Barendrecht, Dorpskerk,  ds. Ph. van Wijk

4 januari 2009, Epifanie

Matteüs 2,1-12

 

Laten we het verhaal ontdoen van de aandoenlijke fictie, die wij er vaak van maken. Leuk om te horen. Romantiek, zonder veel werkelijkheidsgehalte.

Wat Matteüs duidelijk wil maken, is dat een volstrekt andere, vreemde cultuur, binnengetrokken wordt in de cirkel van het heil dat God in de wereld brengt.

 

Zij staan er voor open. Die verre vreemde mensen. Ze durven op te breken uit hun patronen en op weg te gaan. Kennelijk is hun systeem dus niet gesloten. Ze zijn niet bang voor vreemde dingen. Maar juist diepgaand op zoek.  Reken maar dat het een hachelijk avontuur is geweest. En dat ze onderweg ook genoeg te twijfelen hebben gehad. Maar ze leefden niet in een dichtgeplakte wereld waarin de dingen moeten gaan binnen veilige en vertrouwde patronen.

Heel wat anders dan de trouwe kerkelijk meelevende mensen van die tijd. Ze wisten het precies te vertellen, de hogepriesters en schriftgeleerden. Zeg maar de dominees en ouderlingen van toen.

“In Bethlehem in Judea, want zo staat geschreven bij de profeet”.  Ze hadden dus meer dan die oosterse wijzen kennis van zaken. Ze leefden er dichtbij. Maar hun wereld zat zo dichtgeplakt, hun vertrouwde wereld was zo veilig voor ze, dat ze niet de openheid kenden om de vertrouwde klank er van af te halen en te bedenken dat het wel eens gewoon echt in hun leven zou kunnen gebeuren.

En dat zie je altijd weer. Ook vandaag in de kerk. Als het maar vertrouwd klinkt en goed aanvoelt. Vooral ook in de kerkdiensten. Maar als de vragen dichtbij komen, of als dingen weer eens ontdaan worden van het stof en liederen en woorden en symbolen en rituelen weer echt hun betekenis krijgen, dan voelt het niet veilig meer. Want dan komt die betekenis misschien ook wel dicht op je lijf. Onze wereld zit vaak dichtgeplakt. Daar kun je beter niet doorheen prikken.

En daarom worden de zoekers ook makkelijk weer doorgestuurd. Aan hun zoekvragen hebben we nauwelijks een boodschap. We hebben het hier fijn. En laat het ons fijn hebben. En zoek jij waar je zoeken wilt.

Ik ben er van overtuigd, gemeente, dat er nogal wat mensen om ons heen zijn die op zoek zijn. Juist ook mensen met kader, zoals deze oosterse wijzen. Mensen die bereid waren diepgaand na te denken over wat ze waarnamen. Die zijn er ook vandaag. Juist omdat we in een wereld leven waar alle vanzelfsprekendheid wegvalt. En er allerlei tekenen in de lucht hangen, om het zomaar te zeggen. Maar zijn we in de kerk vaak niet net te veel een club? Ons kent ons. Met kleinburgerlijkheid tot gevolg, waardoor zulke mensen afgeschrikt worden om hun zoekvragen ook in de kerk te durven stellen. Zulke mensen voelen haarfijn aan dat er in de kerk veel religieuze zelfbevrediging is die heel uitsluitend werkt.

Laten we als gemeente opnieuw open staan. Dingen die we doen en zeggen in de kerk niet meer beoordelen op het veilige gevoel. We zijn geen club van gelijkgezinden die het fijn hebben met elkaar. We komen hier niet om onszelf te bevestigen en aangenaam bezig gehouden te worden. Maar we bezitten de diepste en mooiste boodschap in de wereld. En talloze elementen in de liturgie en in de Schriften bezitten een rijkdom en expressie die je met zoekend inzicht moet benaderen. Wat betekent het? Wat gebeurt hier echt? En het raakt je kritisch. Soms onaangenaam. Het haalt je wereld open. Zet je leven op zijn kop. Maar het geeft je ook een onmiskenbare innerlijke zekerheid dat er iets geweldigs te winnen en te vinden valt. Als de Schriftgeleerden en hogepriesters dat hadden gedurfd, waren ze met de oosterse wijzen meegereisd. En ze hadden geweldige ontdekkingen gedaan.

 

Wie werkelijk op zoek is gegaan naar de diepste betekenis der dingen, zoals deze oosterse astrologen, durft ook wat hij heeft los te laten, en ten dienste te stellen aan wat werkelijk van waarde is. Ze brengen het beste wat ze hebben in hun cultuur mee op hun kamelen. Goud en wierook en mirre. Ze werpen zich neer om het Kind hulde te bewijzen.

