Dorpskerk Barendrecht, 12 december 2010

Dienst van Doop, Schrift en Tafel.  Lezingen: Micha 6,1-8 en Mt. 11, 2-11

 

Beste Michel, gemeente van God, gasten,

 

Verheugt u! Laat de Heer uw vreugde blijven. Gaudete. Dat is de ondertoon van deze zondag. Advent is bezinning. Oproep tot bekering, omkeer. Maar op deze dag wordt de toon lichter, blijer.

Verheug u. Maar dat moet niet zomaar een loze oppepper zijn. Iets wat in onze cultuur en tijd vaker klinkt. Graag een beetje blij doen. Want die oproep heeft ook weer iets leegs in zich. Opgeklopte vrolijkheid, waarna, als die voorbij is het leven je weer aangaapt.

Als ik aansluit bij de twee lezingen, komen we een diepere laag van blijheid tegen.

Eerst klinkt het niet zo blij in Micha 6. God heeft een geding met zijn gemeente, zijn volk. Hij heeft werkelijk wel wat af te rekenen met ze. Er heerst in Israël een donkere cultuur. Allerlei vormen van onrecht. Van uitsluiting en uitbuiting. Vooral van rijken die de armen uitbuiten. En God maakt zich er boos over. Heb Ik nu juist niet laten zien, is zijn verwijt, dat Ik jullie als uitgebuit en onderdrukt volk, als gepest en geplaagd volk, in bescherming heb genomen? Denk terug aan je ontstaansgeschiedenis. Aan wat je als minderheid in de woestijn is overkomen door andere volken.

En hou maar op met al je onrechtvaardige praktijken te verbergen achter allerlei offers en rituelen. Alsof offers iets zeggen. Die zijn alleen maar een dekmantel. Misschien geven ze wel weer wat jullie doen. Je offert allerlei mensen op, in je onrechtvaardige manier van denken en doen. Het geweld en bloed dat je in offers terugziet, dat plegen jullie gewoon in de praktijk.

Nee, er is maar één weg: recht doen. Geen gekonkel meer. Geen machtsdenken meer. Maar vriendschap liefhebben.

Je kunt je de benen uit je lijf lopen voor je godsdienst. Je kunt de kerk plat organiseren met allerlei aardige dingen, maar als je ondertussen eigenlijk altijd je eigen macht en naam op het oog hebt, en als je allerlei onrecht laat bestaan en daar niet in je eigen leven en door getuigenis tegen anderen durft op te treden, dan kun je nog zo kerkelijk zijn: het betekent eigenlijk niets. Doe recht. En wandel zorgvuldig met je God. Dat wil zeggen: dat in al je menselijke relaties de dingen integer en zorgvuldig zijn.

Dat is de weg van God gaan. En daar word je blij van, ook al sta je desnoods helemaal alleen, en al lijken de feiten helemaal niet leuk.

 

Ook het Matteüs gedeelte lijkt helemaal niet vrolijk te beginnen. Wat ‘verheugt u’ ?, zegt Johannes de Doper eigenlijk. Hij zit in de gevangenis. Dat is niet vrolijk. En nog minder vrolijk is zijn twijfel. Heel zijn leven stond in het teken van zijn verkondiging dat de Messias, de Christus was gekomen. Maar pal op het laatst daar in die gevangenis, lijkt al wat hij geloofd heeft en gepreekt heeft toch allemaal illusie. Bent U nu werkelijk degene die zou komen? Dat laat hij Jezus vragen. Hij is niet blij. En zo kan het je soms te moede zijn. Dat je denkt dat je mislukt bent met je boodschap of levensdoel.

Jezus’ antwoord is treffend.  Vertel maar wat je ziet en hoort. Lammen lopen weer. Melaatsen worden gereinigd. Doven horen. Doden worden opgewekt. Armen wordt evangelie verkondigd. Zalig wie over Mij niet struiktelt.

Dat wil niet zeggen dat Jezus zoals een hedendaags medium in blauwe jurk of als een gebedsgenezer uit bijzondere kring naar zichzelf verwijst: kijk eens wat een spectaculaire dingen Ik kan. Maar het gaat om iets anders. Het gaat om Jezus aandacht en zorg en instaan voor de gemarginaliseerden. Voor de zondebokken. Want dat waren het in die tijd, lammen en melaatsen en zieken. Die hadden immers toch wel iets op hun kerfstok waardoor ze Gods zegen misten. Dat, zegt Jezus tegen Johannes, dat is het Rijk van God: daar je met je hele bestaan voor in te zetten. Hen tegen uitsluiting en geweld te beschermen. Dat is het Messiaanse Rijk. Dat is de enige profielschets van de Messias. Een andere is er niet. En gelukkig als je je aan mijn aandacht voor de zondebokken, de mensen aan de rand van de samenleving niet ergert. Daar niet over struikelt. Nee, Johannes, nee mensen, grotere dingen hoef je van de Messias niet te verwachten.

Daar word je blij van. Verheugd. Van deze kracht van God, deze kracht uit de hemel.

Michel, daarvoor ben jij gedoopt. Niet om uit te stralen: nu ben ik een beetje meer bijzonder dan andere mensen, want ik ben gelovig en jij bent dat niet. Integendeel. Je bent slechts gedoopt om in navolging van Jezus al wie door anderen worden veracht, gepest, uitgesloten, minder geacht of wat dan ook, te zien als kostelijke en kostbaar kind van God, en zo het Rijk Gods te verkondigen en verwachten, en wij allemaal met jou. Daarvoor heb ik bij jou in Gods Naam een kruis op je hoofd getekend.

Amen.