Dorpskerk Barendrecht.

zondag 27 januari 2008, 3de zondag na Epifanie

Dienst van Schrift en Tafel.

Evangelielezing: Matteüs 4 : 12-22

 

Lieve gemeente,

 

Trouw gaf in een artikel gisteren een prachtige metafoor.

Het beeld van de radar van de liefde. De agapè. De zichzelf gevende liefde. Je zoekt de wereld niet af met de vraag: “Hoe kan ik gelukkig worden?”, maar met de vraag: “Wie kan ik gelukkig maken?”

 

Dat is een keer. Een omkeer. Een nieuw inzicht. Een nieuwe manier van zijn.

 

Ik heb twee weken geleden in de Dooppreek uitgelegd dat wij een ongekend scherpe radar hebben. Spiegelneuronen. Waarmee we direct met anderen meevoelen. Daar zitten prachtige dingen in, waardoor we veel verdriet en vreugde van anderen kunnen delen. Maar één van de diep verborgen dingen daarbij is ook dat we heel scherp de verlangens van anderen aanvoelen. Het geluk van anderen willen imiteren. Iemand in onze omgeving straalt iets uit, en ogenblikkelijk wil ik dat geluk ook. Iemand in onze omgeving hoeft maar te zeggen: joh, ik ga lekker uitwaaien op Texel, en ik voel al hetzelfde verlangen in me opkomen. En misschien zitten we morgen ook al bij het reisbureau of op internet om – nee niet naar Texel, want natuurlijk wil ik, zo zegt een andere stem in mij, niet mijn vriendin nadoen –  naar Egmond aan Zee of naar de zon te gaan. En het is best moeilijk om in te zien dat ik daar eigenlijk zit omdat ik het geluk van de ander wil imiteren.

 

Onze radar.

Ik breng dat in verband met wat er op de beurs is gebeurd, deze week.

Plotseling ontstaat een crisissfeer. Iedereen houdt even de adem in. Het is alsof een bom langs je huis heen scheert. Het lijkt voorlopig een blindganger.

Iemand legde het bij Nova zo uit: de Amerikanen en de rest van de westerse wereldburgers moeten blijven kopen. Consumptiegoederen. Nog een nieuwere TV, een nog coolere koelkast. Maar hun huizenhoge hypotheken en de grens aan wat je kunt lenen brengen dat mechanisme in gevaar. En dan dreigt het hele systeem met één klap in elkaar te donderen. Het suddert al een poosje. Maar opeens is er een vonk, en iedereen aapt iedereen na in pessimisme. De miljarden en miljarden, die dagelijks virtueel over de wereld heen en weer vliegen zijn absurde symptomen van een wereld die op een zeepbel is gebaseerd. En even dreigde hij uit elkaar te spatten.

Onderliggend is die motor. Want waarom heb ik de drang tot die nog mooiere koelkast, en dat nog grotere LCD-scherm?

Niets is er op tegen, gemeente om van de materie te genieten. Mooie dingen kunnen je vreugde verschaffen. En je zintuigen opgetogen maken. Maar als we het geluk er achter ongemerkt hadden geleend van anderen, dan is het bezit van de zaak het eind van het vermaakt. En op die motor draait de economie. Je kunt niet gelukkig worden van het geluk van de ander. Heel veel innerlijke onbevredigdheid en leegte is het gevolg. Onze samenleving bergt veel van die verborgen onvrede in zich.

Want dat houdt ook nog een keer allerlei patronen in stand. Hoe we in de groep of de familie of onder vrienden met elkaar moeten omgaan. Wie op wie jaloers is. Wie aan wie wat verplicht is. Wie met wie heimelijk rivaliseert. Liefde is het meest liefde voor jezelf. En wat er aan liefde voor anderen is wordt zo gemakkelijk verstoord door die zelfliefde.

 

Het is bevrijdend en vernieuwend om door inkeer die nieuwe radar te krijgen. Waarin je zoekt wat de ander kan bouwen en waarin je de ander kunt dienen.

De radar waarmee je opmerkt dat de ander in de verdrukking komt, juist in die heen en weer vliegende na-aperij en de onderhuidse botsingen die dat oplevert. De radar waarmee je gewaar wordt dat de ander werkelijk liefde nodig heeft. De radar van de agapè, die zichzelfgevende liefde. De radar, de fijngevoeligheid waarmee je de vreugde van de ander opzoekt en vernieuwt of versterkt.

 

En dat is wat Jezus preekt. Hij preekt het Koninkrijk van de hemel. Dat is dichtbij gekomen. Dat is een mensengemeenschap waar de radars nieuw gericht zijn geworden. Niet meer gericht op de ander om daar het eigen geluk uit af te leiden. Maar gericht op het diepste wezen van die ander. En daarmee vind je, paradoxaal genoeg, ook je eigen ware geluk.

 

Dat vraagt om inkeer. Een vernieuwing van de manier waarop je denkt, en voelt. Inkeer betekent een bewustwordingsproces. Je diepere lagen komen open.

Je voelt waar je zo gemakkelijk in de valkuil loopt. En je ervaart het als een bevrijding. De bevrijding van de echte liefde.

Maar op sommige punten ervaar en voel je het ook als pijn. Je eigen beperkingen. De hardnekkigheid van oude patronen. Het onbewuste van bepaalde mechanismen. De frustraties vanwege een bepaalde opvoeding. Diep ingrijpend in je persoonlijkheid.

