Dorpskerk
Barendrecht, 7 november 2010
Oogstdienst n.a.v. Leviticus 23 en Haggaï 1.
ds. Ph. van Wijk
Lieve gemeente,
Laat ik eerst met de actualiteit beginnen.
Alom hangen de economische ontwikkelingen in de lucht. Alles is economie. Regeerakkoord en gedoogakkoord, waarin de financiële paragraaf het grootst is. Bezuinigingen. Hervormingen. Penisoenen onder druk. Spaarloon wordt vrijgemaakt in de hoop dat mensen gaan kopen. Groei is het grondwoord. Consumentenvertrouwen. Huizenmarkt en huizenprijzen waren weer in het nieuws.
We worden constant gedrukt in dat ene patroon. Het beeld van de homo economicus regeert alom.
En het neoliberale gedachtegoed krijgt vrij spel. De winstmaximalisatie van bedrijven. Alles onder de knoet van efficiency. Alle postbodes met een full-time baan op straat. De vrije markt die ook de humaniteit in de zorg onder druk zet, waar een zorghandeling wordt uitgedrukt in een standaard van minuten en euro’s.
Maar ten diepste ligt daar een intense vorm van slavernij. Naarmate we meer ‘oogsten’ (in de overdrachtelijke zin), rijker worden, naar die mate bestaat er een grotere kans dat je ook steeds meer je vrijheid kwijtraakt. Het is niet zo dat daardoor je verlangens afnemen. Maar ze nemen juist toe. Met een eenvoudig voorbeeldje: ik heb met eigen ogen gezien dat kinderen in Afrika met een zelf gemaakte voetbal van papier en repen binnenband, of met een van ijzerdraad gemaakte speelgoedauto intenser en blijer en langer speelden dan onze westerse kinderen die op het duurste speelgoed al snel uitgekeken zijn, en bijna dwangmatig weer in de dikke speelgoedcatalogus zitten te speuren. Het bezit van de zaak is ’t eind van ’t vermaak.
En het is dus ook niet zo dat wij, levend in een van de rijkste landen ter wereld, de gelukkigste mensen zijn. Ook dat heb ik in Afrika gezien. De ratrace om onze luxe te kunnen handhaven, met in de gezinnen een enorme druk vaak omdat twee inkomens voor die standaard gewoon ook nodig zijn, is misschien wel net zo problematisch als de zorg die een Afrikaan heeft om het schoolgeld voor zijn kinderen bij elkaar geschraapt te krijgen. En over het algemeen leeft die Afrikaan minder gestresst. Dus eigenlijk ontneemt rijkdom ons gemakkelijk onze vrijheid en vreugde.
En ik hoef het u eigenlijk niet meer uit te leggen misschien, want dat heb ik al talloze malen gedaan. Het komt door onze verlangens. Die zijn vaak niet onze eigen verlangens. Er zit in ons een volstrekt onbewust mechanisme om die van anderen over te nemen. Het konijn dat ons buurmeisje wilde hebben was eigenlijk niet het echte eigen verlangen. Het was omdat er een klasgenootje een konijn had gekregen. En dan leek het haar ook zo leuk. Maar arm konijn. Het was spoedig verwaarloosd, want het was geen authentieke dierenliefde.
De vorm van tegenwoordig is geraffineerd. Lifestyle heet die. Ons worden talloze verlangens gesuggereerd via die lifestyle-modellen. Maar omdat het niet onze werkelijke verlangens zijn vervreemden ze ons van onszelf, terwijl we denken er gelukkig mee te worden.
En daar, gemeente, ligt de enorme kracht, het geweldige van de openbaring van God in Israël. Zijn religieuze feesten zijn bepaald door de cyclus van de oogst. Dat op zich is nog niet zo uniek. Dat is in veel godsdiensten zo. Maar wie Leviticus leest, en de andere delen van de Thora waar over de feesten wordt gesproken, komt onder de indruk van de wijze waarop de mens uit zijn patronen van het dwangmatige wordt uitgehaald, en juist in echte vrijheid wordt gezet. De Israëliet wordt uitgenodigd om het eerste van de oogst te reserveren voor feestvreugde voor het aangezicht van God. Eerst in de gersteoogst. Dan op het pinksterfeest, het wekenfeest waar de eerste tarweschoven voor het feest worden gebracht.
Ga niet dwangmatig eerst heel je oogst veiligstellen, wordt daarmee eigenlijk gezegd.
Haal niet alle dingen naar je toe. Maar leef er juist in vrijheid mee.
