Dorpskerk Barendrecht, 14 febr. 2010  Quinquagesima.

Ds. Ph. van Wijk

 

Lezingen: Exodus 2, 11-25   en Lucas 6, 17-26

 

 

Gemeente,

 

Afgelopen donderdag las ik met de kerkenraad als vergaderopening dit Mozes-verhaal, en ik vroeg aan de kerkenraadsleden om onder woorden te brengen wat de betekenis van dit verhaal is, ook voor ons in 2010. Het werd een aardig gesprek. Zo’n verhaal is net een soort bladerdeeg met allemaal laagjes, die tegelijk één geheel vormen.

Nu moet ik bekennen dat ik zelf altijd op zoek ben naar één thema, dat ik dan in de preek uitwerk. Daarom benader ik het Mozes-verhaal vanuit de evangelielezing van vanmorgen. Jezus die het Koninkrijk van God tekent in Lucas 6. De grondtrekken. Het Rijk waar niet de uitblinkers, de rijken, de machtigen, de medaillewinnaars en de sterren op de ereplekken zitten en de lakens uitdelen. Maar het Rijk waar naar een diepere vorm van gerechtigheid wordt gezocht.

Het Rijk waar de armen, de hongerenden, de uitgestotenen, de wenenden tot hun recht zullen komen.

 

En Israël is al de eerste lentebode van dit Rijk van God. Als we de Thora lezen, dan is al duidelijk dat er andere wetten regeren. Dat God een samenleving zoekt, waarin gerechtigheid de klank heeft van de liefde. Waarin niet het geweld regeert. Waar leiderschap langs andere en nieuwe lijnen loopt.

In dát licht moeten we kijken naar de beelden die ons geschetst worden van het eerste volwassen optreden van hem, die eigenlijk de oerleider en de grote profeet van dit volk is geweest.

Het is maar niet een los verhaal, waaruit we wat stichtelijke toepassingen kunnen maken. Maar het is het verhaal van de man die in Gods Naam het volk op de weg van zijn bestemming moet brengen.

 

Zulke verhalen van volken hebben vaak de neiging om hun oerleiders tot legendarische helden te verheffen. Halve of hele godheden, waarvan de onbegrensde krachten bejubeld en gevreesd worden. Monsters en goden tegelijk. En die het leven, het eeuwige leven vaak ook moesten waarborgen. Ook de farao in Egypte is aan de goden gelijk. En na zijn dood wordt hij in de pyramide door het dodenrijk geloodst om zo het voortbestaan van het volk te verzekeren. Maar dit verhaal is zoveel verfijnder, en zoveel dichter bij de menselijke werkelijkheid.

 

Mozes, zijn prinsheerlijke bestaan aan het hof van de farao: in dat machtige gesloten systeem ligt zijn hart niet. Hij gaat op zoek naar zijn broeders. We kennen het wel uit programma’s als Spoorloos.  En het wordt een nieuwe geboorte voor hem. Hij wordt als het ware door zijn eigen daden uit de hele machtswereld uitgescheurd. Niet meer een toekomstige godheid te zijn. Hij hoort niet thuis in dit systeem dat de mensen in zijn greep houdt, en het geweld in één persoon samenbrengt.  Maar dat gaat wel met een heel geboorteproces gepaard. Zijn bloed verlangt. Maar zijn bloed kookt ook. Maar juist daarin komt hij zichzelf tegen en komt God hem tegen.

Hij slaat een Egyptenaar dood. Een gewelddadige impuls. De oerroep om gerechtigheid tegenover zoveel onrecht dat zijn volk wordt aangedaan. Maar tegelijk ook de oerroep van het bloed: geweld vergeld je met geweld. Dat zegt ons bloed. En ik denk ook: dat zegt Mozes’ oude positie als prins aan het hof. Macht die boven de wet staat. Alle geweld samengebald in één persoon.

Maar zulke oude structuren, die alles te maken hebben met ons eigen geweld: die mogen niet het leiderschap van het Godsvolk bepalen. Dat zijn de structuren van deze wereld. Oog om oog en tand om tand. Dat is uiteindelijk geen begaanbare weg. En ook de vergoddelijking van het geweld niet. Absolute macht. Als Israël Gods proeftuin in de wereld is, de opmaat naar zijn Rijk, dan zal er een uitweg moeten komen uit het oerprobleem van het menselijk geweld. En daarom wordt Mozes in dit verhaal ook uit die geweldsstructuur van Egypte geslingerd. De prins aan het hof wordt de vijand van de farao, en een vluchteling uit deze structuur vandaan.

 

Natuurlijk sluit de roep om harde straffen en de terugkeer van de wraak in onze samenleving aan bij een oerverlangen van ons mensen. Maar is dat Gods weg? Is dat de richting van Gods Rijk? Wat voor leiders wilt u eigenlijk hebben? Hoe vaak kookt ons bloed als wij al dat criminele gedrag van groepen die we precies weten aan te wijzen en die niet het zuivere Nederlandse bloed hebben? Zorgwekkend is het als zo’n groot deel van de Nederlandse kiezers vallen voor de geblondeerde prins van een partij die meent voor de vrijheid te zijn, maar waarvan de roep om een harde aanpak van een andere religie en van Marokkanen niet anders is dan onze eigen oerroep om geweld tegen geweld.

