Barendrecht, Triomfatorkerk. Zondag 7 oktober 2007
Ds. Ph. van Wijk
Marcus 6 :
45 – 52, Genesis 1
Lieve gemeente,
Ook wij hebben wel eens
tegenwind in ons leven. Net als de discipelen die nacht, nadat Jezus hen ’s
avonds had weggestuurd naar de overkant van het meer. Wat een vreselijk getob
in storm en overslaande golven. Ook deze ervaren vissers waren uitgepraat en
bang. Zoals wij soms de moed kwijt zijn, als het leven tegen zit.
En bij die tegenwind ziet
Jezus ons. Net zoals Hij daar vanaf de heuvel, waar Hij die avond gebeden had,
zijn leerlingen zag tobben. En Hij laat ons niet alleen. Hij komt naar ons toe.
De barre en boze omstandigheden hinderen Hem niet. Maar we zien dat niet. We
menen spoken te zien. De paniek slaat soms toe. Juist terwijl de hulp al
onderweg is.
Jezus komt onze angst
tegemoet. Hij neemt onze angst weg, en biedt ons troost en veiligheid. Wees
niet bevreesd, Ik ben bij je. En dan gaan de stormen die in je ziel tekeer
gaan, liggen. Je angst verdwijnt. Je weet je geborgen. Eigenlijk schaam je je dat je zo bang bent geweest. Want we mogen toch weten
dat Jezus machtig is?
Mooi aangekleed kun je er een
preek van maken. Een meditatie in Het Klankbord. Soms lees ik het in het
pastoraat.
Maar misschien moeten we toch
oppassen voor die altijd weer opduikende troostcocktail, die wij van religie
gemaakt hebben. Dat is zo’n beetje de enige functie
die God heeft overgehouden vandaag. Religieuze esthetische gevoelens.
Geborgenheid.
Maar dit stukje maakt
duidelijk dat er veel meer aan de hand is. Dat echt
geloof veel meer in zich heeft dan een aantal momenten van geborgenheid in de
zorgen en angsten van het leven.
Ze waren ‘innerlijk boven
mate ontsteld’ (NBG ’51) Want ze waren niet tot
inzicht gekomen door wat er met de broden was gebeurd. Want ze waren hardleers.
‘Hun hart was verhard’. (NBG’51) Hun angst heeft dus te maken met gebrek aan
inzicht.
Voordat ik dat verder uitleg
eerst even naar Genesis 1, gemeente.
De aarde is woest geweest, en
vormloos. Tohu wabohu[1], Duisternis
op de oervloed. Dat heeft iets van die ongeborgenheid
van die nacht op het meer. Machten heersen. Het leven is onmogelijk.
Maar in die woeste ongeborgenheid gaat een ongekende kracht van liefde aan het
werk.
Ik ga niet het
scheppingsverhaal bepreken. Maar het is intense liefde die de angstige oerchaos
omvormt, stukje bij beetje. Licht verdrijft de duisternis. Vormloze oerchaos
wordt orde waarin je kunt leven. Scheiding tussen land en water. Zodat er bodem
onder je voeten is, en je een huis kunt bouwen.
Een zon om warm te worden.
Een hemel om verrukt onder te leven. Planten en dieren, zodat je kunt leven.
Eten en drinken en vreugdevol zijn. En als dat allemaal met die intense kracht
van liefde is klaargemaakt (want onthoud goed gemeente, dat de schepping niet
een ingewikkelde technische operatie is geweest, maar een vormgeven van de
liefde) dan mag de mens in dat decor van liefde leven. Geen oerchaos meer. Geen
duisternis.
Daarom is de vreugde van de
Thora, de vreugde van gelukkig leven, die van de liefde. En daarom mogen we elke
week opnieuw die creatieve kunstroute lopen, om de lof te verheffen van deze Creator van de liefde.[2]
En overal waar restanten
opduiken van die oerchaos, van de gebrokenheid van het barre leven en de
bedreigende krachten in de schepping; overal waar de aarde geen tuin van
vreugde maar een plek van dreigement en angst is, daar roepen we in ons Kyrië, ons ‘Heer, ontferm U’, om diezelfde liefdevolle
scheppende macht, zodat we verlost uit de machten en de duisternis en de chaos
kunnen leven. Overal waar dat gebeurt, gaat het scheppen door. Omdat het nog
niet af is. Sinds het begin is God
de schepper van de hemelen en de aarde. Alleen de krachten van liefde kunnen
een tuin van vreugde en veiligheid scheppen. Kom Schepper Geest!
Maar dan wordt ons ook iets duidelijk
van het verband tussen die angst in die stormachtige avond op het meer, het
spooksel dat ze menen waar te nemen, én die hardheid van
hart omdat ze bij de broden niet tot inzicht waren gekomen.
