Dorpskerk Barendrecht, 9 augustus 2009,  ds. Ph.  van Wijk

Jesaja 44,6-20 

 

Lieve gemeente,

 

Al zwetend op de fiets voor mijn rondje conditie dat ik een paar keer per week ‘s morgens vroeg maak, kwam ik onlangs op de Voordijk mijn collega tegen, die zojuist zijn pastorie had verlaten en in de al warme ochtendzon in driedelig zwart met zwarte stropdas een ochtendwandeling begon. Dat laatste vermoed ik althans, want het was nog veel te vroeg voor een pastoraal bezoek. Even wat gezonde beweging, net als ik. Ogenblikkelijk  rees bij mij de gedachte: zou mijn collega werkelijk denken dat het God behaagt om je zo te kleden? En omdat ik zelf in de kringen ben opgegroeid waarin dominees zwarte pakken dragen ken ik de hele gedachtenwereld, alle gevoelens die er achter schuil gaan. Tegelijk ook welke gedachten er bij hem waarschijnlijk gerezen zouden hebben als hij had geweten dat er een zwetende dominee in zulke luchtige en wereldse kleren bij hem langs zoefde.

Het zou niet zo moeilijk zijn om wat ik nu schets ook nog op een andere manier te doen. Zoals een cabaretier dat zou doen. Satire, spot. De lachers op je hand over deze zonderlinge wereld van een belachelijke godsdienst.

Maar zou het pas geven, of beter: zou het ons werkelijk bouwen in geloven als we zo de draak zouden steken met medemensen die hun geloof op deze wijze mede tot uitdrukking brengen?

 

Dat is precies mijn kritiek op dit stuk uit Jesaja. En er volgen nog een paar van die stukken, waar de spot wordt gedreven met de religie van de volken rondom, en ook van heel wat Israëlieten zelf, die beelden vereren. Er wordt een bespottelijke karikatuur geschetst. Belachelijk dat je een stuk hout aanroept om je te redden. Dan ben je toch een verwarde geest?

Zo ging het ook in de tijd van de Beeldenstorm. De Roomse devotie werd belachelijk gemaakt. Wie buigt er nu voor een beeld? Protestanten hebben het geloof van Katholieken geridiculiseerd. Katholieken hebben dat met het Joodse geloof gedaan. En Joden met dat van de heidenen.

Maar doe je recht aan dat andere geloof als je er zo’n satirische karikatuur van maakt? Heeft Jesaja niet geweten dat ook voor die beeldenaanbidders het niet zo was dat dat hout of brons of steen de godheid zelf was? Dat heeft Jesaja wel begrepen, maar toch sluit hij er zijn gevoel voor af.

 

Je zet je af tegen de andere groep. Het andere geloof. Je onderstreept de waarheid en de kracht van je eigen geloof, door in één adem dat van de ander als van slechte kwaliteit te benadrukken.

Misschien dat we hier in de kerk denken: maar wij hebben respect voor wat anderen geloven. Iedereen heeft zijn eigen manier. Ik weet helemaal niet eens of mijn geloof wel het ware en enige is. Nee, wij zullen geen beeldenstorm meer ontketenen. Ieder moet geloven wat hij wil. ‘Respect’ is een begrip geworden dat bij het jargon van een beschaafd mens hoort.

 

We vinden het ook misschien wel aanstootgevend dat Jezus die Syro-Fenisische vrouw, die we in de evangelielezing van vanmorgen tegenkwamen, en al haar volksgenoten onder de categorie ‘honden’ schaart tegenover de Joden als ‘kinderen’.

 

Wij moeten bedenken dat we heel diep beïnvloed zijn juist door het christelijk geloof, waar het ten volle serieus nemen van elke medemens in heel zijn ‘zijn’ een kernwaarde is. Maar dat betekent ook dat we een soort correct gedrag hebben ontwikkeld. We menen dat wij niet meer zo minderwaardig over een andermans geloof denken. Maar de dubbelheid die we daarin hebben merken we vaak niet. Die correctheid versluiert een oud mechanisme, waar we allemaal aan lijden. Om de wereld te verdelen in wij en zij. Om verborgen vijandsbeelden, vaak voor onszelf verdrongen, toch vast te houden.

