Nieuwleusen, Grote Kerk, 30 augustus 2009.  Dienst van Schrift en Tafel

Ds. Ph. van Wijk

Evangelielezing:  Marcus 8, 22-26

 

Lieve gemeente,

 

Een fijne preek, gemeente, waar we een aai over de bol krijgen, en een warm gevoel van overhouden, dat is toch het mooist, en het veiligst. Voor gemeente en prediker.

Maar één van de sterke punten van Marcus is dat hij kritiek in eigen kring durft te leveren. Marcus hoort tot de binnenste cirkel van de mensen die direct rondom Jezus verkeerden. Zijn evangelie gaat voor een groot deel terug op de preken van Petrus. En dat verhaal over die genezing van de blinde in het dorp Bethsaïda bevat duidelijk een paar lagen waarbij  de lezers van toen toch even hebben moeten slikken. Een beeldverhaal met een indringende boodschap.

 

Bethsaïda was de geboorteplaats van o.a. Petrus. En wat Marcus, als leerling van Petrus dan over het dorp zegt, is opvallend.

Waarom neemt Jezus de blinde man mee buiten het dorp, en geneest hem, zonder dat de dorpelingen daar bij mogen zijn? Zij waren het toch die deze man bij Jezus hadden gebracht? Prachtig, denken we gelijk. Dat ze zich zo om hem bekommeren. En dan mag je toch verwachten dat Jezus en public het wonder van de genezing voltrekt? En dat ze dan allemaal blij zijn, en dat de naam van Jezus in Bethsaïda een rijzende ster zal blijken te zijn? Nee, Jezus, neemt hem bij de hand en loopt met hem ‘t dorp uit. Kennelijk beseft Hij dat er achter die goedbedoelde barmhartigheid van de dorpsgemeenschap ook iets steekt, waar Hij deze man vandaan wil halen. Misschien is het dieper gezien niet zo positief. En dat blijkt dan nog veel duidelijker als het wonder van de genezing zich voltrokken heeft. De man krijgt de waarschuwing mee: ga naar huis, maar ga het dorp niet in! Sterker in de Naardense Bijbel: “Als je maar niet in het dorp komt!” Nou zeg… Raar hoor!

 

Jezus prikt door de romantiek heen die wij er vaak op na houden over een dorpsgemeenschap waar we nog oog hebben voor elkaar en waar mensen elkaar kennen en voor elkaar zorgen. Misschien raadt u al wat ik er over wil zeggen, omdat ik er met u veel vaker over gesproken heb. Maar het gevaar van mensengemeenschappen ligt in het feit dat onder de oppervlakte van vriendelijkheid en gemoedelijkheid en sociale zorg zich allerlei verhouding afspelen, die niet altijd even romantisch en opbeurend zijn. Maak eens een röntgenfoto van zo’n gemeenschap die de diepere lagen van de menselijke verhoudingen duidelijk maakt. Daar word je vaak niet blij van. En om dat te verbergen is het wel fijn dat je een meelijwekkend figuur hebt, die je met zijn allen bij Jezus kunt brengen. Nee, Jezus neemt hem niet voor niets mee naar een plek buiten die gemeenschap.

En dat hij zich na die tijd ver moet houden van de dorpsgemeenschap en het dorp moet mijden, thuis moet blijven, dat heeft daar ook alles mee te maken. Het lijkt zo mooi, de bewondering van het dorp. De loftuitingen op wat hem ten deel is gevallen in die wonderbaarlijke genezing. Maar het is letterlijk gevaarlijk. Want bij het minste of geringste word je voorwerp van jaloezie, van praatjes. En lig je er uit. Word je bedolven onder het geweld van de gemeenschap. Een hoge status van God-gezegend mens en een door de massa van het dorp gedemoniseerd figuur liggen o zo dicht bij elkaar. Wacht u voor de mensen. Sensatiebelust, omdat sensatie onze werkelijke dagelijkse verhoudingen fijn kunnen versluieren. Geweld ligt overal op de loer. Echt niet alleen bij verwrongen hooligans op het strand van Hoek van Holland. Ook in een lieflijk dorp. En als je ziet waar Marcus dit verhaal plaatst wordt het duidelijk. Slechts enkele verzen verder verhaalt hij dat Jezus zegt hoe hij door het volk en de oudsten verworpen en gedood zal worden.

 

Vandaag nemen we een stukje brood. Gebroken lichaam van Christus. Het lijkt mooi, maar het gaat om een moord door de schare mensen. We drinken een slok wijn. Bloedvergieten is aan de orde. Hebben we niet vooraan in de rij gestaan, of middenin de samengeklonterde massa om te roepen: “Kruisig Hem.”?  Laten we vanmorgen beseffen dat we door dat stukje brood en die slok wijn ook uit die schare uitgehaald worden. Daar sta ik toch even alleen om dat te beseffen. Mijn ogen gaan open. Ik zie  dat ik ook mee opgeslokt raakt in de sfeer van de gemeenschap, de massa. Heilzame ontmaskering. Het Avondmaal stelt me voor een heel diepgaande zelfkritiek. Durf ik die aan? Ga je zien hoe het werkt? Dan word je ook kritisch tegenover de manier waarop mensengemeenschappen in elkaar steken. Pas op, ga het dorp niet in!! Je gaat helder zien. Hoe het werkt in die mensengemeenschappen. En daarom leer je ook uit strikken en netten weg te blijven.

