Grote Kerk, Nieuwleusen
Ds. Ph. van Wijk
Afscheidsdienst.
Lieve gemeente van Nieuwleusen,
Neem
als predikant eens afscheid van een gemeente met de tekst over de vijgenboom
waar de heer al drie jaar elk jaar komt kijken of er vrucht gedragen wordt en
elk jaar moet constateren dat hij vruchteloos is. Als ik het zelf had
uitgekozen, dan had ik vanmorgen ook in figuurlijke zin heel wat uit te leggen.
Maar het is het leesrooster
Gehoorzaamheid
aan het leesrooster staat symbool voor gehoorzaamheid aan de Schriften. Die zet
je niet naar je eigen hand. Het is openbaring en komt naar ons toe. Je kiest
geen krenten uit de Bijbelse pap. Ook niet op je afscheid.
Wat
zeg je bij een afscheid?
“Ik
heb er een goed gevoel over”, of ‘geen goed gevoel’.
Maar
dat is geen goed criterium. Laat ik u dat duidelijk maken aan de hand van iets
dat wij meemaakten op onze recente Kenia-reis.
Op
een doordeweekse dag waren we samen met één van de Keniaanse predikanten, waar
we gelogeerd hebben, te gast in een dienst in een afgelegen dorpje. En zoals te
verwachten was, werd ik uitgenodigd om te preken. Ik koos voor Psalm 23. De
Heer is mijn herder. De wereldwijd meest bekende Bijbelplaats. Kenianen op het
platteland zijn in hun jeugd zelf vaak herdersjongen of –meisje geweest. En ik
legde hen uit, wat ik ook u wel eens duidelijk gemaakt heb. Dat het niet alleen
gaat om dat liefelijk beeld, waaruit duidelijk wordt dat de HEER als een herder
ons leven begeleidt en we daarom dwars door alles heen van zijn veilige
bescherming mogen genieten. Maar dat de Psalm een spa dieper steekt.
Ik
preekte dat het hier gaat om iemand die door God zelf in bescherming wordt
genomen tegenover een vijandige gemeenschap. Uitgestoten. Stuk gemaakt. De
schuld gekregen van het onheil in de gemeenschap. Zondebok. Maar door God
publiekelijk gerehabiliteerd en gezegend. Iedereen moet het zien dat Hij deze
uitgestotene in bescherming neemt. Dat hij niet schuldig is. Dat men ongelijk
heeft.
“Gij
richt voor mij een tafel aan voor de ogen van wie mij benauwen. Gij zalft mijn
hoofd met olie.” God zelf toont mijn onschuld in zijn zegen.
In
de preek probeerde ik met voorbeelden uit het Keniaanse gemeenschapsleven
duidelijk te maken hoe dat gaat. Als er in een dorp allerlei praatjes en laster
over iemand worden verteld. En hoe iemand dan de outcast van een
dorpsgemeenschap kan worden. Maar wat God voor zo iemand kan betekenen, en in
bescherming neemt en voor de ogen van iedereen rechtvaardigt en zegent.
Maar
al prekende had ik er geen goed gevoel over. Slaat dit ergens op voor die
mensen hier voor me? Ze staarden me aan. Er werd wat gelaten geluisterd, dacht
ik.
Na
de dienst moesten we direct terug, want de regen dreigde de weg onbegaanbaar te
maken.
We
waren nog geen honderd meter op weg, of de predikant met wie we de reis maakten
begon te vertellen: je had geen betere tekst kunnen kiezen, geen betere preek
kunnen houden. Ze zouden nu wel denken dat ik je op de heenweg uitvoerig over
hun gemeente en dorp heb verteld. Want precies dat wat ik in de preek had
duidelijk gemaakt was gebeurd. Twee jaar geleden was een dorpsbewoner bijna
gedood door de woedende gemeenschap. Zijn huis verbrand. Hij was een kwade
geest, die moest worden vernietigd, zo hadden geestdrijvers duidelijk gemaakt.
Wat
was er gebeurd? Iedere keer raakten jongeren uit de gemeenschap bevangen door
een soort hysterische bezetenheid. Dan zagen ze een slang die hen trachtte te
wurgen. Ze vielen op de grond. Stuiptrekkend van angst.
Misschien
geloven wij het nauwelijks dat zoiets gebeurt, maar het waren meerdere jongeren
die precies hetzelfde overkwam, en er was angst en paniek in het dorp.
