Tekst van de preek in de jeugddienst

Maranathakerk Nieuwleusen

2 november 2003-11-02 voorganger ds. Ph. van Wijk

 

Moet je mij hebben?

 

Dat is een vraag.

En het antwoord is eenvoudig. Je weet het al.

Ja, Ik moet jou hebben. Zegt God.

Goed, je wist het al. Einde preek.

 

Je preekt altijd te lang. Maar goed, om nu niet het verwijt te krijgen dat ik me er met een jantje van leiden heb afgemaakt, wil ik een paar toegiften geven.

Want ook al weet je wel dat God jou wil hebben, dan wil dat nog niet zeggen dat we allemaal zomaar klaar staan om ons met heel ons hebben en houden aan God toe te wijden.

 

Een paar verhalen, dan wordt dat misschien een beetje duidelijker.

Je hebt vast wel eens gehoord van Augustinus. Leefde in de vierde / vijfde eeuw. Een van de grootste figuren uit de kerkgeschiedenis.

Ook jong geweest. Je bent jong en je wilt wat. Wist dat hij zijn leven aan God moest toewijden maar had de indruk dat dat toch eigenlijk het leven heel wat minder leuk zou maken. Daarom bad hij trouw zijn gebed: Heer wilt u mijn leven veranderen. Maar, schrijft hij zelf later, dan dacht hij heimelijk in zijn hart er bij: maar nu nog niet.

 

Ik heb sterk de indruk dat dat vaker voorkomt. Oké, we willen dan wel gelovig of christelijk zijn, maar nu nog niet te veel eisen graag. Daar is het leven te leuk voor.

Eigenlijk diep in je hart denk je: het zal wel goed zijn om God te dienen maar dan wordt het wel een heel stuk minder leuk.

 

Gevolg: het wordt steeds zuiniger, wat we aan God geven. Het wordt een soort koehandel. Niet te serieus. Niet te zwaar. Niet te saai. Niet te lang. Enzovoorts. God moet maar tevreden zijn als we af en toe nog eens naar een jeugddienst gaan, en naar de catechisatie.

 

Of dat andere verhaal.

Iemand die ik goed ken, rondde zijn HBO-studie af op zijn 21ste, en had mooie kansen om in zijn vak aan het werk te gaan.

Maar iets in hem zei: je moet meer doen met je leven. En hij besloot theologie te gaan studeren, en dominee te worden. Hij voelde aan: zo wil God dat van me.

Maar zijn ouders waren er vierkant op tegen. Theologie studeren was niet goed. Je moet maar gewoon gaan werken, de kost verdienen. Een huis bouwen of kopen.

Hij zei: ik vind geld verdienen niet het belangrijkste. Een huis, och wat maak ik me daar nu zorgen om? En hij was overtuigd dat hij de stem van zijn hart moest volgen en op een avond zei hij dat thuis. Ik ga toch theologie studeren.

Gevolg: knallende ruzie met die ouders.

Die avond op bed sloeg hij zijn Bijbel open en las precies dat stukje dat wij vanavond lazen.

“Toen zei Petrus: ‘wij hebben alles wat we hadden, opgegeven om u te volgen!’  Jezus zei:’En ik zeg jullie: ieder die zijn huis, vrouw, broers, ouders of kinderen opgeeft om het koninkrijk van God, krijgt het in deze wereld al vele malen vergoed, en in de wereld die komt ontvangt hij eeuwig leven.’

En toen hij dat las wist hij het zeker. Ook al krijg ik mijn ouders of mijn broers en zussen vierkant tegen, ik ga.  En hij ging theologie studeren en werd predikant. Zijn ouders bleven hem dwarsbomen. Hij kreeg geen studiebeurs, omdat ze weigerden daar aan mee te werken. En zonder hun hulp kreeg je in die tijd uit Groningen geen cent.

Soms had hij het arm. Maar altijd weer was er toch geld.

Hij trouwde met een geweldige vrouw. Hij kreeg een prachtig gezin met fijne kinderen.

Je krijgt in dit leven al vele malen vergoed wat je voor God vaarwel zegt, dacht hij dan vaak.

En hij heeft ondertussen al in een aantal prachtige huizen gewoond. Nu ook woont hij in een mooie bungalow op een prachtige plek. Er is geen centimeter van hemzelf, maar hij woont er dan toch maar. En hij zegt wel eens: ik woon als een miljonair, ik ben het alleen niet. Of misschien toch wel een beetje.

Je krijgt het in deze wereld vele malen vergoed, als je alles opgeeft om Jezus te volgen. Daar denkt hij inderdaad vaak aan.

 

Ik zuig dat verhaal niet uit mijn duim.  Hij woont hier niet eens erg ver vandaan.

 

Als je zuinig bent in wat je van je leven aan God wil afstaan, verwacht dan ook niet dat het erg veel vreugde zal geven.

Er zijn nogal wat miesmuizerige christenen. Die leiden bijna aan een soort geestelijke anorexia. Altijd bang dat ze teveel krijgen. Dat ze geestelijk te dik worden.

Ze geven God alleen wat uiteindelijk na aftrek van al wat ze voor zichzelf reserveren overblijft. En dat wordt dan steeds minder. Er blijft één criterium over: het moet leuk zijn.

 

God vraagt enthousiasme. Jezus wil dat we Hem volgen. En dan niet op onze voorwaarden maar op die van Hem.

En dan vraagt Hij niet van ons wat uiteindelijk op ons bord overblijft nadat we zelf lekker gegeten hebben, maar het totaal van ons bestaan.

 

Ik hoor protest. Niet iedereen kan toch dominee worden, zeg je?

Nee. Laat dat niet gebeuren. Maar als er hier en daar één op zou staan, ook in Nieuwleusen, dat zou mooi zijn.

Maar je hoeft geen dominee te worden om je helemaal aan God te wijden.

Het gaat allereerst om de diepste grondhouding. Voor wie leef je? Waarvoor leef je?

 

En dan zijn er best activiteiten te ontplooien, die iets van je motivatie van binnen uit laten zien.

Wie het er niet voor over heeft om in het dienen van God en Jezus ook maar enigermate rekening te houden in zijn uitgaansleven en denkt: dat is teveel gevraagd, om wekelijks op zondagmorgen om tien uur voor Hem present te zijn om Hem te danken en Hem te prijzen,  mag zich best eens bezinnen op zijn motivatie van binnen uit.

En volgens mij hoef je daarvoor niet echt veel aan plezier met je vrienden voor in te leveren.

 

Als je gemotiveerd bent van binnenuit omdat je merkt dat het Rijk van God geweldig is, heb je wat voor Hem over. In tijd. Moet je mij hebben? Ja, we zoeken nog mensen voor de jeugddienstcommissie. Of voor… vul maar in.

Ook in geld. Jullie hebben niet allemaal even veel te besteden. Maar er wordt door jongeren heel wat geld uitgegeven. Er zijn mogelijkheden genoeg om niet karig iets voor Hem af te staan.

Moet je mij hebben? Ja, God moet jou hebben. En als je dat durft toestaan zul je ontdekken hoe geweldig zijn Rijk is. Amen.