Barendrecht, Dorpskerk, Pinksteren 2007

Tekst van de preek door ds. Ph. van Wijk

Thema: Taal die verbindt   n.a.v Handelingen 2 : 1-11

 

Orde van de dienst

 

Ze waren daar allemaal bijelkaar, gemeente, op die zondagmorgen van het Pinksterfeest. Uit zoveel verschillende delen van de wereld.

Jawel, allemaal wel Joden en proselieten, (dat zijn niet-Joden, die zich bij het Joodse geloof hebben aangesloten) maar wel allemaal toch weer uit een andere cultuur. Een andere taal. Een taal, dat betekent andere woorden en klanken, maar ook je manier van denken. Je gebruiken en tradities. Gestempeld door de geschiedenis die een volk of een groep heeft meegemaakt. Gevormd door oneindig veel dingen, die een bepaalde levenssfeer oproepen. Of dat nu de gebruiken zijn in de relaties en de dagelijks omgang, of het eten, of noem maar op.

En u weet misschien wel, gemeente, dat dat vaak botsingen oproept. Die taal, die cultuur dat maakt ons tot een gesloten groep, met zijn eigen regels en patronen. Waar zo vaak het mechanisme optreedt dat wie een beetje anders is, altijd vreemdeling zal blijven. Je bent er niet één van ons. Want wij bij elkaar, wij kennen de gedragscodes, en die kent die vreemdeling niet. Wij weten wie aan wie verschuldigd is. Wij kennen de taboes en de plichten en rechten. En het evenwicht, vaak het wankele evenwicht blijft zo bestaan. Maar die jongen van buiten, die vormt voor die groep een bedreiging.

Ik hoorde deze week een gesprek in een bedrijfskantine. Iemand uit Urk had het over zijn collega die een bezoek aan het eiland had gebracht. En toen kwam het over mensen van buiten in het dorp. “Daar hebben we er al teveel van”, zei hij, “van die allochtonen”. Mensen uit de rest van Nederland bedoelde hij. Wilders was hem niet christelijk genoeg, maar zijn ideeën spraken hem verder wel aan.

Welnu, eigenlijk hebben we het over een oergegeven. Dat er grenzen zijn, die op een oneigenlijke manier scheiding tussen mensen maken. Dat zich altijd en overal weer groepen vormen. Onze eigen soort. Onze taal. Ons volk. Extreem in de ideologie van Hitler. Vreselijk. Maar eigenlijk vind je het overal in allerlei vormen verborgen of openlijk terug. Ook in de kerk. ‘Wij van de Dorpskerk, wij zijn toch anders dan die mensen van die kathedraal daar op het kruispunt.’

 

En wie goed kijkt, ziet dat tegelijk al die groepen leven van een vijandsbeeld van de ander. Je vindt het overal in de maatschappij.

En vaak is er een zondebok die de groep in gevaar brengt. Hoe meer je met de vinger kunt wijzen naar die vreemdelingen die de vrede in gevaar brengen, hoe meer je kunt denken dat je zelf vrede met elkaar hebt.

Zij krijgen de schuld van de verloedering. Zij veranderen de zeden. Zij zijn gevaarlijk.

 

En het prachtige van het Pinksterfeest is, dat het die talen en grenzen van groepen doorbreekt. Er is een taal die allen verstaan. Er is een taal die al die oneigenlijke verschillen teniet doet. Er is een taal die de krachtenvelden van uitsluiten en van groepsdenken doorbreekt. Er is een taal die over allen gesloten groepen heen, de mensen nieuw leert spreken en nieuw leert denken en nieuw verbindt. Dat is Pinksteren.

Dat is de taal van de liefde. De taal van de het Koninkrijk van God.

Je moet je niet blind staren op die wonderlijke gebeurtenis op Pinksteren. Maar hierom gaat het ten diepste: dat daar waar taal en cultuur scheidend zijn en groepen opsluiten in zichzelf en daar allerlei krachten in stand houden, de boodschap van de Jezus als een Geesteskracht door alles heen breekt. Opeens wordt er iets gezegd dat over alle cultuurverschillen heen door iedereen in heel de wereld wordt verstaan. En de grondwoorden daarvan, de grammatica van die taal, dat is de grammatica van de liefde.

Het is het tegenovergestelde van die scheiding. Van dat vijandsdenken. Van zondebokprocessen. Het is het tegenovergestelde van roddel. Van laster. Van de schandaaltjes. En zwartmakerij. Van opstoken. Van het praatje in het dorp. Van de smeu bij de koffie. Van fluisteren en halve waarheden achter de rug om.

Het is het tegenovergestelde van de geheimtaal, die elke groep heeft. De termen die het ‘wij-zij-gevoel’ voeden. Het ‘ons kent ons’. Van de goedkope slogans, waar je zo makkelijk politiek succes mee kunt halen. De taal waarmee je de massa kunt manipuleren. Populaire one-liners en geraffineerd appél op onderbuikgevoelens. De taal waarmee een heel volk kan worden binnengesleept in een roes van groepsdenken dat uitmondt in geweld.

Het is daarentegen de taal waarin de ander ten volle wordt opgenomen. Ten volle gerespecteerd. De taal die rekening houdt met de gevoelens. Met de nuance. De taal die niet het negatieve besmettelijk verspreidt. De taal van een hart dat ruim is. De taal van genade en vergeving naar elkaar. De taal die de ander nodigt en ten volle serieus neemt.

