Dorpskerk Barendrecht, 18 juli 2010, ds. Ph. van Wijk

Evangelie: Lucas 10, 38 – 52     O.T. : 1 Samuël 1,1-20

 

Lieve gemeente,

 

Na de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (vorige week) voegt Lucas het verhaal van Martha en Maria in. En daarmee wil hij eigenlijk de verhouding van de twee geboden grote in het juiste licht zetten. God liefhebben boven alles. De naaste als jezelf.

Je kunt veel geleerd hebben over de naaste. Niemand die om Jezus heen stond, de wetgeleerde incluis, kon om de conclusie van het verhaal heen: die Samaritaan is de naaste, en volbrengt het gebod van de naaste. Maar dan nog zou het wel eens kunnen zijn dat je in de verhouding tot je naaste dieper verborgen toch nog heel makkelijk de mist in gaat. Buitenshuis heb je het wel scherp gekregen, misschien. De naaste te zijn voor wie in de radaren van het leven vermalen is. Maar thuis. Met je huisgenoten. Je partner. Je zus, je broer. Want juist in zulke verhoudingen spelen zich vaak dingen af die onze werkelijke levenshouding raken.

 

Hoe dichter mensen bij elkaar leven, en hoe meer hun situatie op die elkaar lijkt, hoe precairder het kan worden. Verborgen rivaliteiten. Weggestopte jaloezie. Onbewuste concurrentie.

Wij hebben een oerneiging om ons te spiegelen aan wie in onze omgeving verkeert. Mensen dichtbij ons worden ons model. We vangen met onbewuste antennes zijn of haar intenties en verlangens op. We willen automatisch ook zo zijn. Even gelukkig. Even groot. We steken de ander de loef af. We kijken tegen de ander op. We verstoppen het, en er ontstaan talloze psychologische vergroeiingen. Minderwaardigheidsgevoelens. Verborgen boosheid. Uitgroeiend in haat. Onbewuste angsten. Hoe vaak hebben mensen elkaar niet in de tang? En van die levenspraktijk staan talloze verhalen in de Bijbel. De eerste verhouding tussen broers loopt uit op broedermoord. De aartsvaderverhalen staan vol van onderlinge strijd. Tussen de vrouwen. De zonen.  De verhalen van David en Saul, het gezin van David.

Ook het Oudtestamentische verhaal dat we vanmorgen lazen, over Hannah, Pennina en Elkana zit barstens vol met rivaliteiten. Een röntgenfoto van de verhoudingen in dat gezin levert een schrikbarend resultaat op. Pennina verlangt de liefde die er is tussen Elkana en zijn andere vrouw. Hanna is daarmee haar verschrikkelijk obstakel, dat ze haat. Hanna verlangt de kinderen die Pennina wel heeft maar zij niet. Haar moederverlangen en haar verlangen om aan de toekomst van haar man en volk bij te dragen worden zwaar verhevigd door het nabootsend verlangen: gelukkig te willen zijn als haar rivale Pennina. Zo wordt dit polygame huishouden een hel, waarin Hanna vernederend wordt gepest door Pennina.

Het deed me denken aan het verhaal van een goede Keniaanse kennis, die de derde, de jongste vrouw was in een polygaam huwelijk. Vorig jaar vertelde ze ons openhartig over wat het betekent om in zulke verhoudingen te moeten leven. Onderling als vrouwen ook.

 

En binnen die sociale verbanden van het gezin en de grootfamilie bestaan dan nog allerlei sociale codes die aangereikt worden door de cultuur. Codes, die vaak te maken hebben met het in balans houden van de onderlinge jaloezieën en concurrentie. Gebruiken en regels waarin je als mens gedetermineerd bent om een bepaalde rol te spelen, maar die je vaak vervreemden van je ware zelf. Die je knechten en je innerlijke vrijheid afnemen.

 

Zie Martha hier. Gebonden aan de code van gastvrijheid. Je gasten moeten als goden behandeld worden, in die oosterse cultuur. Daarvoor sta je de hele dag in de keuken.

Een aantal jaren geleden was ik in Roemenië in de pastorie van een collega enkele dagen te gast. Het viel me op hoe de vrouw des huizes dagen in de keuken verkeerde. Allerlei lekkers en uitgebreide maaltijden klaar maakte. Moest klaarmaken, zo had ik de indruk, om aan de verwachting die aan haar rol kleefden te voldoen.

En in Kenia hebben we het vaak genoeg meegemaakt hoe een heel bezoek opging aan wat er op tafel moest komen, en alles en iedereen daarvoor moest opdraven.

Martha is in dit verhaal van vanmorgen de slavin van deze sociale codes. Het feit dat ze Jezus aanspreekt op het gegeven dat ze het allemaal alleen moet doen, en dat haar zus haar laat opdraaien voor wat de oosterse plicht voorschrijft, duidt de onvrijheid aan waarin ze het doet.