 

Stel die vraag aan onze cultuur vandaag.  Wij zijn in de westerse wereld onmiskenbaar gestempeld doordat het evangelie, en veel van onze verworvenheden, tot en met wetenschap en techniek, hebben iets te maken met het feit dat ons continent is aangeraakt en beïnvloed door die boodschap die ons uit duisternis weghaalt.

Maar dan zouden die dingen eigenlijk allemaal ten dienste moeten staan van het Rijk van onze Heer. Dan zouden ze niet gericht moeten zijn op onze eigen belangen en verlangens, maar ingebracht mogen worden ten dienste van.

 

Hebben wij dat gedaan?  Doen wij dat?

Brengen wij onze geschenken als eerste binnen om werkelijk eredienst te houden? Zoals deze oosterse wijzen hun rijkdom gebruiken om het Kind te aanbidden. De eredienst moet met recht die naam dragen. Die is alles waard. Er hoeft niet geschooid te worden om de beste kwaliteiten en de beste inzet in de eredienst te kunnen waarborgen. Voor het Kind is het beste niet goed genoeg. Misschien is dat een overweging bij het moment van het invullen van Kerkbalans, en bij het maken van onze begrotingen.

 

En dat geldt ook voor de dienst in de naam van het Kind. Het diaconaat. Want waar vind je het Kind? In de arme, de ontrechte, het kind dat sterft van de honger. Daar zie je de ogen van het kindje Jezus.

Shockerend is het wat ik in Trouw lees, op Oudejaarsdag. Dat Nederlanders jaarlijks voor vier miljard euro aan voedsel weggooien. Volgens de directeur van de Wereldbank is dat tweederde van het bedrag dat nodig is om de voedselcrisis in de wereld op te lossen. En volgens de VN-voedselrapporteur is een kind dat sterft van de honger nu een moord.

En heel de financiële crisis is voor wie er goed naar kijkt, een ernstige aanklacht tegen alle lagen van onze samenleving, die zich geheel heeft laten meeslepen in de orkaan van verlangens.

Het Kind in de stal opzoeken en je geschenken brengen is loskomen van de leegte van je eindeloze verlangens, en dienend in de wereld staan.

 

Hebben wij onze wetenschap ingebracht in de zoektocht naar de ware krachten van het Rijk van God in de wereld? Is heel ons wetenschappelijk en economisch en politiek systeem niet gericht op ons eigenbelang?

Welke drang geven wij onze kinderen mee?  Studeren om een goede positie in de wereld te krijgen? Of is er ook iets van het diepe verlangen de wereld daadwerkelijk te dienen om ware humaniteit te zoeken, en om iets van het Rijk van God te laten zien? Wat is je ambitie? Wat is je roeping?

 

Ik vrees dat heel onze westerse wereld stukloopt omdat ze andere goden aanbidt en hulde brengt. Maar daarom ook steeds vaster zal raken in de leegte er van. En de vruchten zullen navenant zijn. Toenemende argwaan en wantrouwen. Toenemend geweld. Toenemende ontbinding van het samenleven als samenhang.

 

Wat brengen we in? Welke geschenken begeleiden onze eredienst? Je kunt uit volle borst zingen “Komt, laten wij aanbidden, die Koning.” Geeft zo’n fijn gevoel. Maar probeer verder te komen dan dat fijne gevoel. Echte aanbidding is doorzien dat God in Jezus werkelijk de wereld uit de verschrikking haalt. Je doorziet dat God de wereld aanraakt. Een koninklijk glans geeft, die van een andere waardigheid is dan glans in de wereld. En zodra je gaat doorzien waar de dingen werkelijk betekenis hebben, krijgen alle terreinen van het leven iets van eredienst. Je doet de dingen in het licht van het Rijk van God. Je gaat je intenties en bedoelingen, je doelstellingen en je levensrichting voortdurend bevragen op de richting die ze hebben. Gericht op jezelf of op aanbidding en dienstbaarheid?

 

Het is Epifanie. Het licht is in de duistere wereld gaan schijnen. Het licht van echt heil en echt geluk. Het Epifanieverhaal van Matteüs, het klassieke Epifanieverhaal, maakt ons duidelijk dat dat licht en die glans alleen waarneembaar is, als wij uit onze eigen patronen kunnen en willen uitbreken. Als we de glans niet zoeken in al wat ons verblindt in de wereld. Maar in de glans van dit Kind.

Komt, laten ook wij Hem hulde brengen. In onze erediensten. In het diaconaat. In alles wat onze cultuur te bieden heeft.

Eer aan de Vader, eer aan de Zoon, eer aan de heilige Geest.