Kortom: de taal van de liefde.

Op Pinksteren heet het: de taal waarin de grote daden van God verkondigd worden. God is liefde. Dat is zijn diepste wezen. Dat is in en door Jezus zo ongekend diep tot uitdrukking gekomen.

 

En Petrus houdt dan ook een preek om dat duidelijk te maken.

Duidelijk te maken hoe ze allen zijn misleid door de opruiende taal van de rivalen van Jezus. In de roes van de massa terecht gekomen zijn. En daardoor als mens hun eigenheid verloren hebben. Want dat gebeurt met je als je in de manipulerende besmettelijke, leugenachtige taal laat meenemen. En zo hebben ze uiteindelijk allen slechts één zin overgehouden: Kruisig Hem, Kruisig Hem. De versimpeling van alle taal, die we eigenlijk ook vandaag nog zo vaak horen. Dat gebeurt als iedereen iedereen gaat kopiëren en napraten. Dat is de taal van de duivel.

 

Maar de taal van de Geest maakt wakker en levend tegenover zulke doodsprocessen. Je wordt losgeweekt uit de ban van de roddel, de laster, het massaverschijnsel. Het maakt je nieuw en vol van vreugde. Het doet je delen in liefde. Je hoeft niet meer in wij-zij te denken. De liefde van Jezus, die groot is als liefde van God, overstijgt dat. Dat is eigenlijk het talen-wonder van Pinksteren. Dat is eigenlijk waar die apostelen het over hebben. Heel je woordgebruik, je vocabulair, en je idioom, de sfeer van je woorden, worden gericht op gemeenschap en intense verbondenheid. De Geest maakt de tongen los en doet ons elkaar verstaan.

 

Als je het nog verder actualiseert, gemeente, dan zie je dat die Geest ook vandaag broodnodig is. Want er is binnen de kring van onze eigen cultuur en taal een nog veel verdergaande verdeling en verwijdering ontstaan. Overal ontstaan allerlei subculturen en groepen. Langs de lijn van de generaties. En binnen die generaties ook nog weer. En eigenlijk spreken ze allemaal hun eigen taal, zou je kunnen zeggen.

Ouderen snappen eigenlijk niets meer van de leefwereld van jongeren. En andersom. Hoe ze omgaan met allerlei dingen. Niet alleen vanwege de enorme veranderingen in de techniek. Die snelle taal van sms en msm. Maar helemaal. Ook in relatiepatronen. In waarden van het leven. In fatsoensnormen. In omgang met elkaar. Jongeren hebben vaak nauwelijks belangstelling meer voor de leefwereld van ouderen. Dat is voorbij. Vroeger was vroeger. Klaar. Wij leven nu. Ouderen kunnen niet inkomen in die van jongeren.

En je kunt niet zeggen: ouderen tegenover jongeren. Maar ook binnen de jongerencultuur zijn er enorm veel subgroepen. Ik heb er wel eens een en ander over gelezen, maar kan nu zelfs amper de namen noemen. Zo ver staat het dan weer van mijn wereld. En die subgroepen moeten soms niets van elkaar hebben. Begrijpen elkaar eigenlijk niet. Allerlei codes. Kleding. Muziek. En je ziet concreet dat het scheidend werkt. Je hoort er niet bij als je niet zo bent.

 

Het heeft veel te maken met een cultuur waar mensen op zichzelf en hun eigen gevoel zijn teruggeworpen. Mensen zijn individualistisch, maar tegelijk heel bepaald door wat anderen er van vinden. Daardoor ontstaan overal groepjes met hun eigen taal. Hun eigen normen. Als je er niet aan voldoet val je er buiten.

En daarom is het ook in de kerk zo’n vreselijk verdeelde boel. Vormen ouderen en jongeren, en alle generaties niet een rijke harmonieuse gemeenschap, maar zijn er overal smaken en groepjes. En ieder winkelt naar eigen behoeven zijn winkelwagentje van geloof of ongeloof vol.

Gefragmenteerde, verbrokkelde samenleving en kerk.

Waar is het visioen van de ware gemeenschap van mensen?

Waar is de droom van een heilige eenheid, een liefdevolle vrede?

 

Ik ben er van overtuigd, gemeente, dat de taal van de Geest, de taal van de echte liefde in staat is om juist deze verbrokkeling en groepsvorming en verwijdering te overkomen.

Juist als we weer tot ons door laten dringen dat we niet aan allerlei kopieergedrag vast hoeven te zitten maar in de vrijheid van de liefde en de Geest mogen leven, dan kan er iets van diep begrip en echte liefde voor elkaar groeien. Dan leren we elkaar op een nieuwe manier vasthouden.. Niet in een kleurloze eenheidsworst. Maar juist in een prachtig kleurrijk spectrum.

‘Samen’ Dat is het woord van het kabinet. Maar dat is toch wel erg irreel en idealistisch in een verbrokkelde samenleving. Maar juist in de kerk in de kracht van de Geest ontstaat er een nieuw ‘samen’.

Laten we gemeente, open staan voor en smeken om die kracht van Geest, die werkelijk verbindt.

Liefde: dat is het woord en de kracht van de Geest, waaruit heel de grammatica, heel het taalveld van het Koninkrijk is opgebouwd. En waar die heerst word je gemeenschap der heiligen.

Kom, Schepper, Geest van God

Vorm ons tot deze gemeenschap

En geef ons dit visioen als kracht om te gaan.

Amen.