Dorpskerk Barendrecht, 27 sept. 2009

Ds. Ph. van Wijk

Marcus 9, 38-50,  Numeri 11, 24-29   - dienst van Schrift en Tafel.

‘Mens erger je niet!’

 

Lieve gemeente,

 

We drinken niet uit één beker vandaag, bij de dienst van de Tafel van onze Heer. Kleine bekertjes om de besmetting met Mexicaanse griep te voorkomen.

Er is een groter besmettingsgevaardan dat van de Mexicaanse griep. Als je een lichaamsdeel hebt dat daarmee besmet is, zegt Jezus, dan moet dat je afhouwen, amputeren, uitrukken, en weggooien. Want anders loopt het fout af. Daar ga je de hel mee in.

Die ziekte is de ergernis. In het Grieks staat er ‘skandalizoo’. U hoort daar ‘schandaal’ in. Nee. Dit gedeelte moet u even niet in de NBV lezen, want die vertaling met ‘op het verkeerde pad brengen’ slaat de plank mis. Schandaal. Ergernis.

 

Een zeer besmettelijke aandoening.

Die werkt zo. Je komt iemand tegen. Of je werkt met iemand samen in één werkgroep of op dezelfde afdeling. Je komt uit één gezin. Of wat dan ook. Die persoon fascineert je. Wat een boeiend mens. Knap. Die fascinatie is als een magneet. En  dat gaat dieper dan je denkt. Door een fascinatie kan iemand diep in je ziel komen te zitten.

Wat die ander verlangt, verlang jij ook. Waarin je die ander bewondert, wil jij ook bewonderd worden. Besmetting.

Maar die twee polen van de magneet kunnen binnen een ‘splitsecond’ omkeren. De fascinatie kan door iets heel kleins of iets wat anderen niet opmerken omslaan in afkeer. Opeens zit die ander je eigenlijk vreselijk in de weg. Van binnen is een ergernis geboren. Een kleine, beginnende, maar soms wel heel snel groeiend virus van nijd. Omdat die ander de bewondering krijgt die jij had willen hebben. Of de aandacht. Of een idee, dat jij eigenlijk wel had willen verzinnen. Niemand merkt het. Schijnheilig doe je heel vriendelijk tegen de collega die het betreft. Maar toch.

Ergernis is jaloezie die verder gaat etteren. Innerlijke boosheid vanwege botsende belangen. Een vuur dat van binnen brandt. Onheilig dan wel te verstaan. Ik struikel over die ander. En het wordt binnen de kortste keren wederzijds. Je laat elkaar niet los. Integendeel. Je raakt helemaal verstrikt.

 

Een ziekte die zo ernstig is, dat Jezus een zware overdrijving gebruikt om de ernst duidelijk te maken. Je hand: dat wat je doet, als dat tot ergernis leidt, tot die ziekelijke botsing die je van binnen boos maakt, hak hem af. Beter dan met twee handen in de hel te komen. Je voet, waar je gaat. Idem. En je oog, wat je ziet, wat je gewaar wordt. Ook zo. Overdrijven dat dat de hel is? Maar als je bedenkt dat de ene ergernis de andere aantrekt of aansteekt, dan is het misschien minder overdreven. Al spoedig wordt het een helse cirkel die iedereen meetrekt. Aan een schandaal hechten zich andere.

 

Of gelooft u niet meer in de hel? Dat is toch al de hel: dat vuur van de ergernis, het schandaal? Je stoten aan de ander?

Jezus zegt het hier, omdat Hij het waarneemt bij zijn leerlingen. Die groep van twaalf, die je niet moet romantiseren. Die ergeren zich ook aan elkaar. Ergernis omdat de een toch denkt een belangrijker functie te hebben dan de ander. Besmettelijke virus. Het zijn net mensen. Een kleine haaienvijver dus, en dat zo dicht in de buurt van de ver

persoonlijking van de liefde.

 

En vervolgens komt Johannes met een opmerking die getuigt van groepsdenken waarin ook de kiem van aanstoot, van schandaal, van ergernis zit. ‘Meester we hebben iemand gezien, die in uw naam demonen uitdreef. Iemand die helemaal niet bij ons is aangesloten. Daarom hebben we hem tegengehouden. Want dat kan toch niet?’

En zo ook in de lezing in Numeri. Twee mannen, die er eigenlijk nauwelijks bij horen, profeteren. Een bijzonder gebeuren, dat zojuist nog aan zeventig anderen voorbehouden was. Wie denken ze wel niet dat ze zijn? Jozua beveelt dat ze onmiddellijk op moeten houden. Hij ergert er zich aan. Maar Mozes zou wel willen dat heel het volk zou profeteren.

Wij zijn het! En dan moet een ander niet de dingen gaan doen die ons privilege zijn.

Ook daarin de kiem van de ergernis. Wij – zij denken. O, o, wat duikt het vaak op. Ik hoop niet dat ik veel meer woorden nodig heb om het duidelijk te maken.

