Tekst van de preek op 11 maart 2007

Grote Kerk, Nieuwleusen

Ds. Ph. van Wijk

Afscheidsdienst.

 

Lieve gemeente van Nieuwleusen,

 

Neem als predikant eens afscheid van een gemeente met de tekst over de vijgenboom waar de heer al drie jaar elk jaar komt kijken of er vrucht gedragen wordt en elk jaar moet constateren dat hij vruchteloos is. Als ik het zelf had uitgekozen, dan had ik vanmorgen ook in figuurlijke zin heel wat uit te leggen. Maar het is het leesrooster

Gehoorzaamheid aan het leesrooster staat symbool voor gehoorzaamheid aan de Schriften. Die zet je niet naar je eigen hand. Het is openbaring en komt naar ons toe. Je kiest geen krenten uit de Bijbelse pap. Ook niet op je afscheid.

 

Wat zeg je bij een afscheid?

“Ik heb er een goed gevoel over”, of ‘geen goed gevoel’.

Maar dat is geen goed criterium. Laat ik u dat duidelijk maken aan de hand van iets dat wij meemaakten op onze recente Kenia-reis.

 

Op een doordeweekse dag waren we samen met één van de Keniaanse predikanten, waar we gelogeerd hebben, te gast in een dienst in een afgelegen dorpje. En zoals te verwachten was, werd ik uitgenodigd om te preken. Ik koos voor Psalm 23. De Heer is mijn herder. De wereldwijd meest bekende Bijbelplaats. Kenianen op het platteland zijn in hun jeugd zelf vaak herdersjongen of –meisje geweest. En ik legde hen uit, wat ik ook u wel eens duidelijk gemaakt heb. Dat het niet alleen gaat om dat liefelijk beeld, waaruit duidelijk wordt dat de HEER als een herder ons leven begeleidt en we daarom dwars door alles heen van zijn veilige bescherming mogen genieten. Maar dat de Psalm een spa dieper steekt.

Ik preekte dat het hier gaat om iemand die door God zelf in bescherming wordt genomen tegenover een vijandige gemeenschap. Uitgestoten. Stuk gemaakt. De schuld gekregen van het onheil in de gemeenschap. Zondebok. Maar door God publiekelijk gerehabiliteerd en gezegend. Iedereen moet het zien dat Hij deze uitgestotene in bescherming neemt. Dat hij niet schuldig is. Dat men ongelijk heeft.

“Gij richt voor mij een tafel aan voor de ogen van wie mij benauwen. Gij zalft mijn hoofd met olie.” God zelf toont mijn onschuld in zijn zegen.

In de preek probeerde ik met voorbeelden uit het Keniaanse gemeenschapsleven duidelijk te maken hoe dat gaat. Als er in een dorp allerlei praatjes en laster over iemand worden verteld. En hoe iemand dan de outcast van een dorpsgemeenschap kan worden. Maar wat God voor zo iemand kan betekenen, en in bescherming neemt en voor de ogen van iedereen rechtvaardigt en zegent.

Maar al prekende had ik er geen goed gevoel over. Slaat dit ergens op voor die mensen hier voor me? Ze staarden me aan. Er werd wat gelaten geluisterd, dacht ik.

Na de dienst moesten we direct terug, want de regen dreigde de weg onbegaanbaar te maken.

We waren nog geen honderd meter op weg, of de predikant met wie we de reis maakten begon te vertellen: je had geen betere tekst kunnen kiezen, geen betere preek kunnen houden. Ze zouden nu wel denken dat ik je op de heenweg uitvoerig over hun gemeente en dorp heb verteld. Want precies dat wat ik in de preek had duidelijk gemaakt was gebeurd. Twee jaar geleden was een dorpsbewoner bijna gedood door de woedende gemeenschap. Zijn huis verbrand. Hij was een kwade geest, die moest worden vernietigd, zo hadden geestdrijvers duidelijk gemaakt.

Wat was er gebeurd? Iedere keer raakten jongeren uit de gemeenschap bevangen door een soort hysterische bezetenheid. Dan zagen ze een slang die hen trachtte te wurgen. Ze vielen op de grond. Stuiptrekkend van angst.

Misschien geloven wij het nauwelijks dat zoiets gebeurt, maar het waren meerdere jongeren die precies hetzelfde overkwam, en er was angst en paniek in het dorp.

