Barendrecht, Dorpskerk

Tekst van de preek op de laatste zondag van het kerkelijk jaar, 25 november 2007

 

Lezingen: Maleachi 3,19-24, Openbaring 3,7b-12 , Lucas 21,5-19

 

Lieve gemeente,

 

Op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar vieren we onze hoop. Voor de laatste keer hangen we het groene kleed op, en draag ik de groene stola. Sinds Pinksteren al. Maar klinkt het niet erg loos? Hoop? Wat hoop?

Uw preken, zei iemand tegen me, die hebben toch iets in zich van dat je je zo moet gedragen dat je naar de hemel gaat. Maar, zei hij, ik ben maar een gewoon onvolmaakt mens, die hier wat aanpruts. Een prettig gesprek overigens. Maar ik begreep het niet helemaal zo goed, want ik preek eigenlijk nooit expliciet over de vraag of je wel of niet naar de hemel gaat. Tot ik deze preek ging schrijven. Toen ging het me dagen. Mijn preken zijn doorspekt van hoop en appél op een nieuwe wereld. Volgens mij probeer ik juist meestal te preken over de hemel hier op aarde. Maar daarachter hoor je natuurlijk ook de vurige hoop dat er een generzijds is, een overzijde, een hiernamaals. Want hoezeer je de hemel hier verlangt onder de mensen - volmaakt in prachtige liefde leven – je weet maar al te goed dat het ‘vrede op aarde’ hier nooit waar lijkt te kunnen worden.

Een wereld zonder geweld; een wereld doorademd van liefde: – wat is het meer dan mooie woorden?

Op het overlijdensbericht van een van de gestorvenen die we vandaag gedenken stond het als diep verlangen uitgedrukt: hij verwachtte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarop gerechtigheid zal heersen. Enorm trof het me. Boordevol hoop.

 

En die komt er. Een aarde waar het de hemel zal zijn.

Er komt een voor iedereen volkomen herkenbaar moment waarop werkelijk alles duidelijk zal worden. Een laatste, briljant openbreken van wat we hier al lang in het gewone leven hebben kunnen vermoeden en zien.

 

Om het helder te krijgen begin ik even aan de andere kant.

Er hangt tegenwoordig nogal wat onheil in de lucht. Eigenlijk sijpelt het overal doorheen. Neem de dreigende ecologische problematiek rond de opwarming van de aarde, met alle consequenties van dien. Die film van Al Gore. De rapporten die een paar weken geleden gepubliceerd werden. Nee, men hoeft mij niet meer te vertellen dat de Bijbel angst aan zou jagen. De wetenschap is veel apocalyptischer dan de Bijbel. Wat een angstverhalen! Deze week ook nog. Als de zeespiegel inderdaad veertig centimeter stijgt dan komt veel meer drinkwater in de knel dan we eerst dachten. Alle grote oorlogen in de toekomst gaan over drinkwater. Doemscenario’s.

Veel van die scenario’s zijn gebaseerd op ons menselijk gedrag. Ze tekenen de consequenties er van. We consumeren zoveel dat we zes maal de aarde uitputten als iedereen op de wereld zou luxe zou leven als wij. En het kan niet anders of dat roept iets van die angstige, apocalyptische dreiging op.

En conflicten in de wereld: het is ons eigen menselijk patroon, het zijn onze eigen menselijke keuzes, die leiden tot vreselijkheden van oorlog en terreur. Het is volstrekt willekeurig, en veel meer gebaseerd op belang dan op rechtvaardigheid, dat we er voor kiezen om in de ene regio wel en in de andere regio niet militair in te grijpen. Al lang hadden we in de vreselijk gebieden als Darfur en Kongo de abnormaliteiten rond talloze onschuldige slachtoffers, vooral vrouwen, kunnen stoppen. Maar wat levert het op?

Wie ervaring heeft in het ouderenpastoraat weet wel, dat veel ouderen op de bodem van hun hart vrezen voor de toekomst van hun klein- en achterkleinkinderen.

Als je goed kijkt preken je krant en Philip Freriks en Nova en documantaires en films heel wat sombere, dreigende apocalyptiek. Maar dat is er dus een van ons eigen menselijk handelen. Dat moet je niet aan God toeschrijven. Waarom neemt de druk op de wereld toe? Omdat we onverzadigbaar zijn. Omdat we steeds door nieuwe verlangens worden aangestoken. En zo’n spiraal kan nooit zonder dat het uiteindelijk eindigt in ramp en geweld. Waarom is er zoveel geweld? Omdat we diep in ons zoveel rivaliteit verborgen hebben zitten. En er daarom altijd slachtoffers zullen zijn.

Voor alle duidelijk: ik preek dat pessimisme niet. Ik verwoord alleen even het pessimisme dat ik in de wereld tegen kom. Gaat u maar kijken naar de nieuwe voorstelling van Freek de Jonge. De laatste lach. Zijn conclusie is: de mensheid gaat ten onder. En het is een zegen voor de aarde, zegt hij.

 

Wij verkondigen het evangelie. Goede boodschap. Uiterst hoopvol.

Het Rijk van God.

Liefde. Elkaar niet meer gewelddadig nabootsen, of van elkaars verlangens leven en met elkaar rivaliseren. Niet meer verlangen op verlangen stapelen om, terwijl je de schepping vernielt, nooit verzadigd te worden. Maar die grondhouding genadig loslaten. Niet meer constant een ander navolgen in diens verlangens, maar Christus navolgen in liefde en elkaar dienen.