 

Daarom is het ook vreselijk belangrijk dat we gaan zien dat er allereerst genade van God is. Zoals Jezus de mensenwereld binnentreedt. Niet veroordelend. Maar liefde gevend. Dat beschrijft Matteüs.  Dat Hij binnenkomt  in dat wat achtergebleven gebied van Zebulon en Naftali, waar het allemaal niet zo vrolijk is, en zonder enige voorwaarde die radar van liefde laat ronddraaien. Vertaald naar nu: dat Hij in verpauperde wijken waar je tegenwoordig maar beter niet kunt wonen, toch iets laat stralen waardoor de buurt oplicht. Dat is genade. Dat kun je niet in beleidsplannen vastleggen. Maar dat begint bij een houding van vergeving en aanvaarding van elkaar.

Dat heeft Jezus gedaan. En daarmee heeft Hij het vergevende en vernieuwende van Gods liefde geleefd en gepreekt.

 

En in de gemeente, waar alles door verslapping en ruzie en wederzijds onbegrip zo gevoelig is geworden, en ook zo leeg. Dat daar toch iets nieuws komt. Inkeer. Niet al die anderen doen het fout. Maar eerst laat ik mezelf door de liefde terecht brengen. Openen. Kwetsbaar maken. Desnoods onbegrepen en alleen. Ik hoef niet achter mezelf aan te lopen. Ik ben niet zo belangrijk als ouderling of als dominee of als kerkrentmeester. Ik ga anderen dienen, dat is mijn ambt.

 

We worden geroepen om uit onze patronen uit te komen, en binnen te treden in deze liefde.

Zoals Simon en Andreas. Weg uit hun vertrouwde patronen van een al bijna voorspelbaar bestaan: mannen van kleine dorpjes met een simpel economisch systeem. Veel beperkter dan die ongekende globale beweging van de economie van nu. We zouden het nu bijna romantiek vinden. Maar daar ook door ingekapseld. Vastgehouden. Dat alleen is je leven. Door alle mensen in je omgeving bepaald. Zoals wij nu. Onze hypotheek. Ons pensioen. Onze sportclub en leuke kinderen.

En dan zegt Jezus: hou maar op. Breek maar uit dat wereldje uit. Want de onderhuidse krachten daarin zijn inderdaad bepaald door het radarsignaal: “Hoe kan ik gelukkig worden?” En stap op een nieuwe vissersboot. Met een andere radar: “Wie kan ik gelukkig maken?” Dat is mensen vissen.

En die andere twee: Jakobus en Johannes. Die ook uit de normale familieverhouding uitbreken. Want ook daar word je vastgehouden door die onderhuidse patronen. Er is wat verplichte ‘liefde’ in familieverhoudingen. Die geen liefde te noemen is. Daarom geldt dat je de familieverhoudingen niet moet vergoddelijken. Jezus roept op verschillende plekken op om desnoods met je familie te breken. Schijnliefde in te leveren ter wille van echte liefde.

 

Die vier mannen waren voor de lezers voor wie Matteüs schreef zeer bekend. Het werden de vier steunpilaren van de joods-christelijke gemeente die dit evangelie ontving.

Zij zijn dus de representanten en leiders van wat de kerk beoogt en zou moeten zijn. Een nieuwe gemeenschap. Gebaseerd op de kwetsbaarheid van echte liefde de agapè. Een nieuwe gemeenschap die het Koninkrijk der hemelen is.

 

Het verwijt zou in je op kunnen komen dat het eigenlijk allemaal een beetje geitenwollensokkenpraat is. Dat de werkelijkheid veel mindere idealistisch is.

De werkelijkheid van de menselijke samenleving. En de werkelijkheid van mezelf.

 

Toch is deze unieke en indringende boodschap door God in de wereld gezet.

In al zijn kwetsbaarheid.

Zo kwetsbaar, dat we vandaag aan de Tafel vieren dat deze boodschap en manier van leven heeft geleid tot de dood van de boodschapper. Gebroken lichaam. Bloedvergieten. Drama.

Daar kun je twee conclusies uit trekken.

Dat je dus realistischer moet zijn. Blijf maar gewoon in de patronen hangen. Wees niet al te slecht. Probeer een beetje goed te zijn. Maar verder niet al te bevlogen. Want dat kost je de kop. Dat lijkt de beste levenspolitiek.

Maar het Rijk van de hemel zul je er niet in gewaar worden.

 

Of je treedt inderdaad in die kwetsbaarheid van de gevende liefde binnen. Aarzelend. Zoekend. Twijfelend. Soms ook diep teleurgesteld over jezelf. Gebutst door de ongevoeligheid van de buitenwereld. Dat kan allemaal. Maar toch. In al zijn kwetsbaarheid moet je dan maar gaan. Desnoods alleen en onbegrepen. Om werkelijk de liefde van God te aanvaarden en diezelfde liefde van God te leven naar de anderen.

Wie durft zijn schepen te verlaten, en Jezus te volgen?

Hij zal ons genadig de kracht geven!

Amen.

 

 

Liederen:

Psalm 96 : 1,3,7

Gloria: Gezang 444

Na verkondiging: Gezang 366

Tafellied: Gezang 355 : 1,5,7

Slotlied: Gezang 488A, 2,4,5

Liturgische gezangen:    ‘Heilig zijt Gij, o God en HERE,’

‘Als wij dan eten van dit brood’

                                               Agnus Dei