Totdat de schuldige gevonden werd. Zo dacht men. Want op een avond had iemand een slang gezien bij de deur van de dorpsbewoner waarover ik het had. En nu had dus de heilige Geest duidelijk gemaakt, zo zeiden de geestdrijvers, wie de schuldige was van deze angstige bezetenheid. Deze man moet over kwade geesten beschikken die onheil over het dorp brengen. Met het resultaat dat ik u vertelde: gelyncht en bijna gedood. Huis verbrand. Op het nippertje gered.

Maar hij had zijn onschuld volgehouden, hoezeer men ook de vinger had gewezen.

En langzaam was kennelijk aan allen duidelijk geworden dat hij inderdaad onschuldig was. En nu, twee jaar later, is hij ouderling in de kerk. Een geziene positie. Door God gerehabiliteerd.

 

Ik zei: ik had geen goed gevoel toen ik stond te preken. Maar deze preek bleek de spijker op de kop.

Nee, gemeente, ik moet niet op mijn gevoel af gaan. Want dat zegt zo weinig. Ook hier niet, bij mijn afscheid. Mensen hebben dat in de afgelopen weken aan me gevraagd. Met welk gevoel ik wegga. En dat soms ook wel ingevuld. Maar het is irrelevant. Mijn gevoel kan niet zeggen wat de betekenis van mijn aanwezigheid hier is geweest en zijn zal.

 

Dat verhaal maakt tegelijk duidelijk wat we vandaag over het evangelie van deze dag hebben te zeggen.

Ik probeerde in mijn preek in dat Keniaanse kerkje te zeggen dat we moeten loskomen van onze manier waarop we denken. Je kunt makkelijk met God omgaan op de manier van de eerste uitleg van Psalm 23. Mooi als Hij onze troost en hulp is in onze moeilijkheden. Een zekere romantiek in het Godsbeeld is ons niet vreemd. Maar die romantische geïnterpreteerde psalm heeft een veel pittigere kern. Een veel indringender boodschap. God die het opneemt voor wie onschuldig geslachtofferd wordt. Voor Israël in Egypte. Hij bevrijd en brengt naar een land van melk en honing.

 

Dat is precies waar Jezus het ook over heeft.

Er wordt Hem een verhaal verteld over mensen die iets gruwelijks is overkomen. Vermoord op last van Pilatus terwijl ze in de tempel hun offers brengen. En als Jezus dat verhaal hoort haalt Hij er gelijk een tweede verhaal bij. Over een toren van Siloam die kennelijk ooit is ingestort waardoor achttien mensen zijn omgekomen. Maar wat belangrijker is: Hij richt zich direct op wat wij als mensen  als in een reflex denken. Onheil overkomt je omdat je iets misdaan hebt. Dat zeggen ze niet. Maar Jezus weet precies welke gedachte er onbewust achter zit.

Denk je dat die mensen uit jullie gruwelijke verhaal schuldiger zijn dan anderen?

Wij hebben dat Godsbeeld van een God die op de loer ligt om te wreken niet meer zo sterk, hoewel je in het pastoraat nogal eens met mensen geconfronteerd wordt die  bij  tegenslag die hen overkomt vragen: wat heb ik dan fout gedaan? Waarvoor word ik gestraft?

En kinderen kennen dat basale gevoel vaak nog heel naïef: eigen schuld, dikke bult.

Maar als je er over doordenkt zie je dat iedereen het doet.

De oerneiging om ons straatje schoon te vegen. Onze eigen innerlijke ongenoegens ongemerkt te projecteren op een ander. De ander zwart maken.

Wie een beetje leert om bij zichzelf te kijken hoe het werkt, beseft wel dat wij nog talloze onbewuste neigingen hebben om de ander ergens tegenover ons te plaatsen. U weet wel dat ik het daar vaak met u over heb gehad.

 

Maar Jezus wil dat we van die oerreflexen loskomen.

Want overal waar je zo denkt, is de gemeenschap nog in gevaar.

Wijzen naar de schuldigen betekent altijd tegenover elkaar staan. Krachten van scheiding en uitstoting voeden. Die ander. Die anders is. Of vreemd doet. Of niet in het patroon past. Het praatje bij de koffie. Iemand die gepasseerd wordt voor een benoeming omdat er ongefundeerde praatjes gaan. Roddel die een smet aan iemand doet kleven. Er zijn duizend vormen waarin wij de ander als schuldig of verkeerd in onze beeldvorming kunnen gevangen houden.

En het is niet zo moeilijk om een wat romantisch en pastoraal beeld van de Heer als Herder gepaard te laten gaan met dit scheidend denken. Zij slechter dan wij. Nee, niet hardop natuurlijk. Je bent het je niet eens bewust. Je denkt dat je gelijk hebt dat die ander niet pluis is. Of schadelijk. Of ongeschikt.