En dat zie je ook in het Loofhuttenfeest. Daar wordt het leven in de vrijheid gevierd, in de loofhut waarmee je terugdenkt aan de woestijntijd. Maar die loofhut wordt ook vol gehangen met de vruchten. Langs de gaven van de oogst heen, kijk je door het open dak van de loofhut naar boven. En zo wordt de bevrijding uit slavernij gevierd. De hut van de tocht naar de vrijheid. De slavernij van Egypte, maar middels die vreugde over de vruchten ook de bevrijding van de dwangmatige gerichtheid op het naar je toe halen.
En dat is eigenlijk dankzegging: slechts in alle eenvoud de vreugde aanvaarden van wat naar je toekomt. Als gave. De dingen zien in relatie tot God, die ze geeft. Zo zie je het Jezus doen. Hij kijkt op naar de hemel en spreekt de dankzegging uit. Eucharistia: lofprijzen om wat is gegeven. En als Hij dat gedaan heeft vermenigvuldigt het brood in zijn handen. Zo kun je delen.
En daarom zie je dan ook zomaar midden tussen die beschrijving van de feesten in Leviticus 23 die verzen staan dat je de hoeken van het veld niet af moet maaien, en dat je wat bij het oogsten achterblijft, niet moet oprapen. Het is voor de armen en voor de vreemdelingen. Dat is een totaal andere benadering dan die van onze efficiency-maatregelen.
Wie niet meer dwangmatig alles er uit moet halen wat er in zit, maar in de vrijheid wordt gezet, die wordt ook vanzelf diaken in zijn bedrijf, om het zo te zeggen.
Haggaï legt er de vinger bij. Er wordt wel een enorme inspanning geleverd in alle werk. Maar toch zit er een hoop vergeefsheid bij. Jullie hebben wel veel gezaaid, maar weinig geoogst. Jullie eten maar raken nooit verzadigd. Jullie drinken, maar nooit is het genoeg. Jullie kleden je, maar krijgen het nooit warm. De dagloner krijgt zijn geld, maar het verdwijnt in een beurs vol gaten.
Het is enorm herkenbaar. In mijn studententijd werden onze kinderen geboren en hadden we het niet zo breed. Aan het eind van het salaris hielden we steevast een stuk maand over.. En dan dacht ik: als je toch eens een gewoon salaris zou verdienen.. dan zou je toch enorm kunnen genieten. Maar nu de kinderen de deur uit zijn, en we van twee salarissen kunnen leven, en aan het eind van de maand ook nog wel een stuk geld overhouden, zijn we geen steek gelukkiger. Ondanks het feit dat ik met mijn verstand wel weet hoe het zit met die nageaapte verlangens die daarom nooit echt vervulling vinden. Maar het werkt zo automatisch, dat het altijd weer blijft komen.
Haggaï zet ’t in datzelfde licht als in Leviticus. Draai het om, profeteert hij. Je denkt aan je eigen huizen. Die bouw je. Maar de tempel blijft er verwoest bij liggen. Kom daarvan los. Haal niet eerst naar jezelf toe. Maar werk van jezelf af. Worden de dingen niet veel rijker en mooier als je ze eerst durft wijden aan God zelf? Dan ontspant zich de kramp. Dan komt er een glans van vreugde op te liggen.
En het bemoedigende van de profetie van Haggaï is, dat het volk inderdaad tot een soort inkeer komt. Ze gaan aan de slag met de tempelrestauratie. Een nieuw elan. Een nieuwe inspiratie.
Het lijkt me, gemeente, een uiterst actuele boodschap. Een appel aan ons om op een nieuwe manier met onze enorme oogst om te gaan. Jezelf gaan betrappen op het na-apen van verlangens. Leren zien waarom onze rijkdom zo leeg vaak is. Een appel aan onze westerse wereld, waar we deel van uit maken. Dat we de zeeën leeg vissen, de natuurlijke hulpbronnen uitputten, de atmosfeer verpesten, en de wereld laten verhongeren, omdat onze verlangens onverzadigbaar zijn. Een appel om dat wat naar je toekomt onder dankzegging te aanvaarden. Eucharistia. Ons leven als eucharistie. En dat is werkelijk wat anders dan gewoontegetrouw ‘dankuwel’ zeggen. De dingen weer op zijn werkelijke waarde schatten. Dan ontstaat er een nieuwe rijkdom. Want dan worden de kleinste dingen mooi. Dan opent zich ons leven naar boven.
Het zijn alleen sterke benen die de weelde kunnen dragen. En eigenlijk zijn dat alleen de benen van de dankzegging en het geloof, waarmee we alles eerst aan God wijden.
Amen.