In een heldere eenvoud heeft Jezus zo het Rijk van zijn Vader geleefd.

 

En toen is het vreselijke conflict gekomen. Juist door die nieuwe houding kwam het ultieme geweld. Want als jij geen geweld wilt, dan word je het absolute slachtoffer van geweld.

Dat wist Jezus wel. Hij koos er voor om toch die nieuwe en hoopvolle wijze van leven vol te houden.

En dat zegt Hij dan ook tegen zijn leerlingen. Niet bang zijn. Natuurlijk wordt het kwade alleen maar kwader als je volhoudt bij de liefde. Maar volhouden.

De dag komt, zeg ik nogmaals, dat echt het diepste en heiligste verlangen van ons mensen vervuld wordt. Dat echt de liefde doorbreekt. Dat Jezus en daarom de hemel werkelijk op aarde aanwezig zullen zijn.

En daarom moet je, zegt Jezus tegen zijn leerlingen, niet bang zijn van de manier waarop de wereld zichzelf naar een einde toewerkt. Dat is alleen maar gewelddadig en pessimistisch. Maar houd vol dat het heilige en goede, dat de liefde en het leven overwinnen.

Rond Kruis en Pasen is dat al zichtbaar geworden. Dat zal helemaal doorbreken.

Maar dan moet je wel de moed hebben om te durven hopen. Om vol te houden.

 

Dat zie je ook in die brief aan de gemeente in de Grieks-Romijnse stad Filadelfia.

Zoals je vandaag de dag de vergoddelijking van genot en consumptie en van techniek hebt waar wij alle geluk van verwachten, zo was er toen vergoddelijking van de macht van de keizer en het Romijnse Rijk.

En zoals je vandaag innerlijk sterk moet zijn om de goden van vandaag niet te aanbidden,  maar het heilige verlangen van de liefde te volgen als discipel van Jezus Christus, zo deden de christenen dat in die tijd ook. Niet meedoen in die keizercultus. Zij hadden heel andere bronnen van verwachting en geluk.

De keizer werd bij zijn overwinningen gekroond met een lauwerkrans. Daarom was het een politiek geladen uitspraak in deze brief: houd je eigen lauwerkrans vast. Houd vast aan de overwinnende krachten van Jezus en van de ware liefde in zijn naam. Wie dat volhoudt, zal zien dat die overwinning ook helemaal doorbreekt. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De dag breekt aan. Blijf alsjeblieft niet sceptisch of ongelovig hangen, want je wordt heel gauw opgezogen in die andere krachtenvelden van een wereld zonder hemel, die alleen maar hopeloos kan eindigen.

Waar wordt je leven door in beslag genomen? Om het tot de laatste druppel uit te zuigen? Zoveel mogelijk leuke dingen in je levenswagentje bijeen te winkelen? Of wordt het voortdurend gevoeld door de krachten van de hemel: liefde, bramhartigheid, opofferingsgezindheid en goedheid? Waar leef je voor?

In het eerste geval loert er altijd, hoe weggestopt misschien ook, dreiging en pessimisme op de ondergrond. Vandaar dat veel mensen om dat te ontlopen nog harder beginnen te graaien en zich met nog meer prikkels overladen.

In het tweede geval groeit de hoop tot een diepe intentie. Je weet al dat dit zal overwinnen. En die wetenschap, die lauwerkrans, moet je je niet laten ontnemen.

 

Wat hoop? Jazeker: alle hoop!

 

Eer aan de Vader,

Eer aan de Zoon,

Eer aan de heilige Geest.

Amen.

 

 

Gedachtenis

 

Vandaag gedenken we onze gestorvenen.

En we zetten een roos in de lauwerkrans, in de doopvont.

Want met hun doop begonnen ze ooit aan die levensmarathon van de krachten van de hemel.

In de Doop gaan we met Jezus mee, in zijn overwinningstocht van kruis naar Pasen. In de Doop krijgen we de lauwerkrans al mee. Het leven en de liefde winnen het voorgoed.

Met Jezus gestorven en met Jezus opgestaan. De marathon van hoop en kracht. En op de dag dat we de adem uitblazen, wordt onze doop afgemaakt. Want dan zijn alle oude krachten voorgoed voorbij, en zijn we in het licht van het leven.

En van gene zijde roepen de gestorvenen ons al toe: volhouden. De dag breekt aan. De hoop wint het. Je lauwerkrans niet loslaten. Zeg de goden van onze tijd voortdurend vaarwel en leef uit de liefde.

Daarom, als we hen vandaag gedenken, dan weten we dat ze niet meer onder ons zijn, maar dat ze toch leven. Voor God. Daarom noemen we hun namen met ere. Zo willen we hen gedenken.

Straks, na het lezen van de namen gedenken we hen in stilte.

Daarna zingen we de aangegeven verzen van Gezang 299.

Mag ik u nu verzoeken – voor zover dat mogelijk is – te gaan staan.

 

Wij gedenken:

(46 namen)

Er zijn er ook onder ons, die dit jaar geliefden hebben verloren die niet tot deze gemeente behoorden, en van wie we de namen dus niet direct kunnen noemen. Hun sterven ging niet aan ons voorbij. Hun naam dragen we in ons hart.

 

En tenslotte: velen van wie hier zijn moesten een geliefde al eerder afstaan aan de dood en aan de hemel. Op een dag als deze keren hun namen met kracht terug in ons leven. Wij gedachten hen al eerder, maar gedenken hen ook nu opnieuw.

En gedenken we hen dan nu allen in stilte.