Jezus zegt gewoon ronduit: het is verwoestend als dat je basisgevoelens zijn. Als je je niet van dit soort grondhouding bekeert gaat de gemeenschap uiteindelijk te gronde.

 

Drie jaar heeft Jezus gepreekt. Een nieuwe gezindheid. Geen uitsluiting. Geen scheiding. Geen vingerwijzen. Maar liefde tot op het bot. Het Koninkrijk van de hemel. Heeft Hij geroepen: keer om en maak je leven vruchtbaar in een nieuwe liefde, waarin je losgekomen bent van die oerneigingen.

Maar als ze met dit verhaal over die mensen, die door Pilatus zijn vermoord, komen aanzetten, dan voelt Hij dat ze nog geen steek opgeschoven zijn in hun oerreflexen, in hun gezindheid. Nog altijd dat wijzen. Die krachten van kwaad in een vroom jasje.

En in die teleurstelling vertelt Hij over die vijgenboom in de wijngaard. Drie jaar lang vruchteloos. Die nieuwe levenshouding is nog ver te zoeken. Het nieuwe denken en voelen en handelen, de nieuwe gemeenschap is nog niet bepaald overal doorgebroken. Heeft Hij dan het Koninkrijk van God tevergeefs gepreekt? Maar tegelijk roept Hij als het ware zichzelf terug. Geduld. Nog een keer. Wie weet, komen de vruchten. Het wordt nog één keer omgespit en bemest. In de laatste poging. Jezus weet wat er gaat gebeuren. Zijn dood. Waarmee alles omgespit wordt. Al wat ondergronds zit komt boven. De ultieme poging om de vijgenboom te redden. Als dat vruchteloos blijft, ja dan is het echt hopeloos.

 

En als ik dan ook even met u terug mag kijken vanmorgen, dan denk ik dat ik altijd met u op zoek geweest ben naar die omschakeling van denken en zijn. Natuurlijk is het mooi als je mensen kunt troosten met een God die een Herder is als je geliefde je ontvalt. Als je het niet meer ziet zitten. Die je er dan doorheen helpt. In het pastoraat bemoedigen met deze kracht van God, dat heb ik wel steeds willen doen. In talloze gesprekken.

Maar die God die werkelijk bedoeld wordt in dat: “de Heer is mijn Herder”, die heb ik ook gepreekt. De God die het opneemt voor degene over wie het dorp praat. De God die je rehabiliteert. Die zelf in Jezus de onterecht uitgeslotene was. En zo op zoek was naar een nieuwe gemeenschap.

Is het denken en voelen in Nieuwleusen er door veranderd? Is de gemeenschap er één van liefde tot op het bot geworden, doordat hier al eeuwen het evangelie klinkt en predikanten gekomen en gegaan zijn met deze boodschap? Heeft de gemeenschap en hebben de mensen zich bekeerd?

Ik denk niet dat ik daar een goed oordeel over kan hebben. Want je kunt je deerlijk vergissen.

Maar dat de gemeente zich die vraag stelt als ze een dominee uitzwaait, lijkt me geen slechte zaak.

 

Dominees zijn er ook om als de wijngaardenier te pleiten bij God voor geduld. Heer laat de boom nog staan. Ik zal er nog een keer omheen spitten en hem bemesten.

Weer een nieuwe predikant die de kussens nog eens opschudt, om het met een gevleugelde en een tikkeltje beladen aanduiding te zeggen. Nog een keer op een nieuwe toon goede boodschap om op een andere manier opnieuw weer los te mogen komen en in de vrijheid van het Koninkrijk Gods te komen staan. Dat is wat ik voor Nieuwleusen hoop. Spitten, omkeren de grond. Los wat platgetreden en al te gewoon en versleten is geraakt. Mest er bij. Stinkt misschien, en brandt soms wat, maar is wel heilzaam.

Laat Nieuwleusen vruchten van de Geest dragen.

Want Jezus is de weg gegaan van de uitgestotene, en heeft zo al de geboden voldragen.

Hij is er uitgegooid en vermoord vanwege dat oude denken. Maar Hij is opgestaan, en doet een vreugdevuur in ons hart ontbranden. Nieuw zijn immers alle dingen.

De haard van die aanwezigheid zal in ons hart een vreugdevuur ontsteken. Hij gaat vooraan en zal ons niet ontbreken. En moge het zijn zonder “Heden Hosanna, morgen kruisigt Hem”.

 

Eer aan de Vader

Eer aan de Zoon

Eer aan de Heilige Geest.