Nieuwleusen, Grote Kerk, 25 februari 2007. Invocabit.
Viering van het Heilig Avondmaal
Predikant: ds. Ph. van Wijk
Stil
gebed, Bemoediging en groet
Drempelgebed
Psalm
van de zondag: Psalm 91 : 7,8
Project
veertigdagentijd, afgesloten met Projectlied vers 1 (daarna verlaten de
kinderen van groep 1-4 de kerk)
Smeekgebed,
Kyrie
Gebed
om de Heilige Geest
Schriftlezing
I: Deut. 5 : 6-21 antwoordpsalm: Psalm 81 : 4,8,9
Schriftlezing
II: Luc 4 : 1-13 Acclamatie: U komt
de lof toe (daarna verlaten de overige
kinderen de kerk)
Verkondiging
Lied:
Gez. 172
Dankgebed
en voorbede
Collecten
Slotlied:
Gezang 360 : 2,3
Heenzending
en zegen.
Overdenking over de eerste van de drie verzoekingen in de woestijn.
Lieve gemeente,
Veertig dagen zwerft Jezus door de woestijn. Op de drempel van zijn openbare leven. Vast Hij. Overdenkt Hij. Spreekt Hij met zijn Vader. Gedreven door de Geest. Het moet een diep besef geweest zijn dat het echte openbare leven geen spelevaren op kalm water is. Het werkelijke leven, zo kijkt de Bijbel er terecht tegenaan (omdat de Bijbel een uiterst realistisch boek is), is een leven waar een mens o zo gemakkelijk naar beneden gezogen wordt. Ten diepste verliest.
En daarom kruipt Jezus als het ware door de verleiding van het leven heen.
Je moet het je niet zo voorstellen dat de duivel in één of andere lelijke bok of wat voor verschijning zichtbaar was. De duivel bestaat op die manier niet. Maar de duivel, dat zijn de dingen in hun schijn. De dingen die zo normaal lijken. Of aanlokkelijk. Iets beloven. Maar eigenlijk alleen maar leegte voorhouden. Het zonder het goed te beseffen je helemaal laten stempelen.
Razende honger had Jezus. En dan het gevoel hebben, de innerlijke stem: je bent niet minder dan God zelf. Je kunt het. Van stenen brood maken. Jezus had het toch gekund? Van stenen brood maken. Jawel. Dan had Hij toch iets bewezen van zijn goddelijke grootheid? Daar is toch niets op tegen? Precies, dan zijn we er! Dat is het verleidelijke karakter er van.
Het heeft veel weg van het eerste verhaal van de mensen en de duivel. Als je Zoon van God bent, dan kun je toch wel… Als je van de vrucht eet zul je als God zijn.
De oerverleiding. Het oerverlangen dat op oneigenlijke wijze onze ziel verwoest. Altijd weer denken dat het geluk zit in wat de ander is. Dat wil ik ook zijn. Iets willen hebben of willen zijn, dat je niet zo gegeven is als geschenk, maar wat je naar je toe wilt halen omdat je denkt dat je dan gelukkig zult zijn.
Hoezeer is ons westerse leven er door vergiftigd. Alles op die manier naar ons toehalen. Daarom is het leven onverzadigbaar.
Hoe vaak merk je het niet bij je zelf. Dat je weer geobsedeerd bent door iets. Je gaat er helemaal in op. Je nieuwe huis. Een gadget. Een auto. Kleren. Een vakantie. Een feest dat je gaat geven. Waarom: omdat het je een bepaald geluk belooft. Je hebt niet in de gaten dat het vaak het geluk is dat je bij anderen meende te zien en dat jou heeft aangestoken. En zo draaien we in het cirkeltje van het ´zelf´.
En eigenlijk blijft er alleen leegte over. Want al onze ongekende consumptie heeft ons niet gelukkiger gemaakt. Eerder verveeld. En leeg. En het heeft Gods schepping vernield. De armoe aan de andere kant van de wereld alleen maar schrijnender gemaakt.
Jezus heeft nooit brood geschapen of vermenigvuldigd voor zichzelf. Om de vingers naar zichzelf te wijzen. Kijk eens wat een grootheid Ik ben.
Als Jezus wonderen deed was het altijd dienstbaarheid. Brood voor hongerigen. Voor anderen. Nooit iets naar zichzelf toehalend. Eigen behoeften bevredigend.
Daarom eten wij ook het Avondmaal. Dat is de totale zelfovergave van Jezus. Het zichzelf voor anderen offeren. Dat is brood delen.
Wat een ongekende kritiek op onze westerse manier van leven. Als wij al iets met anderen te delen hebben, is het zo vaak alleen wat ergens nog in een hoekje over is, en anders toch weggegooid zou worden.
Aan de Avondmaalstafel eten wij brood dat als offergave is gebracht. Daarom halen de diakenen eerst de Avondmaalscollecte op. Zijn zij het die dienen. Zij gaan ons voor om ons te wijzen op een nieuwe manier van zijn.
´Langs beelden van hoop`, zo heet het veertigdagenproject. En het eerste hoopvolle beeld is een roos die in de woestijn bloeit.
De eerste roos die in de woestijn van deze wereld bloeit is Jezus. Hij heeft de verleiding weerstaan. Uiteindelijk werd de prijs heel hoog. De prijs van zijn eigen leven. Zo ver ging Hij. Dat is een enorme genade. Daarom wordt er Avondmaalsbrood gedeeld.
En door de kracht en in navolging van Jezus wordt ook ons leven nieuw. Hele kleine stukjes vaak. Heel vaak vallen we weer terug op de oude patronen. Egocentrisch. Maar genadig worden we telkens bij dit nieuwe leven gehaald. Ontstaan er beelden van hoop in ons leven.
De eerste christengemeente die op Pinksteren ontstond deelde ook brood. Elke dag gezamenlijk. En ze hadden alles gemeenschappelijk. Niemand ging voor zijn eigen belang. Ze dienden elkaar. Dat is wat de heilige Geest doet.
Wij zitten vaak zo vast in onze patronen van het zoeken van onszelf dat we zo’n verhaal van de Pinkstergemeente lezen als een soort idealistisch sprookje. Een droom die nooit uitkomt. Hoe kun je nu ooit zo ver komen dat iedereen alles zonder enige vorm van egoïsme of van jaloezie of iets dergelijks met elkaar deelt?
En toch geloven we die belofte.
Het volk Israël trok de woestijn in. Opgejaagd, maar door Gods kracht bevrijd. En in die woestijn gaf God zijn Tien Geboden. Tien woorden van leven. Elk woord, elk gebod weer een belofte. Dat het leven werkelijk goed zal zijn.
Jezus is opgegaan naar Jeruzalem om die geboden ten volle te volbrengen. Niet als strakke en strenge regels, maar in de zelfopoffering van de liefde.
De woestijn van de wereld waar mensen strijden voor hun eigen belangen en waar geweld en ellende heersen zal bloeien als een roos. Omdat Jezus ons is voorgegaan om niet bij brood alleen te leven.
Amen.