Dorpskerk Barendrecht
2 december 2007, Advent I
ds. Ph. van Wijk
Lezingen: Jesaja 40 : 1-11;
Romeinen 13 : 11-14; Matteüs
21 : 1-9
Lieve gemeente,
Wij zijn als kerk maar een heel kleine minderheid meer. Jawel, een kerks dorp aan de rand van de grote stad. Ergens houdt die A15 met zijn hoge geluidswallen een soort van idylle in stand. Het is hier anders, zo lijkt het, dan in de stad. Daar is de culturele verwarring, de morele verloedering, de leegloop van de kerken zo schrikbarend aanwezig. Daarbij vergeleken is Barendrecht een paradijsje.
Maar hoe realistisch is dat? Als punt van bezinning in de Adventstijd vraag ik dat.
Hoeveel kracht van het Rijk van God zit er in dat kerkse dorp aan de rand van de grote stad?
Eigenlijk, gemeente, geloof ik niet dat de kerksheid daar een graadmeter voor is.
Als je in ogenschouw neemt dat de christelijke gemeente van Barendrecht innerlijk verdeeld is, moeten we dan niet in nederigheid erkennen dat dat geen teken van het Godsrijk is?
En als wij onze Dorpskerkgemeente bekijken? Hoeveel vitaliteit van het Rijk Gods treffen we daar? Er heeft een behoorlijke storm doorheen gewaaid. Een storm in een bos maakt duidelijk waar de bomen zwak zijn. Er is nogal wat slijtage tevoorschijn gekomen.
En de opbouw wordt problematisch als je ziet dat er geen jonge, vitale mensen beschikbaar zijn om een ambt te aanvaarden. We hebben respect en waardering, voor enkele jonge ouders die zich inzetten voor de kindernevendienst. Maar we moeten ook met spijt zeggen, dat we geen van de‘vijftigminners’ bereid hebben gevonden de kerkenraad te versterken.
We steken de Adventslichten aan. Vanmorgen de eerste. Verlangen naar, toeleven naar het licht. Maar laat het alsjeblieft meer zijn dan een wat romantisch ritueel.
We lazen Paulus.
Het moment is gekomen waarop u uit de slaap moet ontwaken, want de redding is ons meer nabij dan toen we tot geloof kwamen. De dag nadert al. Doe de duisternis af. Kleed je met het licht.
Geen slemppartijen, ontucht en losbandigheid. Geen tweespalt en jaloezie.
Niet toegeven aan de drang van de begeerte die in onze eigen wil steekt.
Ik denk dat Paulus ook voor de actualiteit de spijker op de kop slaat en precies de meest slijtende gedragspatronen benoemt.
Wij leven in een orkaan van begeerten, die overal in ons wakker geroepen worden. En daardoor ontstaat er sluipenderwijs een spiraal die ons verslaafd maakt aan kopen en genot. Altijd weer zijn er mensen of modellen in onze omgeving die ons ongemerkt opjutten tot nieuwe verlangens en een nog hogere lat. En daarom ontstaat er voor veel mensen, vooral jonge gezinnen, een ratrace die innerlijke waarden van het leven vaak wegdrukt.
Een jonge vader zegt tegen mij: naar de kerk gaan, daar komt niet zoveel meer van, want ik vind het fijn om ’s zondagsmorgens eens even met mijn kind naar het zwembad te gaan. Aan zulke dingen kom je door de week niet meer toe. Dan vraag ik (zonder geheven vinger en zonder bitter verwijt): wat is er met ons leven gebeurd dat we alleen op zondagmorgen nog echt tijd voor onze kleine kinderen hebben? En wat is er met onze innerlijke waardenschaal gebeurd als de geestelijke exercitie van de zondagmorgen als eerste slachtoffer van die schaal valt?
Misschien zeg ik het tegen de verkeerde mensen. U zit hier wel. Of moet het de bezinnende vraag oproepen in hoeverre het bij ons, die er wel zijn, begonnen is?
Vitaliteit van het Rijk van God. Als wij die toch wel wat pijnlijk missen, waar vind je die dan wel?
Op de plekken misschien waar ze massaal en hartstochtelijk Praisediensten houden? Is dat dan een graadmeter voor het Rijk van God? Een jaar of vier geleden stonden wij als predikanten van mijn vorige gemeente een beetje onder druk om wat meer van de stijl van de jongerenkerk in de diensten in te brengen. Want in de Zwolse WRZV-hallen, waar God-Fashion die diensten hield, - diensten waar jongeren in alle opzichten de dienst uitmaakten en waar predikanten taboe waren – daar kwamen ze wel. De politie moest er aan te pas komen om het verkeer te regelen. En in onze gewone diensten zag je ze nauwelijks.
