Dorpskerk Barendrecht
zondag 16 september 2007, Heilige Doop van Jasmijn Veelenturf.
Evangelie: Lucas 15 : 1-10
Harold en Madelon, lieve gemeente,
Jullie vroegen in het
doopgesprek om ook in de preek de uitleg die ik gaf ter sprake te brengen. Ik
heb dat toegezegd, maar vraag toch om jullie clementie dat ik dat nu niet doe.
Dan heb ik echt de tijd voor een uitgebreide preek nodig. En dat maakt het
geheel vanmorgen veel te omvangrijk. Ik wil daar op een ander moment op terug
komt.
Ik richt me op het evangelie
van vandaag. Een overbekend verhaal. Het verloren schaap. De verloren penning.
Wat ik bijzonder vind aan de
parabel van het verloren schaap, is dat het tegen ons gedachtepatroon in gaat.
Jezus zegt: iedereen zou toch negenennegentig schapen in de wildernis
achterlaten om het ene kwijtgeraakte schaap terecht te brengen. Maar is dat wel
waar? Zouden wij een hele kudde in de wildernis achterlaten ter wille van één
schaap?
Je zou kunnen zeggen: dat is
de omkering van alle economische wetten. Dit is de paradoxale economie van de
liefde. Geen procent kan en mag verloren gaan.
Ik moet zeggen dat dat haaks staat op onze manier van denken en doen.
Wij verliezen vaak mensen in
onze kring.
Uit een zekere slordigheid.
Gericht op jezelf verlies je de ander uit het oog. Niet altijd zijn we even
zuinig op onze vriendschappen. Waarom spreek je hem of haar nooit meer?
Soms kun je de ander niet meer gebruiken. Want er zijn nogal wat
vriendschappen en relaties die teren op het feit dat de een de ander
afhankelijk heeft gemaakt of gebruikt.
Soms verdwijnen er aan de
rand van de groep ook mensen omdat er een bepaalde sfeer is ontstaan. Je gaat
negatief over iemand denken. Omdat iemand anders in de familie een schande
doorvertelde. Of dat een andere vriend uit de groep een bepaalde sfeer over die
ene vriendin opriep. En die ene, die het betreft: die voelt wel dat hij of zij
niet meer mee telt. Pijnlijk verlaten door de anderen.
Misschien moet je wel in alle
eerlijkheid zeggen dat groepen alleen maar kunnen leven, omdat er soms aan de
rand mensen afvallen. Er zijn altijd mensen nodig, op wie neergekeken kan
worden. Die outcast blijven. Vreemd. Raar. Fout.
Lastig. Gevaarlijk.
Althans, zo is de diepste
sfeer rond deze twee gelijkenissen. Mopperende Farizeeën en schriftgeleerden. Dat
Jezus zich inliet met dat soort mensen. Vandaag zouden
we misschien zeggen: met Turken en Marokkanen. En met hangjeugd. In gesprek met
de sletten van de Keileweg.
Wat dat betreft is dit stukje
echt typerend voor het evangelie.
Omdat de Farizeeën zo’n slechte naam hebben denken wij dat we dit belangrijke
punt van het evangelie wel onder de knie hebben. Dat wij met Jezus wel voor de
tollenaars en de zondaars gekozen zouden hebben. Maar dat moet je niet te snel
van jezelf denken.
We hebben allemaal een oerneiging
om exclusief te denken. Anderen uit te sluiten. Anderen minder te vinden.
Sommige mensen of groepen ook slechter te vinden.
We hebben de neiging om onze
groep te sluiten.
In een gesprek met de leiding
van de kindernevendienst deze week waren er ook van
deze geluiden. Voor onze eigen Dorpskerk. Mensen van buiten die altijd nog het
gevoel hebben er niet helemaal bij te horen. Niet tot de inner-circle
te horen, zo zei iemand het. En dat kan overdreven zijn. Ook aan hen zelf
liggen. Maar misschien zit er toch iets in.
Je zou kunnen zeggen: dat is
de ene kant van de schaal. Lichte, onbewuste vormen.
En aan de andere kant van de
schaal: iemand of een groep grofweg afschrijven en belasteren. En ergens tussen
die twee zijden van de schaal zitten alle grijstinten, allerlei vormen.
