Dorpskerk Barendrecht, zondag 11 juli 2010

Ds. Ph. van Wijk

Lucas 10, 25-37

 

Lieve gemeente,

 

Omdat de barmhartige Samaritaan zo beroemd is geworden heeft hij bij voorbaat een goede naam. Maar dat is niet vanzelfsprekend. Net voor dit gedeelte vertelt Lucas dat Jezus de doorgang door een Samaritaans dorp wordt geweigerd. Nee, Jezus heeft geen romantisch beeld van de Samaritanen.

Tegelijk ook maakt dat wel een beetje duidelijk dat het niet eens zo gemakkelijk is om zulke bekende Bijbelverhalen goed te doorgronden.

 

Een paar kerngedachten.

De gelijkenis is een antwoord op de vraag: wie is mijn naaste? Iedereen, zeggen wij?

Dat is voor de vraagsteller nog niet zomaar een uitgemaakte zaak. In de nog niet zo lang voorbije historie van Barendrecht speelde de scheiding tussen Hervormd en Gereformeerd zich ook af in het dagelijks leven. Een gereformeerde kocht geen brood bij een hervormde bakker. (En andersom) “Doe wel, maar meest aan de huisgenoten des geloofs”. Daarmee bracht men een discriminatie, een onderscheid aan tussen wie je vooruit hielp. Je geloofsgenoten eerst. Welnu, dat speelt mee in die vraag van de wetgeleerde. Je naasten, dat waren voor de Joden, de volksgenoten. En toch moet hij aan het eind van het verhaal toegeven dat in de gelijkenis van Jezus niet zijn volksgenoten, maar die Samaratiaan de naaste is voor het slachtoffer dat voor dood op de weg ligt.

Hij krijgt het woord ‘Samaritaan’ niet door zijn strot,  (‘die hem barmhartigheid bewezen heeft’)

 

Dat hij er niet aan ontkomt om de Samaritaan het predikaat ‘naaste’ toe te kennen, heeft ongetwijfeld ook te maken met het feit dat hij zijn vragen in het publiek stelt, en daarom er niet aan ontkomt om op dat moment ook het antwoord te geven dat iedereen in het publiek zou gegeven hebben. Maar of hij niet zelf toch zijn bedenkingen gehouden heeft, dat laat zich raden.

De aanwezigheid van anderen doet ons zo vaak de schone schijn ophouden.

 

Eigenlijk maakt de gelijkenis dat ook duidelijk. Er is geen publiek. Dus kunnen de priester en de Leviet zonder veel moeite even dit halfdode slachtoffer ontwijken. Niemand gezien. Geen schijn op te houden. Juist daar waar het niet om rechtvaardiging tegenover anderen gaat, wordt duidelijk wat de intenties en de waarde van onze daden is. Die Samaritaan doet het niet om geprezen te worden. Niet uit welk motief ook van eigen belang.

 

In zo’n tweeduizend gezinnen kwam begin juni de boodschap van de actie “1 % van je vakantiegeld voor de mensen in de tent”. Een appèl: wij geven veel uit aan vakantie. Laat onze naasten in Rurigi, die we nu al bijna 2 jaar kennen uit heel wat berichten die we over hen hebben gelezen, en die nog steeds aan de ondergrens van het bestaan in kapotgewaaide tenten moeten leven, van die rijkdom een klein beetje meegenieten.

Slechts honderd reacties. Tweeduizend euro. Bitter weinig, als ik eerlijk ben. Maar het is zo makkelijk om zo’n appèl nauwelijks op te merken of naast je neer te leggen. Want er kijkt niemand toe.

 

Gemeente, in de gelijkenis brengt de Samaritaan het gewonde slachtoffer naar de herberg, geeft voor enkele dagen geld, en zegt dat hij op de terugweg eventueel meerkosten zal voldoen. “Een ramp laat je niet los” Het is niet even een kortstondige opwelling, waarin de Samaritaan zijn beroerde gevoelens vanwege dat nare gezicht van die man aan de kant afkoopt.