Maar, positief: je wordt geroepen om deel uit te gaan maken van een nieuwe mensengemeenschap. Waar dat oude zuurdesem van het geweld uit is verdwenen. Zoals in Handelingen 2 duidelijk is geworden. Mensen bekeren zich omdat ze inzien dat ze aan die massabeweging in de moord op Jezus hadden meegedaan. En dan vormen ze een gemeenschap rond de tafel die anders is. Dat is de bedoeling van het Avondmaal. Dat we echt gaan zien wie de mensen zijn. En dat we helder zicht op het Rijk van God krijgen. Dat we elkaar zien in de glans van echt licht.

 

En dan kom je ook bij de tweede laag van het verhaal, de tweede laag van kritiek van Marcus in eigen kring, die in dit verhaal heel wezenlijk is. Die man kan niet in een keer helder zien, ook al wordt hij door Jezus aangeraakt. Hij ziet de mensen wel. Maar het is wazig. Het zijn net wandelende bomen. En dat is eigenlijk gericht op de discipelen van Jezus. Die zijn met Hem meegetrokken. Aangetrokken door zijn zeggingskracht. Ze hebben wel het eerste licht in de ogen gekregen. Maar echt zien doen ze  nog niet. Doorhebben hoe het met ons mensen werkelijk is, dat ontbreekt er nog aan.

Marcus plaatst dat verhaal bewust hier. Zojuist heeft hij opgeschreven dat de leerlingen wel twee indrukwekkende tekenen hebben meegemaakt van de vermenigvuldiging van broden. Maar eigenlijk hebben ze het nog niet echt begrepen. Onderweg in de boot zegt Jezus het onomwonden tegen hen. Pas op voor de manier van leven van Herodes en de Farizeeën. Mensen die verstrikt zitten in hun spel van belangen en van hun relaties. En Hij zegt niet tegen de discipelen: jullie zijn het gelukkig goed gaan zien, want jullie zijn met Mij meegegaan. Nee, Jezus heeft scherp gezien dat ze eigenlijk nog niet door hebben welke dingen er werkelijk spelen in onze menselijke verhoudingen. Jullie hebben oren maar horen niet. Ogen, maar zien niet. Begrijpen jullie het dan nog niet?

Ze zijn als deze mens die wel vage trekken ziet, maar niet echt helder kan onderscheiden.

 

In het stuk dat volgt na deze perikoop komt dat wel heel duidelijk uit. Petrus, toch de grote inspirator van Marcus, weet aan de ene kant wel te zeggen wie Jezus is. De Messias. Wie zeggen de mensen dat Ik ben? Ja, Petrus heeft het gezien! De Messias. Maar als Jezus dan een tipje van de sluier oplicht over hoe mensen werkelijk zijn, en hoe Hij door iedereen verworpen en gedood zal worden, dan blijkt Petrus opeens van een rotsgelovige te veranderen in een duivel. Jezus noemt hem rechtuit Satan. Jij denkt in de patronen van wat mensen willen. Je hebt het niet door, en dat is zo enorm gevaarlijk.

Pas als ze zelf door die gebeurtenis van kruis en opstanding heen  zijn, waaraan ze zelf (en denk dan zeker aan Petrus) een ingrijpend aandeel door verraad hadden, worden ze voor de tweede keer aangeraakt door Jezus. In de heilige Geest. En dan wordt alles helder. Dan krijgen ze pas echt zicht op mensen.

 

Wij zijn gestempeld door het christelijk geloof. Als westerse samenleving. Alle zorg voor medemensen. Voor slachtoffers. Voor daklozen. Gehandicapten. Primitieve vormen van geweld en zaken als belangenverstrengeling, en discriminatie, machtsmisbruik en noem maar op: we zijn het gaan zien. En als we in de kerk zitten hebben we het gevoel dat we ons het christelijk geloof ook eigen gemaakt hebben. We zijn discipelen van Jezus. Maar laten we niet vergeten dat het lang niet altijd zo is, dat we echt helder zien. Een warm gevoel bij een mooi christelijk lied, en een stuk troost en bemoediging als we het moeilijk hebben, is nog niet de werkelijke laag van het mens-zijn in evangelische zin. Bewijs daarvan ligt misschien wel in het feit dat de kerk bol staat van al te menselijke conflicten en belangenstrijd. De groepsvorming en de clubgeest die er vaak kan heersen.

Aangeraakt zijn door de heilige Geest betekent scherp gaan zien waar het menselijk probleem echt schuilt.

Ook daarvoor is het sacrament van vanmorgen. Het doet je ogen open voor je eigen geweld. En voor de ongekende liefde waarmee Jezus het geweld heeft overwonnen. Je zicht wordt scherp. Echte bekering gaat vaak in stappen. Want als je ergens blind voor bent, dan is het wel voor je eigen geweld, je eigen functioneren.

Ongekend is de liefde en het geduld waarmee onze God tot ons komt. En in die ontmoeting leren we, met Marcus, kritiek in eigen kring als uiterst heilzaam te ontvangen. En je blik wordt scherp. Ook voor de verte. Voor het dagende Rijk van God. Helderziend mag je in de wereld staan. Op afstand, met een heilzaam vergezicht.

De blinde Jan Wit heeft ’t prachtig gedicht:

O God, wij bouwen als ontheemden,

wij wonen, en wij blijven vreemden,

bestemd voor hoger burgerrecht.

Wil ons o Koning der getijden

een woning in de stad bereiden

waar  Gij het fundament van legt.

Amen.