We hebben toch makkelijk een oordeel over anderen, onder die oppervlakte van respect. In allerlei gesprekken en praatjes bij de koffie prikt toch dat oude mechanisme door die oppervlakte van respect heen. Schrijven we doen en laten van mensen eigenlijk toch makkelijk af. Je hebt het  van jezelf niet in de gaten. Maar ongemerkt houden we onze eigen manier van doen toch voor de betere. Een zekere zelfgenoegzaamheid,  vanzelfsprekendheid over ons eigen geloven. En het oude ferment om dingen als vreemd of een beetje gevaarlijk te beschouwen blijft toch werken. Mensen vinden het toch een beetje te Rooms worden soms, werd er gezegd toen we in de kerkenraad over liturgie spraken. Denk er eens over na wat je dan eigenlijk zegt.

 

Misschien moeten we de moed hebben om ook ons eigen geloof en onze geloofsexpressie eens op de weegschaal te leggen. Wat is er versleten aan onze rituelen, terwijl ze zoveel kracht zouden kunnen bevatten? De opbouw van de liturgie is een kathedraal gebouw waar ongekend veel betekenislagen in zitten.  Maar wie in goud handelt ziet de schoonheid ervan vaak niet meer.

 

En naast het restantje rituele leven in de zondagse kerkdienst en enkele restanten thuis, wordt ons leven vaak opgeslokt door talloze afgoden. Idolen heten die in het grieks. Na-aap goden. Dat zijn lege, van anderen nagebootste verlangens. We zwoegen wat af voor onze belangen en verlangens. En ze laten ons even leeg als de godenbeelden waarover Jesaja hier zijn zure spot laat gaan.

Ze kunnen ons niet redden. Ze wankelen op hun sokkel, zo ontdekten we een jaar geleden.

 

We zijn teleurgesteld over het feit dat we bijna alleen maar grijze haren in de kerk zien. Maar hebben we een levend geloof doorgegeven aan onze kinderen, of toch uiteindelijk niet veel meer dan een uitgewoonde vorm?

Hebben we met onze kritiek tegen traditonele gelovigen, en oude wettische regels, en met al onze vaak moderne geloofstwijfel niet ook met het badwater het kind weggegooid?  Dat zijn indringende en reeële vragen, gemeente, en als ik ze stel wil ik zelf proberen als hoorder bij u in de bank te zitten.

 

Ik merk in gesprekken met gemeenteleden diepe onzekerheid vanwege de  beeldenstorm waarmee het oude geloof in de jaren zeventig / tachtig te lijf is gegaan. De hemel is geweken, omdat we die met onze wetenschappelijke inzichten chemisch gereinigd hebben. Het  Godsbestuur is onder veel kritiek gesteld. En daardoor is het Godsbeeld vervaagd. Jezus is in de verdediging gedrongen, want Hij mocht geen God meer zijn. En daarom kan Hij ook niet veel redden. De Bijbel een boek dat door kritiek weinig gezaghebbends heeft overgehouden. En nu aan het eind van het leven zitten nogal wat gemeenteleden met de leegte van die voortdurend kritische insteek. Ja, ik weet ook wel dat voor anderen hun vertrouwen in God en hun hoop op God niet is verdwenen. Maar ik zie ook de desastreuze gevolgen bij sommigen.

 

Wat wij nodig hebben in onze tijd is een hernieuwd inzicht en een hernieuwd vertrouwen in God. Een op onze tijd en situatie gerichte verkondiging. Levend in een tot op het bot geseculariseerde wereld van vandaag, waar tegelijkertijd allerlei exotische vormen van religie als wildgroei op die kale vlakte oprijzen,  opnieuw zien wat de rijkdom van de openbaring van de God van Israël is. Zien dat een ongekend licht is opgegaan in Jezus Christus, waarin God onder ons is verschenen.

 

En nu ik opnieuw een studieverlof heb afgesloten, kan ik u zeggen dat ik in de afgelopen jaren door studie ontdekkingen heb gedaan waardoor de openbaring van de Bijbel me ontzaglijk veel duidelijker is geworden. Waardoor de ongekende kracht van het Evangelie veel meer naar voren is gekomen.  De reddende kracht van de Gekruisigde en de Opgestane. Springlevend in onze tijd. Onthullend en moedgevend. Een reddende God. Jesaja heeft gelijk. Ik hoop dat het me gegeven is om dat in kleine stukjes in mijn werk zo te vertalen, dat we het met zijn allen weer opnieuw ontdekken.

Dit zegt de HEER, Israëls koning en bevrijder, de HEER van de hemelse machten: Ik ben de eerste en de laatste, er is geen god buiten Mij. Wie is zoals Ik?

Eer aan de Vader, eer aan de Zoon, eer aan de heilige Geest,

Amen.