Dorpskerk Barendrecht, 24 oktober 2010.
ds. Ph.
van Wijk
Lucas 18, 9-14
Lieve gemeente,
Nadat ik in een preek in een
andere gemeente iets over Geert Wilders had gezegd, ontstond er een discussie
met een homo, die de preek gehoord had. En per mail zetten we deze discussie
voort.
Er is ook een andere kant,
zei hij. Homohaat en geweld tegen homo’s van de zijde van moslims. Ook de
moslims discrimineren hele groepen onder de bevolking. Hij schreef dat een
Turkse collega, een gematigd moslim, met een beroep op de Koran zijn ‘soort’
(de homo’s) een snelle dood wenste. En als de Koran dergelijke opvattingen
huldigt, dan heeft hij er geen moeite
mee heeft om de Islam een achterlijk geloof te noemen, schrijft hij. Dat klinkt
niet erg positief. Maar is het niet een beetje zo? En moeten we daarom
misschien toch geen maatregelen treffen om dit geloof aan banden te leggen in
onze samenleving? Wat vindt u?
Wat heeft dit alles met onze
gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar te maken?
Wel, dat heeft er werkelijk
alles mee te maken.
Ik zal u dat proberen uit te
leggen.
En dat is nog niet zo
eenvoudig, want de farizeeërs staan eigenlijk bij voorbaat op achterstand. Ze
hebben een slechte naam gekregen in de christelijke traditie, en dus wil
niemand van ons farizeeër zijn. Maar ik zou wel willen dat er wat meer
gelovigen zouden zijn, ook in onze eigen gemeente, die zo serieus werk maken
van hun geloof als deze man in de tempel deed. Zeer ruimhartig in je kerkelijke
en diaconale bijdrage. Serieus in je spirituele leven en rituele ritme. De
Bijbel indringend lezen. Op de verslapte veengrond van onze geseculariseerde
kerkelijke gemeenten wenste ik me wel wat meer mensen die op een vastere
ondergrond leefden.
Het probleem, gemeente zit
hem niet zozeer in de geloofsinhoud en de geloofspraktijk van de farizeeër. Het
probleem zit ‘m in de intermenselijke verhouding. Het probleem zit ‘m in het
feit dat hij zichzelf en zijn geloof superieur waant tegenover de ander. Als ik
dit geloof en praktiseer dan ben ik een beter gelovige dan die en die.
Zijn gelovige identiteit
bouwt hij op ten koste van anderen.
Dat is een oerneiging waar we
allemaal last van hebben. Vergelijken. Door de ander net even iets minder of
slechter af te schilderen kom je zelf beter uit de bus. Bij kinderen komt het
vaak onverbloemd naar boven. We hadden de afgelopen tijd regelmatig twee klein
neefjes over de vloer. Die lieten ons dat weer kostelijk zien. Ome Philip, mijn
broertje doet nog dit.. Tante Corrie,
ik heb mijn boterham wel op, maar mijn broertje nog niet… Als je ouder wordt,
dan doe je het allemaal wat bedekter. Wat geraffineerder
vaak ook. Je wordt sociaal correct. Politiek correct. Maar daarom is het niet
minder aanwezig. Je ziet het alleen niet van jezelf.
We willen gelukkig zijn met
de bewondering en de waardering van anderen, en concurreren daarom met iemand
dicht bij ons, die ook die bewondering zou kunnen wekken. Het is een oerneiging
om in de concurrentiesfeer te leven. Automatisch komt dat in ons op. En
automatisch maak je daarom een ander tot zwart schaap. Tot de zondebok.
Oerneiging om het kwaad bij de ander te zoeken.
En zo kun je ook je eigen
morele standaard of je eigen geloof beter achten dan die van de ander. Opgroeiend
in de Gereformeerde Gemeente (zeg maar de kerk van de Kilweg) wist ik precies
waarom onze denominatie de beste was. Niet zo zwaar als de Oud-Gereformeerden.
En niet zo licht als de Hervormden, zelfs niet de Bonders.
Als Hervormden met een heel
open geloofsperspectief zijn we toch wel heel wat beter bezig dan de zware
kerken aan de Voordijk en de Kilweg, en veel ruimer van denken dan de broeders
en zusters van onze zusterwijkgemeente in de Immanuëlkerk.
Als geëmancipeerde vrouwen
hebben we toch meer bereikt dan al die groeperingen waar de vrouw nog
onderdrukt wordt.
Als Verlichte mensen van het
Westen zijn we toch heel wat beter ontwikkeld dan mensen die in allerlei
primitieve taboe’s vastzitten.
Maar precies dat is het
duivels mechanisme dat de wereld altijd in een wij-zij
schema wil vasthouden. Het duveltje dat onszelf altijd aan de goede kant van de
lijn positioneert, en ons bedekt met de vinger doet wijzen. Ik dank U dat ik
niet ben als die of als die… Maar hij..
