot deze innerlijke bezinning te komen. Het leven is uiterst dynamisch en veeleisend. Maar misschien komt dat ook wel omdat we ons door verlangens tot die veeleisendheid laten verleiden.

Laten we de echte bronnen weer aanboren. Die liggen in het Rijk van God, in zijn liefde. Er is ongehoord veel te winnen in de huidige tijd. En ook als dat betekent dat er aan de steentjes van ons leven en onze gemeenschap gebikt moet worden en de uiterlijke sier er af moet – zoals bij dat liefelijke groene kerkje van Barendrecht – het zal de moeite waard blijken te zijn, en de kerk weer toerusten om ook in komende generaties het licht van Jezus Christus in de samenleving te laten schijnen.

 

Amen.