Maar misschien is het goed om dat verhaal van de intocht van Jezus in Jeruzalem goed in het oog te houden. Wat een enorme bejubeling. Wat een enthousiasme. Wat een geest vaart er door de menigte! Als wij vanmorgen hier zo’n enthousiast en massaal publiek op de been hadden gekregen dan hadden we de pers gehaald. En dan waren we allemaal naar huis gegaan met de gedachte: als we het eens zo elke week hadden!! Zoveel mensen, groot en klein, die één machtig koor vormen om de Heer te bejubelen! Geweldig.
Maar toch kun je dat verhaal van de glorierijke intocht van Jezus niet lezen zonder die rake poëtische typering van Willem Barnard: “heden hosanna, morgen kruisigt Hem!”
Hoe massaler hoe groter het gevaar dat mensen elkaar niet alleen aansteken met religieuze gevoelens, maar ook met negatieve gevoelens over één persoon. Kruisig Hem. En misschien zegt dat ook iets over de aard van die religieuze gevoelens. Jezus is daar zelf altijd heel voorzichtig mee geweest. Hij vertrouwde dat niet als er grote massa’s op de been kwamen, staat er in het evangelie letterlijk.
Dus ook in een religieuze massa is het Rijk van God niet zomaar eenduidig positief aanwezig.
We zijn nog geen vijf jaar verder, en de God-Fashion diensten zijn al weer op zijn retour. Sterker: worden in Zwolle al niet meer gehouden.
Ik denk dat Jesaja ons vanmorgen misschien wel op een veel hoopvoller spoor kan zetten.
Die situatie van het Joodse volk toen had wel iets van die van ons.
De ballingschap. De vitale krachten waren uit het volk uitgehaald. Gedeporteerd. Wat in Jeruzalem was achtergebleven had iets hopeloos. Hulpeloos.
Toch brengt Jesaja dan een opeens een vonk van hoop. Troost. Een medicijn tegen pessimisme. Hij is er in Godsnaam van overtuigd dat er iets nieuws op doorbreken staat.
Tegenover de woestijnervaring, de wildernis, de eenzaamheid komen er dingen in beweging. Waar God zo afwezig leek, komt er ruim baan voor Hem.
Tegenover de menselijke machteloosheid, uitgebeeld in de metafoor van gras en van de bloem, die verdorren en knakken, klinkt de betrouwbaarheid van het Woord van God.
Laten we dat als post-moderne mensen eens tot ons door laten dringen. Het postmodernisme in ons zegt: wat is er nog waar? Wat is er nog vast? Wat kun je nog geloven. Alleen je eigen ervaring. Wat je zelf voelt en hoe je het zelf ziet.
Maar is dat niet schraal? Je bent alleen met je eigen twijfels overgebleven.
Bij de profeten in de heilige Schriften heeft altijd iets van die onwrikbare zekerheid geheerst dat het allemaal niet zinloos is. Dat God werkelijk spreekt. Dat er van God uit echt iets gebeurt dat onwrikbare waarde heeft. En precies daarover heeft Jesaja het. Hij zegt eigenlijk: stoppen met al je pessimisme! Gods scheppende woorden, eeuwige woorden, gaan ook nu opnieuw hun gang. Een nieuw visioen voor het joodse volk.
En als ik dat vertaal naar ons:
Ik geloof dat we vast moeten houden aan het feit dat er onwrikbare dingen van het Rijk van God zijn, die ook ons nu vooruit zullen helpen.
Ik geloof in de vitaliteit van de liefde, van barmhartigheid, van gerechtigheid. Ik geloof in de krachten die door Jezus Christus in de wereld binnengekomen zijn.
En ik zie daar ook dingen van. Er zijn ook vandaag onder jongeren en jong-volwassenen allerlei bewegingen waaruit blijkt dat men de leegte van deze tijd steeds beter doorkrijgt.
Jesaja zegt: in die hoopvolle beweging van God zal Hij als een herder optreden. Zijn arm brengt de lammeren bijeen, en zorgzaam leidt hij de ooien.
Jongeren, jongvolwassenen, die tegen de trend van de tijd in hun kaarten niet zetten op allerlei verlangens en genot, maar op de echte heilige waarden van het Rijk van God: ook nu in onze cultuur en samenleving, ook in ons eigen dorp en in onze gemeente zal God ze met bijzondere zorg bijstaan.
Ik durf te geloven in de toekomst van de gemeente. Niet omdat we dat in een gelikt beleidsplan en met bestuurlijke handigheid of met handige marketing weten af te dwingen. Maar veel meer vanuit dat wat werkelijk tot in zijn diepste kern open staat voor het Rijk van God. En vooral omdat de Heer zelf de komende is. De heerlijkheid van de Heer zal geopenbaard worden!
En wie daar inderdaad voor open staat, die durft dat prioriteit te geven in zijn agenda. Hoort iets van de roep van God voor deze tijd. Voor zijn toekomst.
Amen.