Dorpskerk Barendrecht

Zondag 3 juni 2007, Trinitatis

Tevens dienst in het licht van het komend jubileum van 500 jaar Dorpskerk.

Ds. Ph. van Wijk

 

Lezingen: Spreuken 8 : 22-31  en Johannes 3 : 1-16

 

Orde van de dienst

 

 

Lieve gemeente,

 

Kijkend naar vijf eeuwen geschiedenis van de Dorpskerk, is er meer dan alleen de geschiedenis van wat er gezongen en gemusiceerd is. Wat is er gepreekt? Wat hebben de mensen die hier kwamen geloofd, in die tweede eeuw, van de kerk, zo tussen zestien- en zeventienhonderd.

Wel, één  van de dingen heb ik hier direct voor me liggen: deze kanselbijbel. Meer dan een relikwie. Direct voorin komen we de jaartallen tegen waar het om gaat: 1618-1619. In Dordrecht vergadert op last van de Staten Generaal de synode. En één van de belangrijke besluiten, waarop wij tot op vandaag de positieve vruchten van plukken, is de opdracht om de Bijbel te vertalen. Er was nog geen Bijbel in het Nederlands die voor heel het volk als standaard en gebruiksbijbel kon gelden. Veel geleerde mensen gaan aan de slag. En in 1634 rolt de eerste Bijbel van de pers. De Statenbijbel. De Bijbel centraal. En als er al kerkmuziek, gemeentezang was, dan was dat allemaal om de lezing uit de Schrift en de preek te illustreren. Daar ging het allemaal om. Om het Woord.

 

En dat Woord heeft een enorme invloed op de Nederlandse taal en cultuur gehad. Een heilig ontzag voor de Bijbel, dat was wat men had. En daarom ligt die Bijbel hier nog. Niet als een leuke antieke aardigheid. Maar nog altijd het boek waarin de Woorden van God huizen en leven. Waarnaar je altijd weer terugkeert.

Het is jammer dat er zo weinig historisch besef meer is. Wie je bent, maar wat je toekomst is, dat staat nooit los van het verleden.

Dat kan ik u wel duidelijk maken met een nog ander heel belangrijk punt dat in die synode van Dordt, hier zo vlak bij, heftig in discussie is geweest, en dat enorme gevolgen heeft gehad.

Er woedt in die tijd een strijd tussen de Remonstranten en de Contra-Remonstranten. Twee hoogleraren die met elkaar in de clinch liggen in Leiden. Gomarus en Arminius. Ik zal u niet met teveel historische en theologische details vermoeien. Maar er is dan heel wat gaande over de vraag hoe je nu gelooft. En of je echt gelooft. En wie nu een kind van God is, en wie niet. En in de Dordtse Synode is er sterk de nadruk op gelegd dat het geloof iets is dat God je alleen kan geven.

De Geest van God, die heb je niet zelf op zak, maar die moet je krijgen. En niet iedereen krijgt die. Wie dan wel? Rond dat punt komen er in Dordt dingen naar voren, die tot op vandaag de mensen bezig houden, vooral in bepaalde kringen van de kerk. Over de predestinatie. Uitverkiezing. God heeft in zijn eeuwigheid bepaald wie er gered worden en geloof ontvangen en wie niet. Je bent een uitverkorene of je bent het niet.

En misschien voelt u een beetje aan, gemeente, dat dat heel wat kan oproepen. Ben ik er dan wel bij? Dat is een angstige vraag.

Jan Siebelink trok veel mensen met zijn lezing over het boek waarin hij het geloof  van zijn vader beschrijft. En bij die vader is het heel extreem. Maar geloof mij, er zijn veel generaties geweest waarin toch iets van die vraag van de uitverkiezing heeft gespeeld. En ik ken de Barendrechtse kerkgeschiedenis nog te weinig, maar ik ben er van overtuigd dat dat ook hier heeft gespeeld. En eigenlijk speelt het nog.

Wie naar de wat zwaardere kerken in ons dorp gaat, weet dat op de achtergrond deze vragen meespelen. Nog altijd. Elke zondag in de diensten en preken. En thuis in de gebeden en de geloofservaring.

En daarmee annex ook de vragen rond de wedergeboorte.

Want wie is uitverkoren, wordt ook wedergeboren. Zonder wedergeboorte ga je voor eeuwig verloren.

 

 

U hoort overigens wel dat we zo langs de zijdeur van de geschiedenis wel bij ons evangeliegedeelte gekomen zijn

Want zegt Jezus dit eigenlijk ook niet tegen Nicodemus? Als je niet opnieuw geboren bent, kun je het Rijk van God niet zien, niet binnengaan?

