Grote Kerk Dordrecht,
6 april 2008.
Ds. Ph. van Wijk
Johannes 21 : 1-14
Lieve broeders en zusters,
Er zijn momenten dat je in arren moede niet veel anders weet te doen dan over te gaan tot de orde van de dag. De draad weer oppakken. Na ingrijpende gebeurtenissen waardoor je even totaal opgeslokt was. En de leegte die dan ontstaat als het voorbij lijkt en de werkelijkheid zich weer aandient. Je weet met die werkelijkheid eigenlijk geen raad. Maar ja, het leven gaat ook verder. Je haalt je mail binnen en probeert er wat in te ordenen. Je probeert je huis weer een beetje op te ruimen. Je gaat weer naar je werk. Het leven is totaal veranderd, maar het lijkt niet veranderd te zijn. Je probeert hetzelfde leven verder te leven. Over tot de orde van de dag.
“Ik ga vissen”. De oude orde van voor Jezus. Er is onnoemelijk veel gebeurd. De publieke dood van Jezus, waarin alle recht heeft gedwaald en waarin de moorddadige kracht van de massa zo angstig naar voren is gekomen. Maar ook hun eigen falen tegenover Jezus, dat hun angst alleen maar versterkte. Verraad. En toen die verrassende maar ook verwarrende verschijningen van Jezus die opgestaan is. Ze zijn er van overtuigd dat ze Hem gezien hebben. Maar ze kunnen het niet in de vingers krijgen.
De oude orde van de dag. Dat is het enige wat kennelijk overblijft.
Eigenlijk is het wel herkenbaar. Dat grondgevoel: je kunt vieren en preken dat Jezus is opgestaan uit de dood. Dat kwaad en dood overwonnen zijn. Dat de schepping kan ademhalen, de lente vol nieuw gezang is. Maar er lijkt niets veranderd aan het oude liedje. De wereld lijkt er geen haar beter van geworden te zijn. Mijn kleine wereld niet, waarin geliefden dood gaan, teleurstellingen me niet bespaard worden en menselijke verhoudingen onder druk staan. En de grote wereld niet. Die van Basra of Tarin Qwot. Van Zimbabwe en Kenia. Kindsoldaten en vluchtelingenkampen. CO2 en natuurrampen.
En de neiging van: laten we er gewoon maar ieder voor zich iets van proberen te maken, laten we ons maar gewoon voegen in de orde van de dag, de orde van deze wereld, is heel sterk. We solliciteren naar een betere baan, we gaan naar de hypotheker om te kijken of er een groter huis in zit, we hopen op een leuke vakantie dit jaar. Of we hopen dat de pensioenfondsen niet helemaal door de kredietcrisis aangetast worden, zodat we over vijftien jaar toch nog een beetje leuk oud kunnen zijn.
Niets mis mee. Wat moet je anders?
En hoewel onze situatie natuurlijk nog heel wat anders is dan die van die zeven discipelen op het water van de zee van Tiberias, zijn er ook overeenkomsten.
De netten blijven leeg.
Er is nooit zoveel rijkdom geweest als wij nu collectief kennen. Er is nooit zoveel overvloed geweest als wij nu kennen. En toch wordt er bitter weinig gevangen.
Waarom?
In de krant las ik een ander verhaal over vissers, dat ons misschien bij die vraag kan helpen. Een Noordzeevisser die gestopt was met de vangst op zee en vis is gaan kweken zegt in een interview: “Vissers houden elkaar constant scherp. Aan het einde van de week levert ieder zijn vis en wil weten wat de ander verdiend heeft. Daardoor probeer je steeds meer te vangen. En per ronde werden de kotters groter en de motoren zwaarder. Spannend, maar het gaat ten koste van de Noordzee.”
Eigenlijk gemeente, is dat de orde van het leven in onze samenleving. Elkaar in een cirkel onbewust opdrijven tot meer. Het is de cirkel van het nabootsen van elkaars verlangens. Als mijn vrienden naar Toscane gaan, dan wil ik dat geluk ook ervaren. En de nieuwe keuken van de buren verderop in de straat zorgt er voor dat ik ook met meer interesse in de folders zit te bladeren. We hebben elkaar opgedreven tot dubbele inkomens in de huishoudens, niet alleen uit emancipatorische motieven, maar ook uit onbewuste nabootsing.
De wereldwijde kredietcrisis die de angst voor een grote recessie zoals in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw oproept, kan alleen maar worden teruggevoerd op dit mechanisme. Grotere huizen willen kopen omdat de omgeving dat verlangen opjut, en leningen aangaan die je niet meer kunt betalen.
Op een Amerikaanse site vond ik een uitleg bij deze woorden van Johannes 21 die me aan het denken zette. Die gaat in op de Amerikaanse mythe. De Amerikaan gelooft dat de V.S. een plek is van grenzeloze bronnen van grondstoffen en mogelijkheden. Maar die mythe wordt doorbroken. We komen, zo schrijft de auteur, langzaam in de greep van de realiteit dat niemand welvarend kan zijn behalve ten koste van anderen. De rivaliteit zal toenemen, omdat we de hoop in de Amerikaanse mythe verliezen.
Wie gisteravond Rondom 10 heeft gekeken weet dat onze Nederlandse kredietcrisis misschien niet ver weg is. Ook onze samenleving kan zich alleen maar staande houden met de motor van de schijnbelofte van mooier en meer.