Totdat
de schuldige gevonden werd. Zo dacht men. Want op een avond had iemand een
slang gezien bij de deur van de dorpsbewoner waarover ik het had. En nu had dus
de heilige Geest duidelijk gemaakt, zo zeiden de geestdrijvers, wie de
schuldige was van deze angstige bezetenheid. Deze man moet over kwade geesten
beschikken die onheil over het dorp brengen. Met het resultaat dat ik u
vertelde: gelyncht en bijna gedood. Huis verbrand. Op het nippertje gered.
Maar
hij had zijn onschuld volgehouden, hoezeer men ook de vinger had gewezen.
En
langzaam was kennelijk aan allen duidelijk geworden dat hij inderdaad
onschuldig was. En nu, twee jaar later, is hij ouderling in de kerk. Een
geziene positie. Door God gerehabiliteerd.
Ik
zei: ik had geen goed gevoel toen ik stond te preken. Maar deze preek bleek de
spijker op de kop.
Nee,
gemeente, ik moet niet op mijn gevoel af gaan. Want dat zegt zo weinig. Ook
hier niet, bij mijn afscheid. Mensen hebben dat in de afgelopen weken aan me
gevraagd. Met welk gevoel ik wegga. En dat soms ook wel ingevuld. Maar het is
irrelevant. Mijn gevoel kan niet zeggen wat de betekenis van mijn aanwezigheid
hier is geweest en zijn zal.
Dat
verhaal maakt tegelijk duidelijk wat we vandaag over het evangelie van deze dag
hebben te zeggen.
Ik
probeerde in mijn preek in dat Keniaanse kerkje te zeggen dat we moeten
loskomen van onze manier waarop we denken. Je kunt makkelijk met God omgaan op
de manier van de eerste uitleg van Psalm 23. Mooi als Hij onze troost en hulp
is in onze moeilijkheden. Een zekere romantiek in het Godsbeeld is ons niet
vreemd. Maar die romantische geïnterpreteerde psalm heeft een veel pittigere
kern. Een veel indringender boodschap. God die het opneemt voor wie onschuldig
geslachtofferd wordt. Voor Israël in Egypte. Hij bevrijd en brengt naar een
land van melk en honing.
Dat
is precies waar Jezus het ook over heeft.
Er
wordt Hem een verhaal verteld over mensen die iets gruwelijks is overkomen.
Vermoord op last van Pilatus terwijl ze in de tempel hun offers brengen. En als
Jezus dat verhaal hoort haalt Hij er gelijk een tweede verhaal bij. Over een
toren van Siloam die kennelijk ooit is ingestort waardoor achttien mensen zijn
omgekomen. Maar wat belangrijker is: Hij richt zich direct op wat wij als
mensen als in een reflex denken. Onheil
overkomt je omdat je iets misdaan hebt. Dat zeggen ze niet. Maar Jezus weet
precies welke gedachte er onbewust achter zit.
Denk
je dat die mensen uit jullie gruwelijke verhaal schuldiger zijn dan anderen?
Wij
hebben dat Godsbeeld van een God die op de loer ligt om te wreken niet meer zo
sterk, hoewel je in het pastoraat nogal eens met mensen geconfronteerd wordt
die bij tegenslag die hen overkomt vragen: wat heb ik dan fout gedaan?
Waarvoor word ik gestraft?
En
kinderen kennen dat basale gevoel vaak nog heel naïef: eigen schuld, dikke
bult.
Maar
als je er over doordenkt zie je dat iedereen het doet.
De
oerneiging om ons straatje schoon te vegen. Onze eigen innerlijke ongenoegens
ongemerkt te projecteren op een ander. De ander zwart maken.
Wie
een beetje leert om bij zichzelf te kijken hoe het werkt, beseft wel dat wij
nog talloze onbewuste neigingen hebben om de ander ergens tegenover ons te
plaatsen. U weet wel dat ik het daar vaak met u over heb gehad.
Maar
Jezus wil dat we van die oerreflexen loskomen.
Want
overal waar je zo denkt, is de gemeenschap nog in gevaar.
Wijzen
naar de schuldigen betekent altijd tegenover elkaar staan. Krachten van
scheiding en uitstoting voeden. Die ander. Die anders is. Of vreemd doet. Of
niet in het patroon past. Het praatje bij de koffie. Iemand die gepasseerd
wordt voor een benoeming omdat er ongefundeerde praatjes gaan. Roddel die een
smet aan iemand doet kleven. Er zijn duizend vormen waarin wij de ander als
schuldig of verkeerd in onze beeldvorming kunnen gevangen houden.
En
het is niet zo moeilijk om een wat romantisch en pastoraal beeld van de Heer
als Herder gepaard te laten gaan met dit scheidend denken. Zij slechter dan
wij. Nee, niet hardop natuurlijk. Je bent het je niet eens bewust. Je denkt dat
je gelijk hebt dat die ander niet pluis is. Of schadelijk. Of ongeschikt.