Maar zij…. Altijd weer als iemand in onze buurt komt, wegen wij. Vergelijken wij.
En zelfs wanneer het om minderwaardigheidsgevoelens gaat, dan gaat het nog om
precies dezelfde problematische concurrentieafwegingen. Alleen maak je jezelf
dan constant tot slachtoffer, tot verliezer in plaats van tot winnaar. Was ik
maar zo goed als die en die …
Het duivels krachtenveld van
concurrentie en conflict. En leven we niet in een samenleving waarin juist dit denken
in ‘ik’ en ‘hij’, ‘wij’ en ‘zij’ aanzwelt en mensen verder uit elkaar drijft?
De tollenaar achterin de tempel
is door al die bodems heen gezakt. Hij valt niet meer in de valkuil van de
wederzijdsheid. Het wederzijds beschuldigen.
Precies daar waar je
doorkrijgt dat je altijd weer de neiging hebt om te leven bij vergelijken en
concurreren met anderen, kan een andere levenshouding ontstaan. Die van de
oprechte zelfreflectie. Je ontdekt dat je leefde ten koste van de slachtoffers
die je maakte. Je werkte jezelf omhoog over de rug van een ander. In
concurrentie met de ander. Wees mij zondaar genadig.
De tollenaar had kunnen
uitroepen: ik dank u dat ik niet zo hoogmoedig en vol zelfrechtvaardiging ben
als de farizeeër voor in de tempel die diep op mij neerziet. Hij had vol
innerlijke wrok kunnen zitten over het feit dat hij zo veracht werd. Dat is de
meest normale houding als dat gebeurt. Je wilt het liefst bewijzen dat je
tenminste toch zo goed bent als die ander. Of dat jouw gelijk heus niet minder
is dan dat van de ander. Of je zou vanuit het feit dat je je
vernederd voelt de ander wel eens een lesje willen leren. ‘M eens flink op zijn
geestelijke falie willen slaan.
Zoals je vol innerlijke wrok
kunt zitten als je als homo gediscrimineerd wordt of buitengesloten. Of vol verachtingsgevoelens als ze jouw als tweederangschristen
beschouwen.
Maar de man blijkt helemaal
uit deze cirkel van wederzijdsheid, van de rivaliteiten, uitgehaald te zijn.
Hij ziet slechts één God: die van de vergeving. Hij rekent niet op een God die
zijn zelfrechtvaardiging overneemt, en zegt: ja jij bent goed. Maar op een God,
voor wie we allen gezondigd hebben en zondigen, maar bij wie overweldigende
genade en vergeving is. De God die we gekarakteriseerd mogen zien in Jezus. Die
al zijn vijanden vergeven heeft. Die voor zijn vijanden bidt.
Alleen, gemeente, vanuit die
door het evangelie gestempelde houding, waarin we niet meer vergelijken en
concurreren, is het Rijk Gods onder ons aanwezig. We zien, zegt Jezus elders,
de balk in onze eigen niet, maar wel de splinter in de ogen van de ander. Wie
de balk in zijn eigen ogen is gaan zien, heeft geen behoefte meer de ander te
bekritiseren. Als we als westerse samenleving eens zouden gaan beseffen hoezeer
we geseculariseerd zijn en verwijderd geraakt van onze joods-christelijke
wortels, en hoe vaak we bij allerlei impulsen uit de onderbuik leven, dan
zouden we over mensen met een geloof uit een andere cultuur niet meer de staf
hoeven te breken.
Wij zijn niet beter dan de
moslimjongere die ‘vuile homo’ scheldt. We zijn geen haar beter dan de
Afrikaanse man die zijn vrouw als minder beschouwt dan zichzelf. En ook niet
dan onze medegelovigen die ons als veel te licht beoordelen en menen dat we
richting de eeuwige verlorenheid leven. En we hoeven anderzijds op geen enkele
manier te zeggen dat alle godsdiensten en alle morele waarden gelijk zijn. Maar
je mag het verschil pas benoemen als je hebt ontdekt dat moslims en christenen,
lichten en zwaren, allemaal uit dezelfde wij-zij oerneiging leven. Dat creëert een open
discussieruimte waarin iets van die nieuwe en overweldigende houding van
Christus Jezus tot expressie kan komen. Daar alleen ligt een weg uit al onze
conflicten tussen mensen onderling en tussen groepen in de samenleving.
Nederige zelfkennis als die
van de tollenaar maakt ons tot mensen van God. En niet het feit dat we denken
zo goed en gelovig te zijn. Laten we met Fransiscus
van Assisi het loflied op de grote God, die ons kleine mensen genadig is,
gaande houden: “Wij willen nederig en klein, de dienaars van uw grootheid zijn,
Halleluja!”
Amen.