Dorpskerk Barendrecht, 15 november 2009

Ds. Ph. van Wijk

Lezingen: Exodus 30,11-16  en Marcus 12,38 – 13,2

 

Lieve gemeente,

 

Het is een merkwaardig gebod, als je het zo leest. De HEER zegt tegen Mozes, dat als er een telling wordt gehouden, dat dan allen die geregistreerd worden, een bepaald bedrag aan losgeld moeten betalen. Een prijs, die voor iedereen, rijk of arm hetzelfde is.

En dat geld wordt gebruikt voor de dienst in de ontmoetingstent.

Merkwaardig. Wat zit daar nu voor gedachtegang achter? Is dat niet een beetje al te magisch gedacht? Dat als je geteld wordt, dat je dan kennelijk gevangengenomen wordt en dan dus een loskoopsom moet betalen om vrij te komen.

 

Kijk eens naar onze wereld, gemeente. We leven in een tijd dat alles gekwantificeerd wordt. Overal word je geteld en geregistreerd. Op talloze manieren word je in statistieken opgenomen. Zeker in de laatste twintig jaar, die van de ongekende vlucht van de informatietechnologie, is dat enorm toegenomen.

Als je bij Albert Heijn je Bonuskaart gebruikt, dan word op dat moment je koopgedrag geregistreerd. Ze hadden natuurlijk die aanbieding gewoon aan iedereen kunnen geven. Maar listig koppelen ze je persoonlijke streepjescode aan die aanbieding. En zo weten ze alle boodschappen die jij koopt, en berekenen ze voortdurend je klantenprofiel.

Heel onze samenleving is georganiseerd rond dit tellen en meten. We komen voor in talloze bestanden. Allerlei informatie over ons wordt vastgelegd. Om zo te weten te komen hoe we op de slimste manier tot deelname aan de economie verleid kunnen worden. En om modellen te kunnen maken, die de beheersing van de samenleving en de maakbaarheid ervan kunnen dienen. Talloze malen beschikken mensen zo als het ware over je. Een ontwikkeling die zeer bedenkelijk is.

En de mens is tegelijk een nummer geworden. Je hebt een sofinummer. Een zorgnummer. Een dossiernummer. Maar soms krijg je het gevoel dat je een nummer bent. Een streepjescode. Je persoon-zijn is gereduceerd tot een digitaal gegeven: een aantal nullen en enen. Een geval. Anoniem. Een economische eenheid.

Op sommige momenten voel je hoe schrijnend het kan zijn dat je slechts een nummer bent, en niet de mens die gekend is. Het aantrekken van een steunkous vraagt standaard om zoveel minuten. Niet de ontmoeting van persoon tot persoon staat centraal. Maar alleen jouw economische factor. Als geval moet je zo efficiënt mogelijk verwerkt kunnen worden.

 

En dat nu, gemeente maakt eigenlijk duidelijk waar de betekenis ligt van dit voorschrift. Nee, niet dit voorschrift is primitief, en uit een achterlijke tijd, maar eigenlijk is met al zijn ongekende informatica-mogelijkheden de mens van vandaag primitief. Heel onze wereld van kwantificeren, van tellen en statistieken is een arme, verschraalde wereld, waarin de mens anonimiseert. Gereduceerd tot een code, een nummer. En daardoor worden we steeds  meer willoos radertje in een machine, waarvan we de loop nauwelijks meer beïnvloeden kunnen.

 

Ik mag een mens zijn, wiens naam gekend is. Men mag mij niet zomaar tellen om mij ergens bij in te lijven. Om over mij te beschikken. Mijn leven is een gekend leven, dat kostbaar is. Ik behoor God toe. Ik ben geen nummer. Maar ten volle beeld Gods. Levend in een Ik-Gij verhouding met Hem. Ik ben schepsel. Mijn zijn is niet uit te drukken in nullen en enen, zoals de informatiemaatschappij mij uitdrukt. Ik ben geen massaproduct, maar uniek wezen. Wat een rijkdom! En in de genade van het gekend zijn, mag ik niet zomaar door een telling ingelijfd of gemanipuleerd worden.

 

Laten we ons dat voortdurend, tegen de trend van het denken van vandaag in, bewust zijn.

 

En Hij die ons telt, voor wie wij tellen, doet dat niet met aanzien des persoons. Hij telt ons niet naar onze bruikbaarheid, weegt ons niet naar de wijze waarop mensen elkaar wegen. Voor Hem zijn we allen even waardevol. Nee, niet met de grijze gelijkheid waarin in de communistische ideologie allen gelijk waren. Want die meeteenheid was ook een ontmenselijkte. De mens als productiefactor. In die gelijkheidsideologie is de mens in een vreselijke gevangenis gezet. De Berlijnse muur en het IJzeren gordijn waren er de meest tastbare en zichtbare bewijzen van.

 

Lever je vrijheid niet uit, waarmee je mens mag zijn. Nee, geen losgeslagen vrijheid waarmee je je juist bindt aan kwaadaardige oerkrachten. Maar vrijheid van persoon te zijn. En die is alleen in relatie tot God gewaarborgd. Een diep besef van in zijn liefdevolle ruimte te mogen leven. Genoemd met zijn Naam. Je moet er de tijd voor nemen, meditatief, om te bedenken wat de ruimte van de liefde is, waarmee we voor Gods aangezicht leven mogen.

