Delen
in de aan Israël geschonken verwachting.
Themapreek op Israëlzondag, 4 oktober 2009, naar aanleiding van Artikel I van de Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland.
Dorpskerk
Barendrecht, ds. Ph. van Wijk
Lieve gemeente,
Als je het over Israël hebt, dan zit je al heel gauw in een heel lastige discussie.
We zien de recente geschiedenis. En we ontkomen niet aan het gevoel van vragen tegenover de geweldsspiraal rond de staat Israël. En ieder maakt vanuit zijn eigen sympathieën of antipathieën zijn keuzes. Van Agt flink pro-Palestijns. Christenen voor Israël bijna onkritisch pro-Israël.
En eigenlijk raken we verstrikt in allerlei duidingen, definities en termen. Heb het over het land, dat we op de kaart kunnen aanwijzen? Heb je het over de huidige staat Israël? Heb je het over de natie? Over het volk? In historische zin. Of het volk zoals het zichzelf nu definieert?
Hoewel ik begrijp dat je soms enorm behoefte hebt aan voorlichting en duiding omdat het zo moeilijk is met al dat geweld. Wat moet je er mee? De een vindt dat we veel te weinig solidair met Israël zijn. De ander vindt onze solidariteit veel te onkritisch.
Toch zijn we allemaal bezorgd als Iran zijn antisemitische gezicht laat zien, en vervolgens provocerend met nucleaire bezigheden verder gaat. Raketten uitprobeert.
En hoe dan ook voelen we tot in onze botten dat we bij Israël betrokken zijn. Ook bij de huidige politieke en staatkundige situatie. Als over je dwarse oudste broer. Met wie je stevig van mening kunt verschillen, maar met wie je toch verbonden blijft.
In het theologisch debat zijn er al evenveel keuzes te maken. Over de verhouding van de kerk tot Israël. Over de persoon en betekenis van Jezus als de Christus, de Messias. Over de vraag of Joden tot het geloof in het Evangelie moeten komen, of een eigen weg met God gaan. Over de betekenis van het Eerste Testament. Over wat niet al.
Ik teken het maar met een paar ruwe pennenstreken. We beseffen allemaal wat een complex aan vragen en thema’s hier liggen. Ik kan er vanmorgen geen pasklare antwoorden geven.
Maar het gaat me eigenlijk om een diepe kern, misschien wel de diepste kern van de verhouding die we met het volk Israël hebben. Het feit dat we als Kerk mogen delen in de verwachting die aan Israël is gegeven.
Het licht van God is in Israël begonnen te schijnen. En dat is uniek. Iets dat wij, de kerk van Jezus Christus in de volkerenwereld via Israël hebben ontvangen.
En wat is dat dan?
Het is de verwachting van een wereld die geheeld zal zijn van alle geweld. En van schepping die voltooid zal zijn. De verwachting van het Koninkrijk van God.
Als ergens in de wereld ooit licht is gaan schijnen die deze hoop wakker maakte, dan is het in Israël.
En die hoop begin ik al te lezen in de oerverhalen die ik op de eerste bladzijden van de Bijbel opensla. Als Israël wil vertellen hoe ze denkt dat de wereld is begonnen, en hoe de mensheid zich heeft ontwikkeld, dan lees ik verhalen waarin het bruist van het geweld. Het eerste echtpaar dat die wereld van die oerverhalen bevolkt valt elkaar openlijk af. De een maakt de ander tot zondebok. Die vrouw die U mij gegeven hebt… En de oudste mens die in die oerverhalen geboren wordt, vermoordt zijn broer. En een bladzij verder is een nazaat van Kaïn aan het woord, die zegt: mijn betovergrootvader werd zevenmaal gewroken. Maar wie mij verwondt sla ik dood, al is het maar een schram. Ik word zevenenzeventigmaal gewroken.
En nog weer twee bladzijden verder blijkt de hele aarde vol onrecht en geweld te zitten. Zo begint het Noach-verhaal. Als een kankergezwel is het geweld gegroeid. Wat is daar dan voor verwachting in, dominee? zou je kunnen vragen. Bewijst de Bijbel niet juist een boek van geweld te zijn? In elk geval is geweld het alles bepalend thema in die eerste bladzijden van de Thora.