Waarom toch eigenlijk? Heeft
het niet heel vaak te maken dat wij eigen innerlijke onvrede en eigen falen en
onmacht op anderen projecteren? Eigenlijk ergens koesteren dat je beter bent –
nee niet bewust, want bewust zeggen we juist van niet – maar toch! En waarom?
Omdat er diep van binnen een oergevoel leeft dat we zelf ook niet volmaakt
zijn. Of omdat er onderling in onze eigen groep ook allerlei dingen spelen.
Onmacht en boosheid over dingen die dwars zitten in het leven.
En eigenlijk moet de ander
zich tot ons bekeren. In die zin dat de ander zich aan
ons moet aanpassen en onze manier van doen moet volgen.
Van de Farizeeën en
schriftgeleerden weten we dat ze zo schijnheilig waren. Allerlei gewelddadige
dingen waren verborgen achter de schijn van een goed mens te zijn. Maar voor
zichzelf hadden ze helemaal niet het gevoel dat ze schijnheilig waren. Dat zien
wij van hen. Dat is altijd het lastige. Van onszelf zien we het niet. Wel van
de ander. Ga maar eens na hoe vaak je onbewust de schuld bij de anderen legt.
Die moeten zich aanpassen. Veranderen. Geert Wilders
is echt heel serieus, en meent echt het goede met Nederland voor te hebben als
hij de Koran wil verbieden omdat het een boek van geweld is. Hij beseft niet
dat hij zelf heel veel geweld pleegt. En zo is het bijna altijd met ons. De ander moet zich bekeren.
En zo lang we het niet van
onszelf zien, horen we tot de groep van negenennegentig die eigenlijk juist
zelf in de wildernis verloren zitten.
Wij worden vandaag meegenomen
met het evangelie. De goede boodschap.
Heel indringend komt die
boodschap naar ons toe. In de Doop. Dat je een innerlijke verandering, een
vernieuwing moet ondergaan. Juist op het gebied van de dingen die hier aan de
orde zijn. Van je eigen blindheid op die mechanismen moet je bekeerd worden.
Maar het wordt ook positief
gebracht. Dat Jezus de mens opzoekt die door de anderen als verloren wordt
beschouwd. Die door de anderen is uitgestoten. Die door de anderen als zondebok
wordt behandeld. Die mens die zich zo pijnlijk door anderen vernederd voelt. Of
afgeschreven. Dat is nu precies de geweldige houding van Jezus. Dat Hij het bij
uitstek opneemt voor de verlorenen. Voor de ontrechten. Voor de zondebokken.
Voor de vreemden en de losers. Hij ziet ze werkelijk.
Niet als gevaarlijk of zondig. Hij schrijft ze niet af. Maar Hij ziet hun aangezicht. Zoals Levinas dat zo
prachtig heeft gezegd. De ander is geen vreemde meer. Maar in diens ogen lees
je zijn ziel. In zijn aangezicht tekent zich een
levensverhaal waar ondanks alles waardigheid in zit. Ook van een hoer. Of een
moslim. Of een Hells Angel. Of die vreemde
buitenlander. Die typische buurvrouw, die toch maar raar doet.
En dat is wat wij ook als een
nieuwe levenshouding in de Doop mogen meenemen. Een nieuwe mens leeft niet meer
van het projecteren van zijn eigen ongenoegens en problemen en knagend geweten op een ander, maar die acht juist de ander
beter dan zichzelf. Een nieuw mens krijgt antennes juist voor de mens die het
minder heeft. En door anderen veracht wordt of voorwerp is van roddel of van
schandaal. Juist in die nieuwe verfijning van de liefde gaan we de verachten en de misdeelden van
de samenleving zien. We krijgen oog voor de echte verhoudingen. Je schaamt je
niet meer voor het feit dat je je bekeren moet.
Telkens weer aangeraakt moet worden met genade om genadig naar anderen te
kunnen zijn. Telkens weer gevonden te worden door de liefde van God, om anderen
te kunnen vinden.
Echte, intense vreugde is er,
wanneer mensen binnen die krachten van liefde worden getrokken en er zich iets
van de hemel op aarde laat zien. Als mensen die door anderen als verloren of
minder aantrekkelijk of minder waard worden beschouwd, juist hun waardigheid en
geborgenheid terugkrijgen.
Laten we mensen zijn van onze
Doop. Mensen van het nieuwe leven. Van de economie van Gods liefde, die juist de laatste procent opzoekt.
Eer aan de Vader en de Zoon
en de heilige Geest.