Dordrecht, Grote Kerk, 6 juni 2010

1 Kon. 17, 17-24

Lc, 17, 11-17

 

Broeders en zusters,

 

Misschien is het goed dat ik aan het begin van de preek een ingrijpend misverstand aan de orde stel.

Pastoraal kunnen zulke opwekkingsverhalen die vanmorgen aan de orde zijn, bij wie zelf een kind heeft moeten afstaan aan de dood, de pijn oproepen: waarom is mijn kind dan niet opgestaan uit de dood? Ik ken de gemeente hier onvoldoende om te weten of er op dit moment zulke pijn brandt, maar in algemenen zin ken ik als pastor en prediker de onmacht van zulke vragen. Maar – en ik besef dat dat een schrale troost is - zo moeten en mogen we deze verhalen niet lezen. Zij hebben een andere betekenislaag.

 

Je ziet haar de stadspoort uit komen, deze weduwe naast de baar van haar zoon. En je ziet haar als het ware klem geraken tussen de twee volksmassa’s. Uit de verte nadert een schare. Als door een magneet meegezogen door Jezus. Achter haarzelf ook veel volk. En dat is geen plechtige stille rouwstout. Een dode werd en wordt in het oosten nog op de dag van de dood begraven. En daarom is de uitvaart eigenlijk de mare zelf van de dood. In alle straten komen de mensen uit de huizen en zij sluiten zich bij de rouwstoet aan.  En dat gaat in die oosterse cultuur gepaard met hysterie. Misbaar. Huilen, schreeuwen, krijsen. Ik heb ambivalente gevoelens bij zo’n volksbeweging. Aan de ene kant is het prachtig als er meegeleefd wordt. Daar doe ik niets van af. Maar aan de andere kant: hoeveel van die emotie komt daadwerkelijk op vanuit intense bewogenheid en mee-lijden met deze weduwe?

Hebben emoties op zulke momenten ook niet vaak hun bron in andere lagen van het mens-zijn dan ware barmhartigheid en waar mededogen? Ik begreep uit de media dat de ouders van Milly Boele hun aarzelingen hadden bij een stille tocht. Dat is veelzeggend. En we zijn wel verontwaardigd over de Telegraaf die Ruben in Libanon belde. Maar de Telegraaf wilde alleen maar scoren bij de onderbuikgevoelens van de massa.

Vaak heeft die emotie meer te maken met onze eigen onmachtgevoelens dan met het meedogen met de getroffene. Met angsten dat het ooit onszelf zou kunnen treffen. Met diep verborgen, en natuurlijk nooit uitgesproken gevoelens en gedachten dat het toch beter de ander kan treffen dan mijzelf.

En in de context van dit verhaal met nog andere onderbuikgevoelens. Want een weduwe die na haar man ook nog eens haar eniggeboren zoon verliest, dubbel getroffen door de dood: dat is dubieus. Zou God haar niet straffen, deze vrouw? Nee, dat vraag ík niet. En dat vraagt u zich ook niet af. Wij zijn zozeer door het evangelie, dat radicaal een streep door zulke onderbuikgevoelens haalt, heen gegaan, dat we bijna vreemd op kijken van deze vraag. Maar dat vraagt die vrouw in het verhaal van Elia van de eerste lezing vanmorgen, ook een weduwe, zichzélf zelfs hardop af. Bent u soms hier gekomen om mij mijn ongerechtigheid in gedachten te brengen? Als je zo getroffen wordt, dan word je gestraft door God voor je ongerechtigheid.

Dat hangt ongetwijfeld ook in de lucht hangt bij deze schare die met de vrouw mee de stadspoort uitkomt. Want zo werken onze oergevoelens. Al onze eigen ressentimenten en gevoelens van ongenoegen en spanningen uit het eigen leven ontladen zich op een ander in zondebokmechanismen. Zou het geen eigen schuld zijn …? En de last voor deze weduwe is daarmee nog meer dan alleen de pijn van door de dood verscheurde en verloren liefde. Het is de pijn van een verdoemde te zijn. Een uitgestotene, over wie straks, als de hysterie is gestild, gefluisterd zal worden. Geroddeld. Een gedoemde, die nog maar moet afwachten of haar stadsgenoten uit de Thora zullen leven. Want met haar man en haar eniggeboren zoon is haar eigenlijk heel haar leven afgenomen. Heel haar sociaal-economische bestaan is afhankelijk geworden van de barmhartigheid van haar stadsgenoten. En wat kun je daarvan verwachten in een cultuur waartegen ook Jezus elders fulmineert, zoals de profeten gefulmineerd hebben, dat de huizen van de weduwen worden opgegeten? Waar het recht, in de Thora verankerd, voor weduwe en wees, struikelt op de straten. Tot in de daden en houding van de meest vrome farizeeërs, die geldzuchtig zijn en eigen belangen nastreven.

 

En daar staan ze stil, beiden, Jezus en deze vrouw.

Ook Jezus heeft een schare bij zich. Ook Jezus weet van de ambivalentie van de schare. Bewondering. Bejubeling. Maar Hij weet van het ‘Heden: hosanna, morgen: kruisigt Hem!’ Letterlijk zegt het evangelie ergens dat Hij de schare niet vertrouwt. Hij weet dat ook Hij de zondebok zal worden. Ultiem de door de schare verdoemde. En door zijn leerlingen verlatene.