 

En tegelijk merk je in haar woorden ook de rivaliteit met haar zus Maria. Die zit daar maar te zitten om naar Jezus te luisteren. Is het geen schande? Maar is ze heimelijk niet jaloers? Hoe vaak is het niet zo, dat datgene bij de ander waarover je schande roept, eigenlijk datgene is wat je zelf wel zou willen? Nabootsend verlangen, dat niet vervuld wordt, waardoor de ander een obstakel wordt. Hoe vaak zijn verhoudingen in een huishouden, in een vriendenkring, in een collega-kring niet verpest doordat men eigenlijk wil wat de ander heeft? Ongenoegens, verwijderingen, jarenlange vervreemding van elkaar. Alleen maar uit die verborgen jaloezie, aangeblazen door dit oerverschijnsel van de nabootsende begeerte.

 

Martha leeft in een dwangmatig en gewelddadig patroon. In zo’n patroon vallen de verwijten.

Maria zit aan de voeten van Jezus. Luisterend naar de diepe wijsheid bij God vandaan, waarin je als mens bevrijd wordt van al die concurrerende verhoudingen. Want daarover gaat het in het onderwijs van Jezus. Over het Rijk van de hemel. Het Rijk van de liefde, waarin we elkaar niet naar de ogen kijken, maar in liefde elkaars gelaat zien. Het Rijk van de genade, waarin je elkaars gunst niet hoeft te verdienen, maar de ander alles gunt. Het Rijk van de vrijheid, waarin je niet dwangmatig je ik op de kaart zet, maar je gekend weet in barmhartigheid.

Dat is wat Maria kennelijk heeft ontmoet en wat haar heeft aangetrokken, en waarom ze met een innerlijke drang om er meer van te weten te komen, de dwangmatige plichten en sociale codes durft verzaken en vrij en tot innerlijke aandacht komt.

 

Wij leven in totaal andere sociale verhoudingen. Andere culturele codes, gewoonten en gebruiken, plichten en rechten. Maar dat neemt niet weg dat dezelfde intermenselijke patroon bij ons ook werkt. Het nabootsend verlangen. Dat brengt ons tot heel wat andere dwangmatigheden en onvrijheid.

Het feit dat wij vaak even weinig innerlijke rust hebben om tot aandacht en stilte, tot overdenken en bezinning komen, is wel heel erg evident aanwezig in onze cultuur.

Wij leven in een orkaan van verlangens. Nog nooit hebben we zoveel bezeten, nog nooit is er zoveel ruimte geweest om leuke dingen te doen. Maar we zijn gehaast. Innerlijk onrustig. Bezit van de zaak is eind van ’t vermaak. We verlangen al weer naar wat nieuws en anders. Niet wetend dat we voortdurend verlangen met verlangens van anderen. Agenda’s van de gezinnen barsten, omdat we niets willen missen en onze kinderen natuurlijk even gevierd moeten zijn als die van anderen. De hypotheek van ons toch leukere huis en de lening voor de nieuwe keuken dwingen ons om van twee zo groot mogelijk salarissen te leven. We hollen en vliegen, gedreven door onze verlangens. Eigenlijk is dat de grote culturele gedragscode van onze tijd. Gij zult begeren. Gij zult verlangen en kopen. Dat is de wijze waarop we iemand zijn en mee kunnen komen met anderen.

Niets heeft nog vastheid. We grijpen in de dingen, maar we merken dat we in water grijpen. We leren er niet van. We hebben geen tijd meer om tot innerlijke bezinning te komen. Vergeleken bij al de dynamiek van het bestaan is de liturgie van de kerk saai. Slow-food in een instant-cultuur. Zij vraagt om een innerlijke stilte, om verdiepende aandacht. En die zijn we in alle onrust kwijtgeraakt. Op zondagmorgen wakker te worden na alle jacht naar geluk en dan jezelf stil zetten tot innerlijke aandacht: dat vraagt om iets waar je eigenlijk de hele week met grote dwang van afgewend bent. Je gebeden worden vluchtiger. Op den duur verdampen ze helemaal.

 

Dat in deze woestijn van leegte en oppervlakkigheid er een nieuwe wildgroei aan religie en spiritualiteit is ontstaan is niet verwonderlijk. Steeds meer mensen voelen de bodemloosheid van hun leven  en gaan op zoek. Helaas vaak op allerlei plekken waar de echte oorzaak van de leegte niet gevonden wordt.

 

Juist in het onderwijs van Jezus word je gewaar waar het lek eigenlijk zit. Ontdek je de vervreemding van jezelf door de afhankelijkheid van de ander, van de verlangens van de ander. Hij toont en leert een wijze van leven, die je vernieuwt. Zoals Hij omgaat met de Vader en met de ander, daarin verdwijnt de ander als bron van onze verlangens, maar ontstaat de liefde. En deze bron van liefde brengt een laag terug in je mens-zijn die je niet meer afgenomen wordt. Genade als kracht van liefde. Wie mens wil worden moet bij Jezus zijn! Hij hernieuwt onze menselijke verhoudingen omdat ze doorademd raken van goddelijke liefde.

Maar daarvoor is wel tijd nodig. Aandacht. Stilte. Verdieping. Loslaten van al je drukte. Gebed. Meditatie.

Daar boren we de bron aan van nieuwe rijkdom, en die neemt niemand je af.

Amen.