 

Maar misschien ligt daar wel het probleem. Dat wij altijd denken in scheidende dingen. En het is maar de vraag of Jezus dat bedoeld heeft.

Nicodemus zit daar zelf in vast. Komt in de nacht naar Jezus. De wereld van Jezus is een wereld waar hij zich wel door aangetrokken voelt. Maar tegelijk blijft hij in een soort partijdenken vast zitten.  Kiest de nacht om niet gezien te worden. Bent U wel echt? is zijn vraag. Dat is precies waar Jezus hem uit wil halen. Het wij-zij denken.

Een wereld van rivaliteiten. Waarin mensen elkaar verketteren.

Een wereld die altijd leeft met allerlei kleine en grote tegenstellingen. Een wereld waarin de liefde vaak ver weg lijkt te zijn.

Juist ook met allerlei kerkelijke gezichten.Zij zijn de goeden en zij zijn de verkeerden.

Die littekens en groeven kent ook de geschiedenis van deze kerk. De gemeente raakte verdeeld. Vooral de Doleantie waaruit de Gereformeerde Kerken zijn ontstaan, en hier in ons dorp bijna heel de hervormde gemeente wegvaagde. Kuyper die de Hervormde Kerk aan Jan Rap en zijn maat overliet, en een kerk van wedergeborenen wilde. Tot op vandaag zijn de restanten van partijschap en tegenstelling daarvan voelbaar. Later het ontstaan van de Immanuël –gemeente.De Dorpskerkgemeente was of is te weinig waarheidsgetrouw. En diezelfde Immanuëlgemeente die daaruit ontstaat krijgt drie jaar geleden met een nieuwe scheur te maken. Bij de vorming van de Protestantse Kerk vertrekt een deel naar de Hersteld Hervormden.

Laten we, lieve mensen, vandaag beseffen dat we niet kunnen zeggen dat het steeds anderen zijn geweest die de tegenstellingen en de scheuren hebben gebracht.

Maar kennelijk zit het wij-zij denken diep in ons verankerd. En misschien is dat wel de diepste achtergrond van de woorden van Jezus. Hij spreekt niet over wedergeboorte om de mensen er toe aan te zetten om te gaan roepen: er zijn twee soorten mensen, de echte kinderen van God en de valse. De gelovigen en de ongelovigen. De uitverkorenen en de niet uitverkorenen. De wedergeboren en de niet-wedergeborenen.

En zeg niet: wij kennen al die tegenstellingen niet dus bij ons zit het wel goed. Nee, het gaat hier over een fundamenteel probleem onder ons allen. Overal hebben wij die patronen. Misschien nu niet onder de paraplu van het geloof. Daar lijken we uiterste tolerant en ruimdenkend in geworden te zijn. Maar dan wel in allerlei andere dingen.

De wortel van het kwaad, het maken van tegenstellingen, het scheidend denken, de ander tegenover je ipv naast je plaatsen, het uitsluiten van anderen, dat is overal aanwezig.

Dat is de slangebeet waar we allemaal mee gebeten zijn, zegt Jezus tegen Nicodemus.

Kijk maar naar Hem die als de slang van Mozes aan het kruis is verhoogd. Met Hem is het bij uitstek gebeurd. Weg met Hem. Kruisig Hem.

Krijg je dat door, dan zie je dat Hij juist dit soort denken aan de kaak heeft willen stellen.

Zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij het er voor over had, dat zijn Zoon aan die krachten opgeofferd zou worden. Wie dat bij Jezus ziet, wie in Hem gelooft, diens ogen gaan open. Dat is van boven geboren worden. Dat is de Geest van God.

En dan word je niet wedergeboren om te roepen: kijk ik ben nu bij de goede groep gekomen. Zie mij, wedergeborene. Maar de wedergeboorte is juist dat je ziet dat er geen tegenstellingen tussen de mensen zijn. Geen wij-zij.

Dat vraag een hele nieuwe manier van denken en van zijn en van doen en laten. Dat is dan ook precies wat in dat woord zo prachtig naar voren komt: wedergeboorte. Nieuw geboren. Uit water en Geest. Nieuw zijn. Nieuwe mens. Mens van dat prachtige Rijk van liefde van God.

Er komt een dag dat al die tegenstellingen die ook de kerk hebben gescheurd, en die in de littekens van onze Dorpskerkgemeente zijn terug te lezen, zijn overwonnen, en we allen binnengetreden zijn in het Rijk van God, Rijk van insluitende en niet uitsluitende of buitensluitende liefde. Eén gemeente, rijk geschakeerd, maar diep verbonden.

 

In de Naam van de Vader

In de Naam van de Zoon

In de Naam van de Heilige Geest

 

Gem.: AMEN