 

Dat virus van ‘skandalon’, het gaat ook besmettelijk rond in de gemeente. Wij – zij denken in koninkrijkjes. Ik ben van de kerktuin, en dat is toch wel het beste project dat we sinds tijden gehad hebben, en ik ben van de snuffelmarkt waar we toch zoveel goed werk doen, en ik ben al jaren van V&T. En de HVD weet toch wel beter wat er onder de gemeente leeft dan anderen. En nu krijgt die weer de bloemen, maar ik vind eigenlijk dat die ze veel harder nodig heeft. En die Gereformeerden, … En weet je dat die…  In de wandelgangen kom je dingen tegen die je in vertrouwen in de vergadering hebt gezegd. Verdraaid en uit zijn verband gerukt. Er wordt wat gekletst. Venijn van de roddel, ontstoken aan het virus van de ergernis. Of leidend tot ergernis. Dan is die weer boos. En vervolgens die weer beledigd. Waarom? Aanstoot.  Struikelblok. Skandalon.

Hoe moeilijk vinden we het om onze groep of mijn ding minder te achten dan dat of die van de ander. Om dat wat wij doen als groep ondergeschikt te maken aan het geheel. Aan de gemeenschap. Waardoor je een keer wachten moet met jouw initiatief. Of dat het toch ter wille van het geheel wat anders vorm moet krijgen. En dan staan we al weer op de achterste benen. Of zitten van binnen te mopperen.  Wat is het moeilijk Om het denken in eilandjes en koninkrijkjes te doorbreken.

De gemeente is geteisterd door ernstige problemen. Maar die stonden en staan niet los van onze eigen ergernissen, en struikelblokken waaraan we ons gestoten hebben.

En het lijkt wel alsof we deze ziekte niet te boven kunnen komen. Alsof de besmetting voortdurend kan doorgaan.

 

“En hoe vaak”, is uw vraag dan, “heeft u zich daar dan aan geërgerd, dominee?” Jawel, u hebt gelijk. Ik ben al vaak boos geweest omdat mensen boos waren. Teleurgesteld en geërgerd omdat ze je als predikant van de gemeente overal buiten lieten. Omdat mensen bot reageerden en vervielen in gepraat als je met de beste bedoelingen en ook vanuit je verantwoordelijkheid als predikant dingen aandroeg. Vraag mijn vrouw hoe vaak ik me aan mensen en aan groepen heb geërgerd. Ik weet zeker bijna altijd terecht. En toch….  Wee de wereld van de ergernissen. Je voelt het vuur van de hel weer warmer worden.  Mens erger je niet…

 

Hoe moet het dan?

Wij komen samen aan de Tafel van de Heer. Hij heeft zich door de talloze ergernissen van anderen niet laten meesleuren in eigen ergernis. Hij heeft de hel geen ruimte gegund in zijn ziel. Hij liet zich niet besmetten.

Sterker Hij is vanwege de ergernissen een struikelblok van formaat geworden voor anderen. De innerlijke boosheid vanwege die besmettelijke jaloezie. Van de leiders. Geestelijk en politiek.

Hij heeft zich niet uit opwellende boosheid en ergernis vanwege al deze onterechte boze krachten laten verleiden om in dezelfde val te trappen. En tenslotte is Hij door al die geërgerde boosheid kapot gemaakt. Dat vieren we vandaag. In een stukje brood en een slok wijn. Maar Hij heeft niet terug gescholden. Geen wraak gekoesterd. Geen ergernis toegelaten. Hij heeft het vergevend overwonnen.

Dat was een offer. Een zelf-offer. Dat is het zout waarover Jezus het heeft. Iedereen moet met vuur gezouten worden. Dat is het vuur van de liefde, dat tegelijk een zout is. Aan alle offers die werden opgedragen werd zout toegevoegd. Welnu dat is het offer van Jezus. Liefde die als zout werkt.

 

Moet je je dan maar van de tafel laten vegen? Moet je dan maar over je laten lopen? Had Nietzsche dan toch gelijk: die ziekelijke softheid van het christendom, weg er mee?

Welnee. Je hoeft niet over je te laten lopen. Je hoeft niet alles te laten passeren. Helder en duidelijk heeft Jezus alles aan de kaak gesteld. Ze waren zijn rivalen, de Joodse leiders. Maar Hij heeft hen nooit een rivaal van zichzelf laten worden. Hij trapt niet in de val van de ergernis. Zij zijn geen struikelblok voor hem.

Tot in de dood heeft Hij de mensen lief. Ook zijn rivalen.

En dat is een nieuwe kracht. In plaats van het besmettelijk virus van de ergernis het ontsmettende zout van de liefde. Je niet mee laten trekken in boosheid als een ander je van het speelbord wil afspelen. Maar daartegenover de kracht van liefde. En die werkt door. Zout trekt overal in.

De gemeente van Christus is het zout van de wereld. De wereld te doortrekken van liefde! Maar als die gemeente al zouteloos wordt in al haar ergernissen, hoe moet het dan nog zout worden?

Behoudt het zout in uzelf, en betracht onder elkaar vrede.

Daarom is er de Tafel. De gemeenschap. Waar de zoutende kracht van liefde wordt uitgedeeld. Er bestaat ter wereld geen groter bewijs van liefde dan in het lichaam en het bloed van Christus.

Laten we de moed hebben om dat als bron van ware vrede onder elkaar te laten gelden. Dan zullen we ook in de wereld wat te zeggen hebben.

Amen.