Maar er is één ding in het eerste geweldsverhaal, waarin Kaïn Abel vermoordt,– en het valt ons niet meer op, maar het is heel fundamenteel – en dat is dat het verhaal het daar opneemt voor de zwakkere. Voor de vermoorde. Voor de vervolgde. Voor Abel. Ja, natuurlijk zegt u. Natuurlijk laat het verhaal zien dat Kaïn’s daad verschrikkelijk is. Nee, dat is niet natuurlijk.
Alle oerverhalen van de volken vertellen het tegenovergestelde. Wie de mythen van de volken tot zich door laat dringen, leest daar altijd weer dat er sprake is van iemand die geslachtofferd of gedood wordt. Maar dan volgens het verhaal terecht gedood wordt. Want de vermoorde is schuldig aan een ramp of een onheil. Het slachtoffer had de gemeenschap in gevaar gebracht. En daarom wordt er geslachtofferd. Altijd weer zijn de oerverhalen van de volkeren verhalen waarin een moord op een onschuldig slachtoffer centraal staat. En altijd zijn die verhalen geschreven vanuit de gedachte dat het terecht was dat het slachtoffer gedood werd. En dat heeft alles te maken met het diepste oerprobleem van de mensheid. Met het vele geweld dat er overal is, maar waarvan we de oorzaak op de verkeerde plek zoeken. En daar vallen dan slachtoffers door. Men vindt elkaar door een slachtoffer te vermoorden. Dan is er vrede. Voor zolang het duurt.
En eigenlijk gaat het nog altijd zo. Kijk op het schoolplein. Waar een heel groep plezier heeft omdat er een kind gepest wordt. De piespaal van de meute kinderen. Naar de berichten over de economische crisis, waar de bankdirecteuren die allemaal zo graaierig zouden zijn de aanstichters van zijn. En naar de familie waarin het zwarte schaap het moet ontgelden. Naar het feestje dat gezellig wordt omdat er geroddeld kan worden.
Zal er ooit een rijk, een wereld van vrede kunnen komen? Als de mensheid zo blind is voor waar het geweld eigenlijk echt zit? Zal de wereld ooit uit de greep kwaad kunnen komen?
En dat is nu het geweldige en unieke van de ontdekking die in Israël gedaan wordt. Of ik kan het anders zeggen: dat is nu het geweldige van het licht van de openbaring dat in Israël opgaat. Dat door de Geest van God het besef doorbreekt dat vaak de onschuldige het moet ontgelden. Het licht dat duidelijk maakt dat het geweld een andere bron heeft dan wij vaak denken. En dat is het prachtige in dat oerverhaal. Dat het daar voor het slachtoffer wordt opgenomen. Nogmaals: het is voor ons zo vanzelfsprekend dat we het nauwelijks meer zien.
En dat nieuwe besef, dat in Israël is doorgebroken als een Godswonder, is als een gist, een zuurdesem, in het besef en de geschiedenis van dat volk doorgedrongen.
Daarom verlaat Abraham de cultuur van de Chaldeeën. Omdat de goden van zijn wereld allemaal aan de kant van het geweld staan. En offers van geweld vragen. En wordt hij de oervader van een volk waarin God niet meer de God van het geweld is. Maar van een nieuw volk.
Daarom staat in het hart van de geschiedenis van het volk het bevrijdingsverhaal. Van het volk dat in Egypte ten onrechte in de verdoemhoek terechtkwam en oorzaak zou zijn van alle ellende. En is God de God die het voor dit ontrechte en vervolgde volk opneemt.
Daarom heeft dat volk een Thora, een wijzing, een wet, waarin het boordevol staat van geboden om de kleine en de zwakke en de ontrechte en de weduwe en de wees en de vreemdeling te beschermen.
Daarom staan de psalmen boordevol met de schreeuwen naar God om recht voor de vervolgde. Om verlost te worden van onterecht geweld en onterechte vervolging.