Zij waren het geweest die de
vorige avond nog tegen Jezus over die mensenmenigte van vijfduizend hadden
gezegd: Het is bijna donker, stuur hen weg!
Jawel, ze hadden heel wat
gezien al van het Koninkrijk van God. Ze hadden zelf tekenen mogen doen. Ze
hadden de liefde overal in Jezus’woorden en daden kunnen proeven.
En het tegenovergestelde
hadden ze ook gezien. Ongeloof in Nazareth. Vanwege
afgunst. En ook afgunst en intrige in het hof van Herodes,
waardoor Johannes gedood was. Dat staat allemaal in
hetzelfde hoofdstuk. In één adem verteld.
Maar waarom, zo vraag je je af, sturen ze dan de mensen het bos in, die avond. Ze
moeten maar voor zichzelf zorgen. Ze moeten het zelf maar bekijken.
Het is die attitude,
waar Jezus het over heeft. Iets hards is hun hart. En
kennelijk helpt dat ongekend liefdevolle teken van Jezus, die de schare niet
aan zijn lot overlaat en niet wegstuurt, maar te eten geeft, ook nog niet om
door die egocentrische manier van leven heen te breken.
En daar komt ook die angst
vandaan. Wie de barmhartigheid weigert wordt angstig, gemeente. Ik zeg niet dat
alle angst daar vandaan komt. Maar het is wel mogelijk.
Waar je de mensen om je heen
het bos in stuurt in hun noden en hun honger en hun verlangens naar
geborgenheid en hoop op liefde, en alleen maar gericht bent op jezelf, daar
wordt de mogelijkheid van angst ook veel groter. Want het onderstreept de
leegte. Alleen door liefde ontstaat een echte tuin van vreugde.
Maar waar de liefde
verdwijnt, daar keert de schepping zich om. Terug naar de duisternis. Naar
chaotische leegte waarin je niet kunt leven. Dan wordt de wereld om je heen
spookachtig. Daar wordt het weer duister. En het water kolkt weer als in het
oerbegin.
Dat is wat Jezus bedoelt, als
Hij angst in verband brengt met die hardheid, die onbarmhartigheid, die rond
dat verhaal over de vijfduizend die te eten krijgen, aan het licht komt.
Ik denk aan onze tijd.
Hoe wij opgesloten zijn in
ons cirkeltje van verlangens. Zonder dat we het goed door hebben gebruiken we
onze naaste om hem of haar te kopiëren. Wat hij heeft wil ik ook. De kolkende
cirkel van verlangen en kopen en opnieuw verlangen omdat het geleend
verlangen was en daarom niet vervuld, - die kolkende cirkel, die wij economie
en economische groei en welvaart noemen, - het is een cirkel die schepping
omkeert. Want het is een beweging die niet leeft van de liefde en voor de
liefde, maar voor het eigen verlangen.
Een beweging die de armoede
in de wereld gaande houdt. Och, soms laten we een kruimel van de tafel vallen,
en we hebben er een goed gevoel over. Maar het is ons eigen gevoel dat telt. Is
dat barmhartigheid?
En daarom zie je ook dat de
angst terugkeert. Omdat de schepping terugkeert naar het woest en vormloos, de
oerchaos. Een wereldsamenleving die op deze krachten wil leven zal de schepping
te niet doen. En dat roept apocalyptische angsten op. Straks draagt de aarde
ons niet meer. Spoken. De economie, de wetenschap, de techniek, wereldwijde
groei: ze zullen ons niet redden van die terugkeer naar de oerchaos.
Wij leven sterk voor onszelf.
Daarom dreigen we uit het oog te verliezen welke moeite onze buurman heeft. En
welke barmhartigheid die gehandicapte jongen nodig heeft. En we vinden Darfur ver genoeg weg. Maar dat terug geworpen zijn op ons
consumentisme en ons hedonisme (als ik maar leuke dingen kan doen) dat maakt
ons innerlijk onrustig. Dat vreet onze echte geestelijke gezondheid aan.
Het is bitter noodzakelijk,
gemeente, om je bewust te worden welke gronddrijfveren ons eigenlijk gaande
houden. Persoonlijk. En als mensengemeenschap.
Het is indringend en
uitnodigend om uit het krachtenveld van egocentrisme uit gehaald te worden en
de vreugde te ontdekken van Gods Thora van liefde, die in Jezus een uiterste
mogelijkheid heeft gekregen. Daarom kon Hij ook dat brood breken. Want dat is
verder gaan met scheppen. Ook wij mogen met de Schepper mee gaan denken in de
richting van een Rijk van liefde waarin je kunt leven. Een tuin van vreugde
waarin onze naasten en wij in heerlijke veiligheid kunnen vertoeven.
Kom Schepper, Geest, herschep
uw wereld. Herschep mijn bestaan.
Amen.