Maar er wordt een prachtig woord gebruikt. Hij werd ‘met ontferming bewogen’. Het griekse werkwoord ‘splangizomai’ heeft van oorsprong iets te maken met het eruit gehaald worden van de ingewanden en het hart bij een offerdier. Dat werd vaak gedaan voor divinatie: proberen aan die ingewanden en dat hart af te lezen wat de goden in petto hebben.

(Overigens geheel bezijden de thematiek van deze preek, maar toch maar even: dat doen we tegenwoordig ook weer: divinatie: een Duitse octopus die alle media haalt omdat hij de uitslag van voetbalwedstrijden in het WK weet te voorspellen. Pure terugval in het heidendom.)

In het nieuwtestamentisch Grieks krijgt dit woord  splangizomai’ die diepgaande betekenis van het met al je vezels en heel je wezen bij de ander in nood betrokken zijn. Je hart gaat er uit. Gaat uit naar de ander. Aansluitend, vermoed ik, bij een hebreeuwse uitdrukking waarbij Gods ingewanden rommelen van barmhartigheid, zoals de profeten dat zeggen, over Israël. In het Nieuwe Testament wordt het bijna uitsluitend voor Jezus zelf gebruikt. Het is misschien wel het woord dat ons het dichtst bij God in de buurt brengt. Het werkwoord waarmee wij mensen van God zijn.

De ander daadwerkelijk in het vizier. In het bijzonder in de moeite. En vooral de ander die het slachtoffer is. Dat is misschien wel een criterium van christelijk geloven. Of je daadwerkelijk het besef, de kennis van het slachtoffer hebt. De mensheid leeft van het maken van slachtoffers. Maar juist in het christelijke geloof ontstaat het besef van het slachtoffer, omdat in het hart van dat geloof een naakte, uitgeklede en mishandelde man hangt.

Al voor dat het hem zelf overkwam heeft Christus Jezus het gepraktiseerd. Juist Hij had oog voor wie in de pijn van het leven alleen gelaten werd. Hij wist hoe vaak mensen de dupe werden van groepen en van belangen. Het is misschien geen toeval, gemeente, dat we op de dag van de finale van het WK dit evangelie lezen, maar in zijn Rijk wordt geen beker uitgereikt aan de kampioenen. Hij is er juist voor de ‘loosers’.

Friedrich Nietzsche heeft Jezus en het christendom om juist deze houding veracht. Het weke christendom dat zich  om slachtoffers en zwakkelingen bekommert. Dat brengt een ziekelijke zwakke mensheid voort. U weet waarschijnlijk wel dat er een directe lijn loopt van Nietszche naar de ideologie van het fascisme van Hitler. Die wilde een wereld met een ‘Herrenvolk’, het superieure Ariërsras, een sterke wereld, waar zwakte desnoods via genetische techniek wordt uitgebannen, en bepaalde rassen moeten verdwijnen. Moderne vorm van religie. Op naar een sterke wereld.

 

Die twee, die aan de overkant voorbij lopen, menen dat ze dat doen moeten vanwege hun religie. Een priester. Betrokken dus bij het offer in de tempel. Een Leviet: een tempelassistent. Zij mochten geen dode aanraken, want dan zouden ze een aantal dagen onrein zijn. En dus geen offer meer kunnen brengen. Hun ‘business’ moet doorgaan.

We kunnen ons daar bitter weinig meer bij voorstellen. Zo om te gaan met rein en onrein. Daarom voorbij te lopen aan iemand die halfdood langs de kant van de weg ligt. Zomin als we ons nog veel voor kunnen stellen bij de utopie van Hitler. Die kunnen we alleen maar verafschuwen.