Daarom brandt in het hart van dit volk een messiaans vuur. Een Messias die een Rijk van vrede zal belichamen waarin de vrede eeuwig heersen zal.
In het hart van het volk is door die goddelijke openbaring de verwachting geboren van het vrederijk. Daarom zongen we vanmorgen die prachtige messiaanse psalm 72. De lof op de koning die de redder is van de arme en bewogen is om degene die in vrees is verward.
Die verwachting delen we met Israël. Dat de wereld niet vast zal blijven in haar eigen geweld. Dat het Rijk van de Messias zal doorbreken. Dat de vrede heersen zal. Dat de wereld gered wordt uit de greep van het kwaad.
Dat wat op geen andere plek en in geen ander volk was opgekomen is uitgedeeld aan de wereld.
De volkeren zullen uiteindelijk alleen in deze verwachting toekomst hebben.
En daarom ook geloven we dat de grote Zoon van dit volk, in wiens geboortenacht de vrede op aarde is bezongen, bij uitstek de Godsopenbaring voor dit volk en voor de wereld is. Daarom geloven we dat Hij de gezalfde is. De Messias.
Niet zomaar als een slag in de lucht. Maar omdat rond Jezus van Nazareth helemaal duidelijk is geworden hoe het geweld onder de mensen leeft. In Jezus van Nazareth wordt het verhaal van God met Israël en met de wereld volkomen helder. Als ergens de God van de vrede is te vinden, dan in Hem.
Maar misschien dat u van binnen al lang aan de rem getrokken hebt, en zegt: maar ho, dominee. Als dat nu allemaal waar zou zijn, waarom is dan Israël als volk niet het meest vredelievende volk dat je in de wereldgeschiedenis tegenkomt? Jezus zegt van Jeruzalem (en Jeruzalem is de stad van vrede): het is een stad die profeten doodt en stenigt. Waarom is Jezus zelf dan volkomen onterecht gedood? Waarom een Paulus, die uit naam van zijn Jood-zijn mensen vervolgt? Waarom de huidige staat Israël waar dingen gebeuren die wel erg veel vragen oproepen? Israël lijkt zijn slachtofferrol te gebruiken om zijn recht op geweld te claimen.
En als wij als Kerk delen in die verwachting van Israël, waarom barst het in de kerk dan van conflicten? Waarom gaat het er in de Kerk dan geen haar beter aan toe dan in de hele wereld? Leven van het maken van slachtoffers, dat doen we altijd weer en overal. Ook in de kerk.
Volkomen terechte vragen. Om moedeloos van te worden soms.
Het is niet zo dat we zomaar rechtlijnig dat licht van Gods openbaring en van de ontmaskering van het geweld zien opgaan. Dat wij van nature hardnekkig en taai in het geweld geworteld blijken, is ook in Israël niet zomaar verdwenen. En dat wij het evangelie van de vrede in Jezus Christus kennen, betekent niet dat we automatisch nieuwe, van geweld bevrijde mensen zijn. Jezus start zijn boodschap met de oproep tot bekering. Omkeer. En juist als je het beste ontvangt, is het gevaar het grootst dat je in het tegenovergestelde vast raakt.
Daarom is de meest indringende vraag vanmorgen of het waar is, wat we belijden als kerk. Dat wij delen in de verwachting van Israël. Dat wij ons uitstrekken naar het Koninkrijk van God. Zijn wij fundamenteel uit de manier van denken van de wereld uitgetild? Wordt in het leven van de kerk al iets zichtbaar van de contouren van het Rijk? Zijn wij totaal anders geworden? Leven wij werkelijk in verwachting? Of is het eigenlijk alleen maar proberen hier zo aangenaam en leuk mogelijk onze zeventig, tachtig, negentig jaar doorbrengen?
Wij hebben met Israël het licht ontvangen.
Dan betekent het, dat we telkens naar die roeping zullen terugkeren. Telkens opnieuw ons doen en laten en denken laten doorlichten. En werkelijk verwachtingsvol leven. Wat zou het geweldig zijn als in de kerk én in Israël de glans van de roeping van de vrede en de verwachting van Gods stralende toekomst weer nieuw zullen stralen!
Amen.