 

Mozes heeft zijn les geleerd. Daar heeft hij wel een lange tijd voor nodig gehad. Als hij sterft is hij een totaal andere leider. In Nummeri staat dat hij de meest zachtmoedige mens op aarde was geworden.

En iets van het nieuwe leiderschap dat de richting gaat van het Rijk van God, zie je al, als hij als banneling en vluchteling in Midjan aankomt en daar bij de waterput de oude structuren van het recht van de sterkste doorbreekt. Hij neemt de zeven dochters van de priester in bescherming tegen het geweld van de stoere herders en doorbreekt het oerpatroon waarin vrouwen worden achtergesteld en als zwak terzijde geschoven. De roep om gerechtigheid drijft hem opnieuw, maar nu niet meer met bruut en impulsief geweld. Vertoon van macht. Maar oog voor de zwakke en ontrechte, dat is wat het Godsrijk zoekt.

 

Zijn positie als vreemdeling springt in het oog, gemeente, in het hele gedeelte.

Te moeten vluchten voor de farao en het hof waar hij zo genereus was opgevangen en opgevoed. Maar waar de macht zonder ontferming is.

Maar ook te moeten ervaren dat zijn eigen volk niet bepaald al toegesneden is op dat Rijk Gods. Als hij het opneemt voor de Hebreeër die door zijn landgenoot ten onrechte wordt gemolesteerd, dan zie je hoe mensen met hun geweld omgaan. De gewelddadige Hebreeër projecteert onmiddellijk zijn gewelddadige gedrag op de ander. He, jij daar, Mozes, wat moet je?

Hoe vaak roepen wij niet ach en wee over de politie, die natuurlijk de verkeerde bekeurt. Over die slechte regering in de Den Haag. Over B&W en gemeenteraad die het fout doen. Maar boosheid op het gezag is o zo vaak projectie. Zondebokgedrag. We wijzen op wie boven ons staan, maar het zijn eigenlijk onze eigen rivaliteiten en onze onderlinge spanningen.

 

En zo wordt van beiden duidelijk dat ze nog niet in de orde van God passen. Het volk zelf niet met zijn onderlinge geweld en zijn zoeken van een zondebok, en de toekomstige leider niet die hier het resultaat ziet van zijn poging om zijn volk te helpen met de machtsstructuren van het Egyptische hof.

 

Vreemdeling, buitengeslotene dus geworden voor de farao en het hof.

Vreemdeling en buitengeslotene voor zijn eigen broeders en volk, die zijn leiderschap nog niet aanvaarden, ook omdat ze zelf nog in het geweld vastzitten.

 

En dan zou je verwachten dat Mozes eindelijk opgelucht ademhaalt en zich voor altijd warm nestelt in het gezin waar hij hartelijk en met de meeste eer onthaald wordt: dat van de priester, het stamhoofd in Midjan. Waar hij de eer krijgt van met de oudste dochter te mogen trouwen, en waar hij een zoon verwekt en ontvangt. Eindelijk ergens thuis.

Maar opnieuw klinkt er iets door van het feit dat hij ook daar niet thuis hoort. Gersom noemt hij zijn zoon. Want ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land. Wonen overal, nergens thuis.

Ook deze cultuur is niet de zijne. Heidense structuren waarin een priester alles te maken heeft met de geweldsstructuren die in de sacrale gebruiken hun neerslag krijgen, maar die alles zeggen over hoe een samenleving met geweld omgaat.

Uitgestotene en vreemdeling. Dat is Mozes. Eigenlijk al vanaf zijn geboorte.

En zo wordt hij voorbereid voor een nieuwe orde. De orde van het Godsvolk, waar in de Thora Gods orde al zichtbaar wordt. Zo wordt hij voorbereid om op een vreemde en eenzame plek geroepen te worden.

 

Herkennen we de gevoelens van vervreemding? Wie wortelt in het Godsrijk, zoals Jezus dat verkondigde, en zoals we dat vanmorgen hoorden, het Rijk waarin de armen, de hongerenden, de uitgestotenen, de wenenden tot hun recht zullen komen, die wordt een vreemdeling in de machtsstructuren van de wereld.

 

Voel je je thuis in een wereld waarin ministers en politici onderlinge partijbelangen uitvechten en onder talloze verklaringen en prachtige schijn de waarheid moeten versluieren om toch maar te kunnen regeren? Wij leven in een fatsoenlijk land. Maar onder die mantel van fatsoen zie je het gedraai van politici. Alleen al omdat de gunst van het volk eigenlijk een heel onbarmhartige gunst is.

 

Voel je je thuis in een wereld waarin de mens zijn geweld op anderen projecteert en waar ieder zijn belang afdekt en zijn straatje schoonveegt? En dat niet alleen in de structuren van leiderschap in de burgersamenleving, maar evengoed in de kerk. In zo’n wereld blijf je vreemdeling als je aangeraakt bent door het Godsrijk. In deze wereld blijft onze honger naar de ware transformatie, de Exodus, de uittocht uit onze eigen geweldsstructeren, zoeken en bidden. Verlangen en hopen. Geloven en uitzien. Naar een nieuwe geboorte. Wonen overal, nergens thuis.

Amen.