Maar daarom blijven ook onze netten leeg. Is er iets vruchteloos in onze wijze van leven in onze tijd. Het lege hedonisme, jagend naar instantgeluk. De vluchtigheid van zoveel dingen, waarin niets waardevols meer ontstaat of beklijft. Waarin de verwondering is verdwenen. De samenhang van de samenleving verdampt. De morele en geestelijke desoriëntatie van veel jonge mensen.
En die onderhuidse leegte voedt het ongenoegen in de samenleving. Het geeft voer aan gewiekste politici om de angst dat ons deze welvaart wordt belemmerd, te bespelen. Volgens wie we weer trots moeten worden op Nederland. En terugdringen wat vreemd is, en onze vermeende vrijheid zal afnemen. Zulke politici zijn parasieten op de leegte en de wrokkerigheid.
En dat zijn de cirkels die uiteindelijk leiden tot zoveel onderling ongenoegen dat het er uit barst. Wat zal er gebeuren, als de kredietcrisis inderdaad een hevige wereldrecessie oplevert? Als onze huizenmarkt instort? Als de leegte van ons systeem echt openbaar wordt? Het zijn de krachten van geweld. Niet veel anders dan het krachtenveld dat uiteindelijk ging werken toen de geestelijke leiders Jezus uit nijd hebben overgeleverd. En onderbuikgevoelens van het volk hebben weten te bespelen om hem aan het kruis te krijgen. Overal waar deze cirkels heersen, - en waar heersen ze niet? - worden mensen geslachtofferd. Zondebokken gemaakt. Daar wordt al snel geroepen: die of die is de schuld. Kruisig hem. De aanhangers van Rita hebben op internet al duidelijk gemaakt dat de doodstraf terug moet komen.
De opgestane Heer, gemeente, wil ons uit deze orde van de dag uit halen. Zijn vraag of we in ons leven al werkelijk iets gevangen hebben kan onze leegte soms pijnlijk openbaar maken. Maar Hij wil ons duidelijk maken dat we in dit schuitje niet vast hoeven te zitten. Dat er een ander perspectief is. Hij wil niet dat zijn jongeren doorgaan alsof er niets is gebeurd. Deze krachtenvelden zijn doorbroken. En daarom kun je niet, en hoef je niet over te gaan tot de orde van de dag, die de orde is van nagebootste verlangens, van jaloezie en rivaliteit.
Die boordevolle netten, en dat vuur met vis en brood aan de oever zijn verwijzingen naar de hemelse overvloed die zijn oorsprong niet heeft in een economie van onverzadigbare verlangens, maar in de economie van de liefde. Daarin is de ander niet meer het model van mijn verlangens, waardoor hij vaak ook het obstakel in mijn leven wordt, door jaloezie en rivaliteit. Maar daarin is de ander de bron van de mogelijkheid om te delen in liefde. Om iets van jezelf te geven. Om zuiver en zonder bijbedoeling de ander te bedoelen en niet jezelf.
De Opgestane heeft die liefde ten volle geopenbaard. Daar waar de twaalf, waarvan er die nacht zeven aan het vissen zijn, nog maar kort geleden alle eigenschappen van de oude orde hadden gedemonstreerd toen ze tot aan het laatste Avondmaal rivaliseerden over wie nu de belangrijkste in hun midden was, heeft Jezus het brood gebroken en zichzelf uitgedeeld als medicijn tegen deze krachten. En dat heeft Hij aan het kruis in de uiterste inspanning van volhardende liefde weten te bevechten. Dat is de overwinning van Pasen.
En de nieuwe schepping die door zijn opstanding in het vizier komt is dan ook niet een schepping waar het oude liedje verder gezongen wordt. Juist als het nabootsend begeren stopt, en de liefde zijn werkelijke kansen krijgt, verdwijnt de drang om alles naar onze hand te zetten. Om steeds meer te willen. De nieuwe schepping die komt zal een schepping zijn waar de gulzigheid uit verdwenen is, omdat het kwaad van het nabootsend begeren is uitgezuiverd. En pas dan zul je kunnen genieten van de schepping, zonder die kapot te maken. Pas dan zal vis duurzaam kunnen leven. Met Pasen komt er dus hoop voor de schepping. Omdat Pasen een nieuw soort mens tevoorschijn brengt. Een mens bevrijd van het mechanisme van het nabootsend begeren.
En dat geeft ons nu al perspectief. Onze nieuwe dagelijkse orde mag daardoor gevoed worden.
Wanneer wij in dat perspectief gaan kijken naar het leven, naar de wereld om ons heen, naar ons dagelijks brood, naar de ongekende rijkdom van de schepping, naar de vreugde van het licht, vooral ook naar de mensen die ons gegeven zijn, - dan trilt er iets nieuws. Daar wordt het leven misschien wel wat eenvoudiger en soberder, maar niet kariger en niet minder vreugdevol van. Integendeel. Nu al krijgt daardoor het leven iets van een net dat boordevol zit. We leren, met open ogen, zijn tekens te verstaan!
En telkens ontdekt je ook dat je eigen aandeel slechts secundair is bij wat ons als genade vooruit gegeven is. Dezelfde Jezus die ons nodigt om te laten zien wat we in ons leven gevangen hebben aan echt eetbaars, blijk aan zijn oever ons al lang voor te zijn. Brood en vis gereed. En we hoeven onze vangst er slechts in bescheidenheid bij te leggen. De wereld, de schepping, de liefde, het leven: het komt uit zijn opstanding ons tegemoet. Een tuin bloeit rond het open graf. En vele korrels vormen saam, een kostbaar brood in uwe naam. Dan is het aardse leven goed, omdat de hemel mij begroet.
Amen.