Leg er je eigen basale gevoelens eens bij. Hoe vaak zijn er niet minderwaardigheidsgevoelens? Hoe vaak ben je niet in de ban van anderen? Hoe vaak ben je ook niet gevangen door duizenden angsten? En o zo vaak zijn die angsten er vanwege verkeerde bindingen aan mensen. En ik weet: je kunt jezelf vaak niet aan de haren uit je eigen angstcirkels en minderwaardigheidsgevoelens halen. Maar breng je gevoelens en je angsten eens tot stilte door te mediteren over de waarde die God ons toekent. Zodat je de leerweg gaat om in vrijheid te leven.

 

Tegelijk ligt daar ook de verbinding met het evangelie van deze dag.

De schone schijn van de geestelijk leiders. Die imponeren willen met hun ambtsgewaden. Die uit zijn op ereplekken. En natuurlijk de status van belangrijk mens opeisen door in het openbaar overal de buigingen en groeten van mensen af te dwingen.

Schone schijn. We lachen ons slap om de snobistische Hyacinth Bucket ("Bouquet") Maar die lach verbergt iets van het feit dat we eigenlijk allemaal iets herkennen. We lezen onszelf via de ogen van de ander. En we zouden via die ogen van de ander graag iets belangrijks willen zijn.

De mens levert zijn intrinsieke vrijheid die hij als kind van God mag hebben stelselmatig in door nabootsend te begeren. Talloze modellen, die we willen navolgen. Ik probeer de ander te dwingen naar mij te kijken. Kijk eens hoe goed of belangrijk ik ben. En dan kijk ik naar zijn ogen. Om te zien of hij het ziet. Zelfs minderwaardigheidsgevoelens zijn daar eigenlijk de uitdrukking van. Och, ware ik ook zo sterk of mooi of groot of belangrijk als hij of zij….

En dat verlies aan innerlijke vrijheid wordt de gevangenis waarin je rivaal bent van de ander. Het leven wordt competitie. Zie mij eens…  En altijd weer meet je jezelf aan de ander.

 

En dat leidt dan zo makkelijk tot het misbruiken van andere mensen voor je eigen doel. Competitie over de rug van anderen.

En vreselijk is dat als dat gebeurt onder de schijn van religie. Religieuze manipulatie. Zoals Jezus dat haarfijn opmerkt over de schriftgeleerden uit zijn tijd. Machtsmisbruik met geestelijke dwang en manipulatie. ‘Ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op.’

 

En als je dat terugvertaalt naar onze tijd dan heeft dat ook te maken met de priesters en de goeroes van onze samenleving. Met de religie van onze tijd. De religie van hedonisme. Geluknajagerij. De snelle jongens. De indrukwekkende managers. De gewiekste marketingtrucs. Waarbij ook vaak zwakken in de samenleving een hoge prijs moeten betalen. Argeloos gevangen in het net van de commerciële verleiding.

En tamelijk hard zijn we geconfronteerd met het feit dat dit systeem, deze onze moderne religie, vermolmd is. Dit hele systeem loopt op zijn laatste benen.

Al onze bewondering voor het westerse systeem dat zoveel lijkt te hebben teweeggebracht, kan wel eens even ongegrond zijn als de bewondering die de leerlingen van Jezus hadden voor de imponerende tempelgebouwen. “Meester kijk eens wat een en enorme stenen en wat een imponsante gebouwen”. Maar Jezus zegt: ‘Die grote gebouwen die je nu ziet – wees er maar zeker van dat geen enkele steen op de andere gelaten zal worden”.

 

En tussen die drie stukken van de lezingen van vandaag waarin we tegen het verlies van ware innerlijke vrijheid en waarde gewaarschuwd worden, staat het positieve stuk. Van de werkelijke waarde van iemand die in de samenleving als waardeloos beschouwd kan worden. Een arme weduwe. Die haar laatste centen in de collectezak doet.

Wie is gaan beseffen dat zijn waarde bestaat in het licht van de naam waarmee we door God worden genoemd, durft zijn leven toe te wijden aan God. Ook zijn centen. Nog nooit was de totale som van inkomsten van gemeenteleden zo hoog als nu. Die stelling durf ik wel aan. Maar de tekorten die de gemeente begroot voor het kerkenwerk waren nog nooit zo hoog. En dat alleen voor het gewone doorgaande werk in de gemeente.

 

Wanneer we iets zouden hebben van waar Jezus hier de vinger bij legt, van deze weduwe, die kennelijk zozeer toegewijd is aan God dat ze haar laatste centen voor haar laatste boodschappen in de offerkist gooit, dan zou er in Gods naam in onze tijd meer gedaan en minder onrecht geleden worden.

We geven eindeloos uit, heel vaak uit gebrek aan eigenwaarde. Om te compenseren dat we niet lekker in ons vel zitten. Omdat we met innerlijke onvervuldheid leven. Heel onze economie is er afgodisch op ingericht.

Maar als we onze waarde lezen in het licht van Gods toewijding aan ons, en zijn liefde voor ons, dan komt er vanzelf toewijding van alles, ook ons materiële bestaan, aan God!

Die arme weduwe is ongetwijfeld heel rijk geweest.  

Amen.