Jezus
zegt gewoon ronduit: het is verwoestend als dat je basisgevoelens zijn. Als je
je niet van dit soort grondhouding bekeert gaat de gemeenschap uiteindelijk te
gronde.
Drie
jaar heeft Jezus gepreekt. Een nieuwe gezindheid. Geen uitsluiting. Geen
scheiding. Geen vingerwijzen. Maar liefde tot op het bot. Het Koninkrijk van de
hemel. Heeft Hij geroepen: keer om en maak je leven vruchtbaar in een nieuwe
liefde, waarin je losgekomen bent van die oerneigingen.
Maar
als ze met dit verhaal over die mensen, die door Pilatus zijn vermoord, komen
aanzetten, dan voelt Hij dat ze nog geen steek opgeschoven zijn in hun
oerreflexen, in hun gezindheid. Nog altijd dat wijzen. Die krachten van kwaad
in een vroom jasje.
En
in die teleurstelling vertelt Hij over die vijgenboom in de wijngaard. Drie
jaar lang vruchteloos. Die nieuwe levenshouding is nog ver te zoeken. Het
nieuwe denken en voelen en handelen, de nieuwe gemeenschap is nog niet bepaald
overal doorgebroken. Heeft Hij dan het Koninkrijk van God tevergeefs gepreekt?
Maar tegelijk roept Hij als het ware zichzelf terug. Geduld. Nog een keer. Wie
weet, komen de vruchten. Het wordt nog één keer omgespit en bemest. In de
laatste poging. Jezus weet wat er gaat gebeuren. Zijn dood. Waarmee alles
omgespit wordt. Al wat ondergronds zit komt boven. De ultieme poging om de
vijgenboom te redden. Als dat vruchteloos blijft, ja dan is het echt hopeloos.
En
als ik dan ook even met u terug mag kijken vanmorgen, dan denk ik dat ik altijd
met u op zoek geweest ben naar die omschakeling van denken en zijn. Natuurlijk
is het mooi als je mensen kunt troosten met een God die een Herder is als je
geliefde je ontvalt. Als je het niet meer ziet zitten. Die je er dan doorheen
helpt. In het pastoraat bemoedigen met deze kracht van God, dat heb ik wel
steeds willen doen. In talloze gesprekken.
Maar
die God die werkelijk bedoeld wordt in dat: “de Heer is mijn Herder”, die heb
ik ook gepreekt. De God die het opneemt voor degene over wie het dorp praat. De
God die je rehabiliteert. Die zelf in Jezus de onterecht uitgeslotene was. En
zo op zoek was naar een nieuwe gemeenschap.
Is
het denken en voelen in Nieuwleusen er door veranderd? Is de gemeenschap er één
van liefde tot op het bot geworden, doordat hier al eeuwen het evangelie klinkt
en predikanten gekomen en gegaan zijn met deze boodschap? Heeft de gemeenschap
en hebben de mensen zich bekeerd?
Ik
denk niet dat ik daar een goed oordeel over kan hebben. Want je kunt je
deerlijk vergissen.
Maar
dat de gemeente zich die vraag stelt als ze een dominee uitzwaait, lijkt me
geen slechte zaak.
Dominees
zijn er ook om als de wijngaardenier te pleiten bij God voor geduld. Heer laat
de boom nog staan. Ik zal er nog een keer omheen spitten en hem bemesten.
Weer een nieuwe predikant die de kussens nog eens opschudt, om het met een gevleugelde en een tikkeltje beladen aanduiding te zeggen. Nog een keer op een nieuwe toon goede boodschap om op een andere manier opnieuw weer los te mogen komen en in de vrijheid van het Koninkrijk Gods te komen staan. Dat is wat ik voor Nieuwleusen hoop. Spitten, omkeren de grond. Los wat platgetreden en al te gewoon en versleten is geraakt. Mest er bij. Stinkt misschien, en brandt soms wat, maar is wel heilzaam.
Laat
Nieuwleusen vruchten van de Geest dragen.
Want
Jezus is de weg gegaan van de uitgestotene, en heeft zo al de geboden
voldragen.
Hij
is er uitgegooid en vermoord vanwege dat oude denken. Maar Hij is opgestaan, en
doet een vreugdevuur in ons hart ontbranden. Nieuw zijn immers alle dingen.
De
haard van die aanwezigheid zal in ons hart een vreugdevuur ontsteken. Hij gaat
vooraan en zal ons niet ontbreken. En moge het zijn zonder “Heden Hosanna,
morgen kruisigt Hem”.
Eer
aan de Vader
Eer
aan de Zoon
Eer aan de Heilige Geest.