Maar weet u dat het kapitalisme, waar we allemaal onze offers aan brengen, evenzogoed een religie is, een utopie? Ik heb het nog niet gelezen, maar uit de recensies heb ik al wel begrepen dat er een ontluisterende beschrijving van is verschenen in het boek van Hans Achterhuis: De utopie van het kapitalisme. De utopie zonder mededogen. Alleen als je daadwerkelijk aan jezelf denkt ben je in staat om een goed economisch systeem op te zetten. Allan Greenspan is één van de meest duidelijke leermeesters en uitvoerders van deze utopie. De man die decennia lang de hoogte van de rente in de wereld en de koers van de economie bepaalde.

En voordat we nu denken: goed dat zijn allemaal hoge heren en verre theorieën: misschien ligt dat ook dichterbij dan we denken. Jezelf beschermen, afschermen. Wij lopen zo vaak aan de overkant voorbij. We kunnen toch niet de hele wereld helpen? – is één van de meest gehoorde argumenten. En: er zijn zoveel instanties…. En ook: er wordt zoveel geld verknoeid en misbruikt in ontwikkelingslanden en bij hulporganisaties…

Het platte kapitalisme, waarbij dat wat we aan giften afstaan vaak amper boven het niveau van een schijntje en een fooitje uitkomt, dreigt ons altijd weer te helpen aan duizenden argumenten om maar aan de overkant voorbij te lopen.

En als we dan wat doen, dan doen we het om onszelf wat op te peppen. Van noodhulp is zelfs entertainment gemaakt. Zie de grote TV-acties. Maar misschien ook wel in eigen kring. Een Bethelbazar, een oliebollenactie, kijk eens hoe goed we bezig zijn. Zie eens wat we opbrengen!!

Soms hebben we er dan een goed gevoel bij. Maar dat  splangizomai’ dat met innerlijke ontferming bewogen zijn, dat is niet gericht op het eigen goede gevoel. Nee, je hart gaat uit naar de ander.

 

Laten we de geest van Christus in ons handelen toelaten. Vernieuwing van ons hart en ons denken. Vanuit de kern van het geloof: ontferming. Je hart gaat uit. Gaat er uit….

Dat zal steeds meer nodig worden, deze vernieuwing. In een wereld waarin we door het materialisme en kapitalisme egocentrischer en harder geworden zijn. Waarin we straks gaan voor designerbabies en we zelfs in pre-implantatie diagnostiek kunnen voorkomen dat genetische afwijkingen worden overgedragen op een volgende generatie. Want het leven moet zo volmaakt mogelijk zijn. Dat zal het voor wie wel afhankelijk is van de barmhartigheid en het mededogen van anderen niet makkelijker op maken.

Een gemeentelid zei me deze week dat je vrienden kwijtraakt als je moeilijkheden lang duren. Het is pijnlijk om dat in de gemeente te horen. Het is een geluid dat ik vaker hoor. We kunnen er niet mee omgaan. We weten niet daadwerkelijk uit te gaan naar de ander. We zijn bang voor de dood, en voor ziekte. We voelen er ons verlegen mee. Dus steken we de straat over om aan de overkant voorbij te gaan. Maar laten we het ook tegen elkaar durven zeggen. Laten we elkaar weer vinden, niet in de leuke dingen. Niet in gezellige acties. Dat mag natuurlijk ook best. Maar alleen als er eerst die nieuwe gezindheid is, die we van die vreemde Samaritaan, zeg maar die moslim, want zoiets was eigenlijk een Samaritaan toen, hebben geleerd. De gezindheid van Jezus Christus, die ons tot naaste maakt, in het bijzonder van wie veracht en verdoemd is.

Het ware Rijk van God: we hoeven er geen door de wereld aanbeden sterspelers voor te worden. We hoeven er niet voor naar een verre hemel af te reizen. We hoeven er niet voor door de vreselijkste hel. Maar het is eenvoudig bij ons. In ons dagelijks leven. Zeer dichtbij. Zo zegt de OT-lezing het vanmorgen. Het woord van liefde, vrede en recht, is in uw eigen mond gelegd, is in uw eigen hart geschreven. Vlak voor u ligt de weg ten leven.

 

Amen