 

Maar tegenover de onderbuik van de schare is er bij Hem dat ongekend andere. Met dat prachtige griekse werkwoord weergegeven. ‘splangizomai’. “Met innerlijke ontferming bewogen” Of met Pieter Oussoren: “raakt alles in Hem over haar bewogen”. In het O.T. is er sprake van “rommelen van Gods ingewanden”, de diepe, in oneindige liefde wortelende bewogenheid van Jaweh. Letterlijk betekent dat Griekse woord zoiets als: de ingewanden die er bij een offer worden uitgenomen of die totaal in beweging zijn. Maar dan niet als onze onderbuikgevoelens. Het heeft iets van ons woord ‘barmhartigheid’. Barmen van het hart. Branden van het hart. Precies een andere laag. Niet je eigen ressentimenten en verborgen gevoelens van ongenoegen, maar volkomen gericht op de deerlijke positie van de ander. De bewogenheid om het bestaan van de ander.

 

En daar klinkt zijn machtswoord. Als een krachtig tegengif tegen al die donkere verdoemenis die rond die rouwstoet zweeft. Hij die zelf het slachtoffer zal worden van de ambivalente samenklonterende massa, en die de liefde volhoudt tegen alle verdoemenis in, en die daardoor de eeuwig levende is, Hij redt deze weduwe door zijn machtswoord over de dood. De jongeling staat op. En Hij geeft haar aan zijn moeder terug. In alle betekenissen van het woord krijgt juist de moeder daardoor het leven terug. Haar leven wordt gered door de liefde. Gered van de verdoemenis van een zondebokmakende schare.

En deze daad van Jezus is daarmee ook een baanbrekende verkondiging van het Rijk van God. Het is verkondiging voor al wie door de mensen wordt uitgespogen, onder de voet gelopen of juist vergeten en genegeerd. Innerlijke ontferming van Hem die weet hoe de mensen zijn.

En het is een opvordering aan ons, die zo makkelijk onze eigen gevoelens en onze belangen najagen en dienen. Het is de roep om de barmhartigheid Gods in onze eigen menselijke verhoudingen. Aan ons, die soms snel woorden klaar hebben dat we solidair zullen zijn met wie de pijn van de dood van geliefden moeten lijden, en die in massa meedrommen in een stille tocht, maar die in al ons najagen van welvaart en geluk morgen de rouwende al weer vergeten zijn. Aan ons, die roepen om sociale gerechtigheid, maar als puntje bij paaltje komt kiezen voor eigenbelang.

 

En dat machtswoord tegen onrecht en dood, maar ook tegen de onderbuik van de schare,  dat klinkt daar pal buiten de stadspoort. U weet wel dat in de stadspoort recht gesproken wordt. De stad bestuurd wordt. Dat juist daar het recht van de Thora zou moeten klinken. We zingen dat straks met dat prachtige lied van Tom Naastepad. De sterken die bewaken / de wegen met hun woord: / dat zij ook zullen dragen / de zwakken in de poort, / want hoofd en lichaam zijn in pijn,  /als die verlaten zijn.

Het is Jezus’ Goddelijke woord in de stadspoort aan de oudsten. Zijn barmhartigheid en ontferming als getuigenis tegen het in de poort en op de straten van de stad struikelende recht, in handen van hen die gebaat zijn bij het stil houden van de massa, en het in stand houden van hun eigen positie en belangen.

 

Uiterst actueel, gemeente! Zij die ons regeren, de hoofden van het land in het krachtenveld van de schare, die wij de kiezers noemen. Dingen om de gunst er van. Om het hardst schreeuwend dat bij hen de koopkracht wel veilig zal zijn. En onze welvaartsstaat het best gediend. Of de sociaaleconomische belangen van bepaalde groepen.  Of de veiligheid op straat. Over onderbuikgevoelens gesproken. Een uiterst wankel evenwicht waarin we verkeren. De massa waarin mensen elkaar napraten en aansteken. Partijleiders die vandaag bejubeld en morgen afgeserveerd worden. Media die soms als bloedhonden jagen en dit spel faciliteren, terend op effecten bij de luisteraars en kijkers.

Horen wij, horen politici deze week de roep van Jezus? En misschien kan ik dat hier makkelijk zeggen. In de veiligheid van deze massieve preekstoel. Een stemadvies zal ik u niet geven. En het evangelie als stemwijzer: dat kan ook een uiterst hachelijke onderneming zijn. Ik vraag mij af of er christelijke politiek bestaat. In deze wereld waarin de krachtenvelden van de massa zo zeer bepalend zijn. Misschien zijn er alleen christenen die politiek bedrijven. De tekenen van het Rijk van God blijven in deze wereld fragmentarisch en met behoedzaamheid te duiden. Zoals ook de inhoud van dit teken van de opwekking uit de dood niet een één op één toepasbare boodschap is bij wie met de dood van geliefde te maken heeft, zoals ik in het begin van de preek zei.

Maar het is krachtig teken van hoop. Dat God zijn Rijk in deze wereld heeft gebracht, en dat zijn Rijk komt. Dat de wereld zal genezen van de dood en van het onrecht. Van al wat scheefgegroeid is in ons persoonlijk en in al onze verhoudingen. En die verkondiging vernieuwt ons ook vandaag tot profeten van dat Rijk. Zonder dat blijven we weerloos afhankelijk van de roep van de schare, de publieke opinie, onze onderbuikgevoelens en zondebokprocessen. Maar in Jezus’ naam worden we bevrijd en in de ruimte gezet en bloeit ons leven op tot daden van innerlijke ontferming, van barmhartigheid.

 

In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest,  Amen.